gepubliceerd op 21 maart 2003
Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid bevoegd zijn om de voorlopige voorstellen te doen inzake tuchtstraffen
11 FEBRUARI 2003. - Ministerieel besluit tot aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid bevoegd zijn om de voorlopige voorstellen te doen inzake tuchtstraffen
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 78, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002;
Gelet op het advies van het Directiecomité, gegeven op 10 februari 2003;
Gelet op het protocol van 11 februari 2003 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité XII - Sociale Zaken zijn vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is de continuïteit van de tuchtprocedure te garanderen;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Besluit :
Artikel 1.Voor de personeelsleden die onder hun gezag staan, zijn de volgende hiërarchische meerderen bevoegd om een voorlopig voorstel van tuchtstraf op te maken : 1. voor de ambtenaren van niveau 1, titularis van een graad van rang 15, of 13 : de hiërarchische meerdere, titularis van tenminste een managementfunctie N-2 of van een staffunctie;2. voor de ambtenaren van niveau 1, titularis van een graad van rang 10 : de hiërarchische meerdere, titularis van of belast met een ambt van een graad van ten minste rang 13;3. voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D : de hiërarchische meerdere, titularis van een graad van ten minste rang 10, die ten minste drie jaar graadanciënniteit telt.
Art. 2.Als overgangsmaatregel, wanneer een van de management- of staffuncties geen titularis heeft, is de bevoegde hiërarchische meerdere een ambtenaar van rang 16 aangewezen door de Voorzitter van het Directiecomité.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 oktober 2002.
Brussel, 11 februari 2003.
F. VANDENBROUCKE