Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 09 juni 2009
gepubliceerd op 13 augustus 2009

Ministerieel besluit tot aanneming van het bestek voor het veiligheidspersoneel

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2009014164
pub.
13/08/2009
prom.
09/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/09/2009014164/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JUNI 2009. - Ministerieel besluit tot aanneming van het bestek voor het veiligheidspersoneel


De Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, artikel 6, § 2; tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen, de artikelen 12, 13 en 18;

Gelet op het advies van de spoorweginfrastructuurbeheeder gegeven op 13 augustus 2008;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op advies nr. 45.727/4 van de Raad van State, gegeven op 20 januari 2009, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat ingevolge een algemene opmerking van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State, de auteur van dit besluit bevestigt dat het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen, aan de Minister de bevoegdheid verleent voor de aanneming van voorliggend besluit;

Overwegende dat overeenkomstig de artikelen 12 en 18 van het voorvermeld koninklijk besluit, het voorliggend besluit het bestek voor het veiligheidspersoneel, dat door een spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder wordt tewerkgesteld, in zijn geheel aanneemt en het aldus beantwoordt aan de bevoegdheid van de Minister op grond van een hogere juridische norm;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 18, eerste lid, van het voorvermeld koninklijk besluit, de bijlage bij het voorliggend besluit de bundel 3.1.1 van het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur, met betrekking tot het bestek voor het personeel van de infrastructuurgebruiker en voor zijn hulpondernemingen vervangt, zoals bij vermelding bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad van 5 februari 2004 (2de uitgave);

Dat voorliggend besluit dus het principe van de hiërarchie van de normen respecteert, Besluiten :

Artikel 1.Aangenomen wordt het bestek voor het veiligheidspersoneel dat als bijlage bij dit besluit gaat.

Art. 2.Voor zover de geldigheidsdatum niet overschreden is, blijven vóór de goedkeuring van dit besluit afgeleverde geschiktheidsbrevetten geldig, overeenkomstig de bepalingen van bundel 3.1.1 van het Algemeen Reglement voor het Gebruik van de Spoorweginfrastructuur betreffende het bestek voor het personeel van de infrastructuurgebruiker en voor zijn hulpondernemingen.

Brussel, 9 juni 2009.

De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

Bijlage bij het ministerieel besluit van 9 juni 2009 tot aanneming van het bestek voor het veiligheidspersoneel BESTEK VOOR HET VEILIGHEIDSPERSONEEL Deze tabel vervangt alle vorige tabellen.

Supplement nr.

Onderwerp


Inleidende bepaling Dit bestek is van toepassing onder voorbehoud van de andere wettelijke bepalingen en reglementen met betrekking tot het veiligheidspersoneel.

Bestek voor het veiligheidspersoneel DEEL A - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INHOUD 1 Algemeen 1.1 Begripsomschrijvingen 1.1.1 Infrastructuurgebruiker (afgekort IG) : 1.1.2 Veiligheidspersoneel : 1.1.3 Veiligheidsfuncties : 1.1.4 Controle : 1.1.5 Inspectie : 1.2 Hulponderneming van een spoorwegonderneming of van de infrastructuurbeheerder 1.3 Vakbekwaamheden 1.4 Medische en psychologische criteria 2 Certificering van het veiligheidspersoneel 2.1 Treinpersoneel 2.1.1 Certificering van het treinpersoneel 2.1.2 Prestaties voor meerdere IG's 2.1.3 Verandering van werkgever 2.1.4 Onderbreking in de uitoefening van een veiligheidsfunctie 2.2 Andere veiligheidsfuncties 2.2.1 Algemene bepalingen 2.2.2 Vakbekwaamheid 2.2.3 Onderbroken uitoefening van een veiligheidsfunctie 3 Documenten tot staving van de certificering van het veiligheidspersoneel 3.1 Algemene bepalingen 3.2 Treinpersoneel 3.2.1 Bestuurder 3.2.2 Begeleider 3.3 Andere veiligheidsfuncties 3.3.1 Beginsel 3.3.2 Attest van geschiktheid voor een veiligheidsfunctie 4 Taalkennis van het veiligheidspersoneel 4.1 Algemene bepalingen 4.2 Vereist taalkennisniveau 4.2.1 Beginsel 4.2.2 Bijzondere bepalingen voor het treinpersoneel 4.3 Beoordeling van de taalvaardigheid 4.3.1 Beginselen 4.3.2 Treinpersoneel 4.3.3 Ander Veiligheidspersoneel dan treinpersoneel 5 Documentatie zoals aangegeven in punt 2 van de bijlage IV van de wet van 19/12/2006 betreffende de exploitatieveiligheid 6 Bepalingen betreffende het gebruik van alcohol of psychoactieve stoffen 6.1 Verplichting van het veiligheidspersoneel 6.2 Verplichtingen van de IG's en van de IB 6.3 Toegelaten grens 6.4 Optreden door de IB 7 Veiligheidspersoneel dat een risico voor de spoorwegveiligheid inhoudt 7.1 Verplichting van het veiligheidspersoneel 7.2 Verplichting van de spoorwegondernemingen en van de IB 7.3 Optreden van de veiligheidsinstantie 7.4 Optreden van de infrastructuurbeheerder 7.4.1 Rol van de infrastructuurbeheerder 7.4.2 Rol van de veiligheidsinstantie 7.5 Onaangepast gedrag Bijlagen Bijlage 1 - Medische en psychologische criteria Bijlage 2 - Attest van tewerkstelling van besturingspersoneel Bijlage 3 - Vergunning van bestuurder Bijlage 4 - Attest van lijnkennis Bijlage 5 - Attest van materieelkennis Bijlage 6 - Attest van begeleider Bijlage 7 - Attest van beroepskennis

