Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 09 november 2004
gepubliceerd op 18 november 2004

Ministerieel besluit houdende het selecteren en begeleiden van projecten voor projectgebonden mechanismen in het kader van het Protocol van Kyoto

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036709
pub.
18/11/2004
prom.
09/11/2004
ELI
eli/besluit/2004/11/09/2004036709/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 NOVEMBER 2004. - Ministerieel besluit houdende het selecteren en begeleiden van projecten voor projectgebonden mechanismen in het kader van het Protocol van Kyoto


De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap en Innovatie en Buitenlandse Handel, Gelet op het decreet van 21 december 2001 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2002, inzonderheid op artikel 40, § 4, c, en § 5;

Gelet op het decreet van 22 februari 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto op 11 december 1997;

Gelet op het decreet van 19 december 2003 houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, inzonderheid op artikel 31;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 december 2003;

Overwegende de beslissing van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 tot de aankoop van de nodige emissiekredieten, aanvullend op interne reductiemaatregelen, tegen eind 2012, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid;2° projectvoorstel : een voorstel tot uitvoering van een emissiereducerende activiteit met fysisch karakter volgens de voorwaarden, bepaald in artikel 6 en 12 van het Protocol van Kyoto en de akkoorden van Marrakesh;3° projectontwikkelaar : de onderneming die naar aanleiding van een oproep een projectvoorstel indient;4° technisch comité : het technisch comité die de minister adviseert over de ontvankelijke projectvoorstellen;5° referentietermen : de referentievoorwaarden welke van toepassing zijn op de betreffende oproep van het Vlaams Gewest om projectvoorstellen in te dienen voor de implementatie van JI- en CDM-projecten (definities zoals opgenomen in de referentietermen);6° projectconceptnota : projectdocumentatie die de Projectontwikkelaar ter eerste beoordeling dient voor te leggen aan het Vlaams Gewest.7° projectontwerpdocument : projectdocumentatie die de Projectontwikkelaar ter validatie en/of determinatie moet voorleggen aan de Operationele of Onafhankelijke entiteit in de vorm van een Project Design Document (definities zoals opgenomen in de referentietermen).

Art. 2.Binnen de beschikbare begrotingskredieten kan begeleiding en advies worden verleend aan een projectontwikkelaar onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit.

Art. 3.De minister stelt een technisch comité samen die bestaat uit maximaal vijf leden, voorgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid. Het technisch comité kan zich laten bijstaan door onafhankelijke experts.

Art. 4.De verstrekker van deze begeleiding en advies is aangewezen door de minister door middel van een algemene offerteaanvraag.

Art. 5.De adviesverlening en begeleiding hebben betrekking op de volgende onderdelen van het op te stellen projectontwerpdocument : 1° de algemene beschrijving van het project;2° een studie van het referentiescenario en een motivering van de additionaliteit;3° een beschrijving van de niet-broeikasgasgerelateerde milieu-impact als er geen milieu-effectenrapport vereist is;4° de socio-economische aspecten en ontwikkelingsaspecten;5° opvolgings- en verificatieplan;6° duur van het project;7° de vereiste documenten voor de onderdelen van het projectdossier, vermeld in artikel 5.

Art. 6.De begeleiding en het advies wordt toegekend volgens een wedstrijdformule waarbij de minister na een oproep begeleiding en adviesverlening toekent, binnen een vooraf bepaalde begrotingsenveloppe, aan de best gerangschikte projectvoorstellen.

De minister bepaalt bij de oproep de termijn voor de indiening van de projectvoorstellen.

Art. 7.De projectontwikkelaar die begeleiding en advies wil ontvangen in het kader van dit besluit, dient naar aanleiding van een oproep een projectvoorstel in.

Het projectvoorstel omvat de verklaring van interesse van de projectpartners, de projectconceptnota, informatie over het stadium van principiële goedkeuring door het gastland, jaarrekeningen van de laatste drie jaar van alle projectpartners en een verklaring op erewoord van alle bij de projectactiviteit betrokken projectpartners dat zij in orde zijn met de overheidsverplichtingen en -vergunningen in het land van vestiging.

