Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 10 januari 2003
gepubliceerd op 28 januari 2003

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012029
pub.
28/01/2003
prom.
10/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/10/2003012029/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JANUARI 2003. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering


De Minister van Werkgelegenheid, Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op het artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997, 13 februari 1998, 7 april 1999, 22 mei 2001, 19 juli 2001, 10 augustus 2001 en 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 37, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999, 71, tweede lid, 1°, 119, 1°, 2° en 4°, 123, 1° en 2°, en 138, eerste lid, 1°;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip « gemiddeld dagloon » wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2001 tot wijziging van sommige bepalingen inzake de referteperiode betreffende loon- en arbeidstijdgegevens;

Gelet op het ministerieel besluit van 26 november 1991, inzonderheid op de artikelen 7, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 december 1995, 28 februari 1997 en 14 juni 2001, 8, 9, tweede lid, 41, tweede lid, 65, § 1, 66, eerste lid, 67, 68, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juni 1997, 71, § 1, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 oktober 1994, 5 augustus 1996, 20 juni 1997 en 9 juli 2000, en 87, eerste lid, 8°, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 juni 2001;

Gelet op de adviezen van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 27 april 1999, 4 april 2000 en 23 oktober 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 mei 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 13 mei 2002;

Gelet op de dringendheid wegens het feit dat dit ministerieel besluit in het kader van de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid past, dat het zekere bepalingen aanpast van het ministerieel besluit van 26 november 1991 aan de nieuwe regels met betrekking tot de referteperiode en aan het begrip van de gemiddelde dagelijkse bezoldiging, zoals ingevoerd bij de koninklijke besluiten van 10 juni 2001. Dat het eveneens bepaalde artikelen wijzigt van hetzelfde besluit, teneinde de principes die vermeld zijn in het wetsontwerp betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid te integreren.Dat dit ministerieel besluit dus absoluut en noodzakelijk op 1 januari 2003 in werking moet treden;

Gelet op het advies 34.538/1 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Artikel 7, eerste en tweede lid, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 december 1995, 28 februari 1997 en 14 juni 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.Voor een ononderbroken voltijdse tewerkstelling gedurende een volledig kwartaal worden 78 arbeidsdagen in rekening gebracht.

In de gevallen niet bedoeld in het eerste lid wordt voor een voltijdse tewerkstelling het aantal arbeidsdagen bekomen door toepassing van de volgende formule : A/R x 6, waarbij A overeenstemt met het aantal dagen waarop arbeidsprestaties werden verricht overeenkomstig artikel 37 van het koninklijk besluit R overeenstemt met de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur uitgedrukt in dagen, en waarbij het aldus bekomen aantal dagen gemiddeld per kwartaal 78 niet mag overschrijden.

Voor een deeltijdse tewerkstelling wordt het aantal arbeidsdagen bekomen door het aantal arbeidsuren te delen door één zesde van deze van de maatpersoon. Het bekomen quotiënt wordt afgerond naar de hogere eenheid. Het aldus bekomen aantal dagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden.

Wordt toepassing gemaakt van de bepaling van artikel 37, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit, dan mag het aantal dagen dat in rekening wordt gebracht voor het kwartaal waarin de referteperiode aanvangt, niet meer bedragen dan het aantal dagen berekend vanaf de dag waarop de referteperiode aanvangt tot de laatste dag van het betreffende kwartaal, met uitsluiting van de zondagen. »

Art. 2.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.Voor de vrijwillig deeltijdse werknemer wordt het aantal halve arbeidsdagen bekomen door het aantal dagen berekend overeenkomstig deze afdeling te vermenigvuldigen met twee. Het aldus bekomen aantal halve arbeidsdagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden. »

Art. 3.Artikel 9, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de vrijwillig deeltijdse leerkracht wordt het aantal halve arbeidsdagen bekomen door het aantal dagen berekend overeenkomstig het voorgaande lid te vermenigvuldigen met twee. Het aldus bekomen aantal halve arbeidsdagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden. »

Art. 4.In artikel 41, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « onder goedkeuring van de Minister ».

Art. 5.In artikel 65, § 1, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « gemiddelde loon waarop hij normaal recht had voor de recentste ononderbroken periode van ten minste vier weken tijdens dewelke hij in dienst was bij dezelfde werkgever, met uitsluiting van het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 » vervangen door de woorden « gemiddeld dagloon, waarop hij normaal recht had op het einde van de recentste ononderbroken periode van tenminste vier weken tijdens dewelke hij in dienst was bij dezelfde werkgever »;2° in het tweede lid worden de woorden « gemiddeld loon » vervangen door de woorden « gemiddeld dagloon ».

Art. 6.In artikel 66, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « gemiddeld loon » vervangen door de woorden « gemiddeld dagloon ».

Art. 7.In artikel 67 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, worden de woorden « met uitsluiting van het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971, » ingevoegd tussen de woorden « de arbeidscyclus, » en de woorden « gedeeld door het aantal betaalde uren, »;2° in § 1, derde lid, worden de woorden « dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 65, § 1, » vervangen door de woorden « dat overeenstemt met bedoeld loon voor overwerk, »;3° in § 2, tweede lid, worden de woorden « , met uitsluiting van het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971, » ingevoegd tussen de woorden « de arbeidscyclus » en de woorden « te delen door het aantal betaalde uren, »;4° in § 2, tweede lid, worden de woorden « dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 65, § 1 » vervangen door de woorden « dat overeenstemt met bedoeld loon voor overwerk ».

Art. 8.Artikel 68 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juni 1997, wordt vervangen als volgt : «

Art. 68.Voor de houthakker die per taak wordt bezoldigd, de huisarbeider die een stuk- of een taakloon ontvangt en elke andere werknemer die per taak wordt bezoldigd wordt de werkloosheidsuitkering berekend op het referteloon bedoeld in artikel 5 indien de werknemer voor het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal van de uitkeringsaanvraag, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 juni 2001 betreffende het gemiddeld dagloon, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, geen loon ontvangen heeft of een loon ontvangen heeft dat minder dan driemaal het referteloon bedraagt.

Wanneer de uitkeringsaanvraag uitgesteld werd ten gevolge van overmacht, wordt het kwartaal bedoeld in het eerste lid vervangen door het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin de eerste dag van de overmacht gesitueerd wordt. »

Art. 9.Artikel 71, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 oktober 1994, 5 augustus 1996, 20 juni 1997 en 9 juli 2000, wordt aangevuld met het volgende lid : « Als de loon- en arbeidstijdgegevens op globale wijze per kwartaal worden meegedeeld aan de dienst bevoegd voor de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, en als de ligging van de arbeidsprestaties en het ermee overeenstemmend loon binnen een kwartaal niet kan worden vastgesteld, worden de arbeidsprestaties en het ermee overeenstemmend loon die gelegen zijn in het kwartaal waarin een referteperiode aanvangt en die deze periode voorafgaan, geacht gelegen te zijn in de referteperiode. »

Art. 10.In artikel 87, eerste lid, 8°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 juni 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt b) wordt aangevuld als volgt : « omdat de gegevens in toepassing van artikel 138bis of krachtens artikel 11 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een kruispuntbank van de sociale zekerheid door middel van een elektronische techniek werden overgemaakt »;2° er wordt een punt e) ingevoegd, luidend als volgt : « e) de formulieren bedoeld in de voorgaande nummers niet of niet tijdig kan bekomen om een andere reden dan vermeld in b) .»

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 9 die in werking treden op 1 januari 2005.

Brussel, 10 januari 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^