1 Algemeen 1.1 Begripsomschrijvingen 1.1.1 Infrastructuurgebruiker (afgekort IG) : Wordt beschouwd als infrastructuurgebruiker : - de spoorwegondernemingen (afgekort SO) die toegang tot de Belgische spoorweginfrastructuur hebben krachtens artikel 6 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur; - de infrastructuurbeheerder (afgekort IB) met het oog op het onderhoud, het beheer, de vernieuwing en de uitbreiding van de spoorweginfrastructuur krachtens artikel 9 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur; - de verenigingen of ondernemingen die de Belgische spoorweginfrastructuur mogen gebruiken overeenkomstig een specifieke wetgeving. 1.1.2 Veiligheidspersoneel : Personeel van de IG dat, al is het maar sporadisch, één of meerdere veiligheidsfuncties uitoefent.

Indien het veiligheidspersoneel van de IG meerdere functies uitoefent, moet de kennis hebben van het geheel en voorrang geven aan de veiligheidsfuncties, meer bepaald bij storingen. 1.1.3 Veiligheidsfuncties : Het geheel van activiteiten die verbonden zijn aan een betrekking of een werkpost en die deel uitmaken van het veiligheidssysteem voor het spoorwegverkeer.

Veiligheidsfuncties die door het personeel van de IG's kunnen worden uitgeoefend : - bestuurder; - verantwoordelijke bediende voor de rangeerdienst; - begeleider van reizigerstreinen; - begeleider van goederentreinen; - verantwoordelijke bediende voor het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen; - verantwoordelijke voor het samenstellen en verzenden van treinen; - verantwoordelijke bediende voor het beheer van de administratieve verrichtingen met betrekking tot het rangeren, de bediening van installaties, het samenstellen en verzenden van treinen; - verantwoordelijke bediende voor het bedienen van de spoortoestellen en van de seininrichtingsinstallaties (binnen de perken van de overeenkomsten tussen de spoorwegondernemingen en de infrastructuurbeheerder); - verantwoordelijke bediende voor de schouwing van het rollend materieel; - verantwoordelijke bediende voor het onderhouden van het rollend materieel; - onderstationchef specialiteit « reiziger » - toezicht en bediening van de perrons en uitwijkbundels; - bediende belast met de rangeringen specialiteit « reiziger ».

Veiligheidsfuncties die specifiek door het personeel van de infrastructuurbeheerder kunnen worden uitgeoefend : - verantwoordelijke bediende voor de uitvoering van de werken; - verdeler tractiestroom; - begeleider van werktreinen; - overwegwachter; - bediende beweging; - seingever en operator; - mobiele seingever; - schildwacht.