Art. 8.Het technisch comité onderzoekt de ontvankelijkheid, de volledigheid en de tijdigheid van indienen van de projectvoorstellen binnen maximaal vijfenveertig kalenderdagen na afsluiting van de oproeptermijn. Een projectvoorstel is ontvankelijk als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het project is in een opstartfase en op het moment van indienen van het projectvoorstel is er nog geen emissiereductie gerealiseerd;2° de projectontwikkelaar of betrokken projectpartner heeft geen schulden bij de overheid of instanties voor sociale verzekeringen;3° het gastland : a) heeft het Protocol van Kyoto geratificeerd;b) heeft het projectvoorstel principieel goedgekeurd of heeft de intentie dat te doen;c) bevestigt dat het (CDM-) project kadert binnen haar duurzame ontwikkelingsobjectieven;d) het politieke risico voor de buitenlandse investering en het risico op verlies door aantasting van het eigendomsrecht zijn beperkt.Tegen het gastland zijn geen internationale sancties uitgevaardigd; 4° het project heeft betrekking op een van de volgende technologieën : a) duurzame energie uit hernieuwbare energiebronnen;b) energie-efficiëntiemaatregelen;c) brandstofomschakeling of de omschakeling van CO2-intensieve brandstoffen naar brandstoffen met een lagere CO2-uitstoot;d) reducties van de uitstoot van andere broeikasgassen (niet CO2) in de industriële sector;5° de emissiereductie van broeikasgas(sen) : a) het project resulteert in een emissiereductie van een gas, opgelijst in Annex A van het Protocol van Kyoto;b) aan het additionaliteitsprincipe in vergelijking met het referentiescenario is voldaan;c) de emissiereducties moeten reëel en blijvend zijn;6° er is geen significant negatieve milieu-impact voor milieuaspecten die niet gerelateerd zijn aan het broeikasgaseffect;7° het project heeft geen negatieve impact op socio-culturele aspecten;8° financieel-economische duurzaamheid : a) er is een positief perspectief op de continuïteit van de onderneming;b) de financiële capaciteit van de onderneming staat in goede verhouding tot de projectomvang en de benodigde investeringen;9° aan het additionaliteitsprincipe is voldaan op technologisch vlak, van toepassing op gastlanden die niet tot Annex B van het Protocol van Kyoto behoren;10° aan het additionaliteitsprincipe is voldaan op financieel vlak, van toepassing op gastlanden die niet tot Annex B van het Protocol van Kyoto behoren. De projectontwikkelaar kan op verzoek van het technisch comité, zijn projectvoorstel vervolledigen tot vijftien kalenderdagen na de afsluiting van de oproep.

Art. 9.Het technisch comité onderzoekt de ontvankelijke projectvoorstellen aan de hand van de hierna volgende beoordelingscriteria. Het gewicht van de criteria wordt bepaald door een wegingscoëfficiënt, zoals hieronder weergegeven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor ze overgaat tot de concrete beoordeling van de projectvoorstellen, kan het technisch comité beslissen om de projectontwikkelaars te horen als ze een toelichting wenselijk acht.

Het technisch comité rangschikt de projectvoorstellen op basis van de beoordelingscriteria en legt ze binnen maximaal vijfenveertig dagen na afsluiting van de oproeptermijn ter goedkeuring voor aan de minister.

Art. 10.De minister bekrachtigt de voorgelegde rangschikking van het technisch comité binnen maximaal vijftien kalenderdagen na de datum van ontvangst. De begeleiding en adviesverlening wordt toegekend volgens de plaats in de rangschikking, in dalende volgorde, te beginnen bij de eerste tot uitputting van het beschikbare budget. Als het saldo ontoereikend is om twee of meer gelijk gerangschikte projectvoorstellen volledig te begeleiden en adviseren, wordt met dat resterende saldo geen begeleiding meer toegekend.

De beslissing tot toekenning van begeleiding en advies wordt genomen bij een ministerieel besluit.

De begeleiding en adviesverlening kan pas een aanvang nemen nadat met de projectontwikkelaar is overeengekomen dat aan het Vlaams Gewest het exclusieve recht wordt verleend om gedurende een periode van negen maanden een aankoopoptie te lichten op alle emissiekredieten die het project genereert. Indien een project waaraan begeleiding werd toegekend aan alle voorwaarden inzake de procedure voor de tweede doorlichting, beschreven in de referentietermen, voldoet en indien voldoende financiële middelen beschikbaar zijn, zal de optie gelicht worden en een aankoopcontract worden afgesloten.

De indiener van een project dat niet voldoet aan de ontvankelijkheids- of beoordelingscriteria en de indiener van een gerangschikt project waarvoor geen budget meer beschikbaar is, worden hiervan op de hoogte gebracht binnen veertien kalenderdagen na de datum van het ministerieel besluit, vermeld in artikel 10. De inkennisstelling vermeldt de motivering en de beroepsmogelijkheden.

Art. 11.In geval van wijzigingen in het project, vroegtijdige stopzetting of beslissing tot niet-uitvoering van het project moet de projectontwikkelaar het Vlaams Gewest hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte brengen.

Art. 12.De middelen voor de begeleiding en adviesverlening worden aangerekend op het Fonds voor het Flankerend Economisch Beleid, rubriek 50.01, van het begrotingsjaar 2003.

Art. 13.De kosten voor de begeleiding en adviesverlening kunnen geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd als de voorwaarden van dit besluit niet werden nageleefd en met behoud van de toepassing van de bepaling in de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat.

Art. 14.De onderneming zal in de mondelinge en schriftelijke communicatie over het project steeds vermelden dat het is opgezet met de steun van de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 9 november 2004.

F. MOERMAN

^