De hierboven genoemde veiligheidsfuncties moeten als dusdanig beschouwd worden en dit zonder rekening te houden met graden of bekwaamheden. 1.1.4 Controle : Onderzoek naar de conformiteit van een product of een prestatie met de vereiste normen betreffende spoorwegveiligheid. 1.1.5 Inspectie : Bij de inspectie wordt nagetrokken of : o er rekening gehouden wordt met alle vereiste normen betreffende spoorwegveiligheid bij de organisatie van de geïnspecteerde entiteit, zoals ze beschreven is; o alle procedures en methodes daadwerkelijk worden toegepast; o de vooropgestelde resultaten worden bereikt, inzonderheid door terugkoppeling (balans van de actieplannen, feedback, interne audits, ...).

De inspectie wordt vooraf gemeld. 1.2 Hulponderneming van een spoorwegonderneming of van de infrastructuurbeheerder Men verstaat onder hulponderneming, elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, vereniging of onderneming die de spoorweginfrastructuur gebruikt en waarop de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder een beroep doet, onder haar of zijn controle en bevoegdheid.

De verplichtingen van de hulponderneming worden vastgelegd in een contract dat ze afsluit met de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder.

Alvorens het statuut van hulponderneming toe te kennen, moet de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder nakijken of deze hulponderneming voldoet aan alle voorwaarden die haar of hem zelf opgelegd worden qua veiligheidspersoneel.

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen waarborgt het veiligheidsbeheersysteem van de spoorwegonderneming of van de infrastructuurbeheerder de beheersing van alle risico's, met inbegrip van het inzetten van aannemers.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder moet ervoor zorgen dat haar of zijn hulponderneming de regels eerbiedigt en haar verplichtingen nakomt.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder deelt de toekenning of de intrekking van een statuut van hulponderneming mee aan de veiligheidsinstantie. 1.3 Vakbekwaamheden Het veiligheidspersoneel moet een (fundamentele, aanvullende en permanente) opleiding krijgen. De aan zijn functie aangepaste opleiding moet vóór en tijdens de uitoefening van de betrokken functie gevolgd worden.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder beschrijft in het veiligheidsbeheersysteem het toegepaste pedagogische proces dat ervoor moet zorgen dat het tewerkgestelde personeel of het personeel dat voor haar of zijn rekening werkt, vakbekwaamheden verwerft en behoudt (individueel dossier van het betrokken personeelslid, gegevens betreffende de opleiders, examinatoren, georganiseerde opleidingen, ).

De spoorwegonderneming en de infrastructuurbeheerder maken een individueel pedagogisch dossier op voor de evaluatie van het beheerproces van de bekwaamheden.

Deel B van dit bestek beschrijft de te verwerven bekwaamheden met betrekking tot de veiligheidsfuncties van het personeel van de infrastructuurbeheerder.

Deel C van dit bestek beschrijft de te verwerven bekwaamheden met betrekking tot de veiligheidsfuncties van het personeel van de infrastructuurgebruikers. 1.4 Medische en psychologische criteria Het veiligheidspersoneel moet aan de medische en eventueel aan de psychologische criteria beantwoorden vóór en tijdens de uitoefening van zijn functie.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder beschrijft in het veiligheidsbeheersysteem het toegepaste medische en psychologische proces waarmee onderzocht wordt of het tewerkgestelde personeel of het personeel dat voor haar/zijn rekening werkt, aan de criteria voldoet, alsook de manier waarop de verschillen worden opgespoord.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder stelt een individueel medisch dossier op. Dit dossier vermeldt de controlegegevens in verband met de uitgevoerde medische en psychologische onderzoeken (benaming van de medische instelling, naam en stempel van de arbeidsgeneesheer, data van de onderzoeken, verklaringen van fysieke en psychologische geschiktheid of fysieke en/of psychologische ongeschiktheid).

De medische en psychologische criteria met betrekking tot de veiligheidsfunctie worden opgesomd in bijlage 1. 2 Certificering van het veiligheidspersoneel 2.1 Treinpersoneel 2.1.1 Certificering van het treinpersoneel Het treinpersoneel van de IG's wordt gecertificeerd overeenkomstig de geldende wetgeving.

In het kader van de bijwerking van de vergunningen van bestuurder en van de attesten van begeleider, moeten de attesten bedoeld in de artikelen 8, § 3, en 9, § 3, van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen, binnen de zes maanden die de vervaldatum van deze vergunningen en attesten voorafgaan worden opgemaakt. 2.1.2 Prestaties voor meerdere IG's Op verzoek van een andere IG kan de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder voor wier/wiens rekening een vergunning van bestuurder of een attest van begeleider werd uitgereikt, toestaan dat de houder van de vergunning of van het attest prestaties verricht voor de aanvrager.

De voorschriften voor de inzet van dit personeel worden door de betrokken partijen in gemeenschappelijk overleg vastgelegd, met inachtneming van de volgende minimumvoorwaarden : o verlening van een machtiging aan het betrokken personeelslid door de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder voor wier/wiens rekening de vergunning van bestuurder of het attest van begeleider werd uitgereikt; o invoering van een systeem dat, rekening houdend met de gezamenlijke activiteiten binnen beide ondernemingen, gericht is op de naleving van de regels betreffende het personeel en in het bijzonder : - aantal maximale opeenvolgende prestaties; - rijtijden; - tijd tussen twee prestaties; - maximumduur van een prestatie; - vakbekwaamheid; - medische geschiktheid. 2.1.3 Verandering van werkgever Wanneer de bestuurder van werkgever verandert, moet de vergunning worden vervangen.

Indien de voor de nieuwe vergunning vereiste bekwaamheden identiek zijn aan de vroegere bekwaamheden, moet de bestuurder geen examen van vakbekwaamheid afleggen, voor zover : o hij beschikt over de nodige documenten; o hij in staat is de rijvoorschriften van zijn nieuwe werkgever toe te passen; o de besturingsactiviteiten van de bestuurder niet gedurende meer dan 6 maanden werden onderbroken.

De nodige inlichtingen worden door de vorige werkgever vermeld op een attest dat conform het model van bijlage 2 moet worden opgesteld. 2.1.4 Onderbreking in de uitoefening van een veiligheidsfunctie Wanneer de uitoefening van een veiligheidsfunctie meer dan 6 maanden onderbroken werd, moet de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder de vakbekwaamheid van het betrokken veiligheidspersoneel nagaan. 2.2 Andere veiligheidsfuncties 2.2.1 Algemene bepalingen Het personeel van de IG's dat een andere veiligheidsfunctie dan bestuurder of begeleider uitoefent, wordt gecertificeerd door de spoorwegonderneming of door de infrastructuurbeheerder.

De certificering van het veiligheidspersoneel van de IG's door de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder maakt deel uit van het veiligheidsbeheersysteem, onder meer wat de professionele ervaring van de examinatoren en de organisatie van de examens betreft.

Onder certificering verstaat men de handeling waarbij de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder beslist dat een persoon een of meer veiligheidsfuncties mag uitoefenen. Deze procedure dient om na te gaan of een persoon de fundamentele of aanvullende opleidingsdoelstellingen daadwerkelijk gehaald heeft.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder moet eerst natrekken of de betrokken persoon medisch en vakkundig geschikt is en op de hoogte is van de kenmerken en het specifiek karakter van de veiligheidsfuncties die hij zal moeten uitoefenen.

Om veiligheidsfuncties uit te oefenen moet de persoon minstens achttien jaar oud zijn.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder bepaalt zo nodig in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem, de geldigheidsduur van zijn certificeringen en de bijwerkingvoorwaarden, onder voorbehoud dat de gecertificeerde steeds medisch geschikt is en zijn veiligheidsfunctie voldoende continu heeft uitgeoefend.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder zorgt in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem voor de individuele voortgang van het personeel dat veiligheidsfuncties uitoefent, opdat het voldoet en blijft voldoen aan de vereiste medische, psychologische en professionele criteria. 2.2.2 Vakbekwaamheid De vakbekwaamheid heeft betrekking op de bekwaamheden die nodig zijn voor de uitoefening van elke veiligheidsfunctie. Onder vakbekwaamheden dient men te verstaan, de eigenlijke vakbekwaamheden en de bekwaamheid deze op een correcte manier, zowel in een normale als in een verstoorde situatie, in de praktijk om te zetten.

De vakbekwaamheden, vereist voor het uitoefenen van veiligheidsfuncties op de Belgische spoorweginfrastructuur zijn de volgende : o een algemene kennis van het Belgische spoorwegexploitatiesysteem, rekening houdend met de uitgeoefende veiligheidsfuncties. Dit omvat : - de werkingsprincipes van de veiligheidssystemen; - de rol van de verschillende personen met een veiligheidsfunctie; - de algemene kennis van de spoorwegrisico's, in het bijzonder die verbonden aan het verkeer, ongeacht de tractiewijze; o de algemene kennis van de veiligheidsvoorschriften; o de kennis eigen aan elke veiligheidsfunctie.

De bekwaamheid om de verworven kennis operationeel toe te passen, zowel in normale als in abnormale omstandigheden, vereist dat het personeelslid het volgende beheerst : o de toepassing van de procedures en regels in verband met de uitgeoefende veiligheidsfuncties, met inbegrip van de communicatieprocedures; o het gebruik van de installaties, het materieel en de werktuigen; o de toepassing van de maatregelen ter voorkoming van de beroepsrisico's betreffende het personeel. Het personeelslid moet in het algemeen zijn gedrag kunnen aanpassen aan de verschillende werkomstandigheden. 2.2.3 Onderbroken uitoefening van een veiligheidsfunctie Wanneer de uitoefening van een veiligheidsfunctie meer dan 6 maanden onderbroken werd, moet de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder de vakbekwaamheid van het betrokken veiligheidspersoneelslid nagaan. 3 Documenten tot staving van de certificering van het veiligheidspersoneel 3.1 Algemene bepalingen De spoorwegonderneming en de infrastructuurbeheerder zijn verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens op de verschillende documenten die ze als gevolg van de bepalingen van dit hoofdstuk beheren.

Ze zorgen ervoor dat de gegevens, wanneer nodig, onmiddellijk worden bijgewerkt; ze moeten de bewijsstukken met betrekking tot die gegevens steeds kunnen voorleggen.

De infrastructuurgebruiker neemt alle nodige maatregelen om te voorkomen dat een document waarvan de geldigheidsdatum overschreden is of dat de houder om welke reden dan ook niet meer mag gebruiken, nog gebruikt wordt.

Zodra de betrokkene niet meer aan de certificeringvereisten voldoet, verbiedt de werkgever hem onmiddellijk veiligheidsfuncties te vervullen en schrapt hij hem van de lijst van zijn personeel dat die functies mag uitoefenen. 3.2 Treinpersoneel 3.2.1 Bestuurder 3.2.1.1 Vergunning van bestuurder De vergunning van bestuurder is conform het model dat als bijlage 3 gaat.

Ze wordt uitgereikt in de taal waarin het brevet van vakbekwaamheid opgesteld is.

De gecertificeerde moet altijd zijn vergunning bij zich hebben tijdens de uitoefening van zijn functie.

Om geldig te zijn, moet de vergunning van bestuurder tegelijk vergezeld zijn van : - de bijlage 1, met als titel « Attest van lijnkennis »; - de bijlage 2, met als titel « Attest van materieelkennis ». 3.2.1.2 Vergunningscategorieën De vergunningscategorieën hangen af van de door de bestuurder gevolgde fundamentele opleiding en aanvullende opleidingen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2.1.4 Attest van lijnkennis Het is conform het model dat als bijlage 4 gaat.

Bijlage 1 bij de vergunning van bestuurder wordt uitgereikt door de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder, die aldus bevestigt dat de bestuurder-houder : - beschikt over de kennis voorgeschreven door de veiligheidsvoorschriften wat de lijnkennis betreft; - voldaan heeft aan de fundamentele en aanvullende opleidingen betreffende de bijzondere bepalingen betreffende bepaalde lijnen of baanvakken.

De fundamentele en aanvullende opleidingen betreffende de bijzondere bepalingen betreffende bepaalde lijnen of baanvakken zijn weergegeven op bijlage 1 bij de vergunning van bestuurder : - de Noord-Zuidverbinding; - het baanvak Ans - Luik; - de lijnen met signalisatie TVM 430; - de lijnen met signalisatie TBL 2; - de lijnen met signalisatie ETCS; - de verbinding Antwerpen Noord-Zuid. 3.2.1.5 Attest van materieelkennis Het is conform het model dat als bijlage 5 gaat.

Bijlage 2 bij de vergunning van bestuurder wordt uitgereikt door de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder, die aldus bevestigt dat de bestuurder-houder : - beschikt over de kennis voorgeschreven door de veiligheidsvoorschriften wat de materieelkennis betreft; - geslaagd is voor de fundamentele en aanvullende opleidingen betreffende het diensttype.

Het op grond van de bekende reglementering toegelaten diensttype wordt weergegeven door een code op bijlage 2 bij de vergunning van bestuurder : - E : besturen van locomotieven met stroomafnemer; - Z : besturen van locomotieven zonder stroomafnemer; - HSL : besturen op hogesnelheidslijnen; - AUTO : besturen van autonome werkvoertuigen of lichte voertuigen. 3.2.2 Begeleider 3.2.2.1 Attest van begeleider Een attest van begeleider wordt uitgereikt voor rekening van een spoorwegonderneming.

Het is conform het model dat als bijlage 6 gaat.

Dit attest van begeleider wordt op naam uitgereikt aan de gecertificeerde, die het altijd bij zich moet hebben bij de uitoefening van zijn functie.

Om geldig te zijn, moet dit attest van begeleider vergezeld zijn van een bijlage met als titel "Attest van beroepskennis". 3.2.2.2 Attest van beroepskennis Het attest van beroepskennis wordt uitgereikt door de spoorwegonderneming, die daarmee bevestigt dat de houder : - beschikt over de kennis voorgeschreven door de veiligheidsvoorschriften wat de materieelkennis betreft; - voldaan heeft aan de fundamentele en aanvullende opleidingen betreffende de bijzondere bepalingen betreffende bepaalde lijnen of baanvakken; - het vereiste taalkennisniveau in het Nederlands en/of in het Frans heeft.

Het is conform het model dat als bijlage 7 gaat. 3.3 Andere veiligheidsfuncties 3.3.1 Beginsel Voor elke door iedere maatschappij te bepalen werkzetel houdt de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder een register bij, met voor elke gecertificeerde de volgende gegevens : o de naam en voornaam; o de toegelaten veiligheidsfunctie(s); o de werkpost(en) waar deze functie(s) mag (mogen) worden uitgeoefend; o de certificeringdatum; o de eventuele geldigheidsduur van de certificering.

De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder houdt de documenten betreffende de vakbekwaamheid bij. 3.3.2 Attest van geschiktheid voor een veiligheidsfunctie De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder reikt een attest van geschiktheid uit aan het personeel dat deze functie uitoefent : o buiten zijn werkplaats; o buiten de uren waarin het register kan worden geraadpleegd.

Dit attest vermeldt alle veiligheidsfuncties waarvoor het personeel gecertificeerd is.

Met dit attest wordt bevestigd dat de houder ervan in het register staat, dat overeenkomstig de bovenvermelde bepalingen op zijn werkzetel wordt bijgehouden. 4 Taalkennis van het veiligheidspersoneel 4.1 Algemene bepalingen Dit hoofdstuk behandelt enkel de vereiste taalvaardigheid die het veiligheidspersoneel nodig heeft om actief en efficiënt te communiceren in routinesituaties, problematische situaties en noodsituaties.

De vorm en de inhoud van de mededelingen alsook de te volgen procedures worden door de infrastructuurbeheerder vastgelegd in het kader van de veiligheidsreglementering van de exploitatie van de spoorweginfrastructuur.

Het veiligheidspersoneel dat over doorslaggevende veiligheidsvragen met de infrastructuurbeheerder moet communiceren, moet over een voldoende taalvaardigheidsniveau van de door de infrastructuurbeheerder opgegeven taal beschikken. 4.2 Vereist taalkennisniveau 4.2.1 Beginsel De taalkennis van het veiligheidspersoneel van de infrastructuurgebruikers moet de personeelsleden ten minste in staat stellen een minimaal gesprek te voeren en informatie over veiligheid, werkorganisatie en stiptheid van het treinverkeer volgens de veiligheidsvoorschriften betreffende de exploitatie van de spoorweginfrastructuur uit te wisselen. 4.2.2 Bijzondere bepalingen voor het treinpersoneel Het treinpersoneel moet over de nodige taalkennis beschikken, die het moet in staat stellen veiligheidsinformatie uit de reglementering van de exploitatie van de spoorweginfrastructuur uit te wisselen. Die uitwisseling is gebaseerd op geformaliseerde procedures, die gebruikmaken van schriftelijke berichten en/of formulieren, die door de infrastructuurbeheerder worden opgelegd. 4.3 Beoordeling van de taalvaardigheid 4.3.1 Beginselen De taalvaardigheid van het veiligheidspersoneel moet op grond van de door de infrastructuurbeheerder opgegeven taal worden geëvalueerd. 3 mogelijkheden betreffende taalvaardigheid kunnen zich voordoen : o voldoende kennis van het Frans; o voldoende kennis van het Nederlands; o voldoende kennis van het Frans en het Nederlands. 4.3.2 Treinpersoneel De taalkennis wordt geëvalueerd tijdens een examen dat volgens de geldende wetgeving wordt georganiseerd. Als iemand voor die taaltest slaagt, wordt dat op het bekwaamheidsattest op naam van de geslaagde vermeld. 4.3.3 Ander Veiligheidspersoneel dan treinpersoneel De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder evalueert de taalkennis bij de certificering. 5 Documentatie zoals aangegeven in punt 2 van de bijlage IV van de wet van 19/12/2006 betreffende de exploitatieveiligheid In het kader van zijn aanvraag tot aflevering van een netgebonden veiligheidsvergunning legt de spoorwegonderneming de volgende documentatie voor : o Een lijst van de door de spoorwegonderneming geïdentificeerde veiligheidsfuncties op basis van : - haar activiteiten in België; - de opsomming van de veiligheidsfuncties voor het personeel van de IG zoals vermeld in het punt 1.1.3 van deel A van dit bestek. o Een document dat voor elke veiligheidsfunctie omschrijft hoe het personeel van de spoorwegonderneming dat houder is van een of meerdere functies, voldoet aan de pertinente eisen zoals opgenomen in de TSI's of de nationale regelgeving. o Een document dat voor elke geïdentificeerde veiligheidsfunctie de « beroeps-« documenten beschrijft die de spoorwegonderneming hun ter beschikking stelt. o Een document dat voor elke geïdentificeerde veiligheidsfunctie beschrijft hoe het personeel van de spoorwegonderneming dat houder is van een of meerdere van deze functies, voldoet aan de eisen van : - de arbeidswet van 16 maart 1971; - het koninklijk besluit van 7 november 2008 houdende regeling van bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten in de spoorwegsector verrichten. o Een document dat voor elke geïdentificeerde veiligheidsfunctie de procedure en de door de spoorwegonderneming ter beschikking gestelde middelen beschrijft : - ter verkrijging van de certificatie, na een fundamentele of aanvullende opleiding, van haar personeel dat een veiligheidsfunctie van boordpersoneel uitoefent, overeenkomstig de beschikkingen van de artikelen 8 en 9 van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen. - ter certificering, na een fundamentele of aanvullende opleiding, van haar personeel dat een andere veiligheidsfunctie dan het boordpersoneel uitoefent, overeenkomstig de beschikkingen van artikel 10 van het koninklijk besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen. 6 Bepalingen betreffende het gebruik van alcohol of psychoactieve stoffen 6.1 Verplichting van het veiligheidspersoneel Het veiligheidspersoneel mag op geen enkel moment tijdens zijn dienst onder invloed zijn van stoffen die de waakzaamheid, de concentratie of het gedrag aantasten. 6.2 Verplichtingen van de IG's en van de IB Het is verboden veiligheidspersoneel toe te laten zijn taken uit te voeren in staat van dronkenschap of onder invloed van psychoactieve stoffen, zoals drugs, verdovende middelen of oneigenlijk gebruikte therapeutische stoffen.

De veiligheidsbeheersystemen van de spoorwegonderneming en van de infrastructuurbeheerder moeten controle- en preventieve maatregelen bevatten in verband met het gebruik van alcohol en psychoactieve stoffen. 6.3 Toegelaten grens Het veiligheidspersoneel mag niet onder invloed zijn van alcohol, waarvan het gehalte in het bloed gelijk aan of groter dan 0,20 gram per 1000 is of de concentratie in de uitgeademde lucht gelijk aan of groter dan 0,10 milligram per liter is. 6.4 Optreden door de IB Teneinde een gevaarlijke spoorwegveiligheidssituatie te voorkomen of te stoppen, kan de infrastructuurbeheerder een alcoholtest op het veiligheidspersoneelslid van de IG bevelen, overeenkomstig artikel 27 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur of in het raam van de technische bijstand aan de veiligheidsinstantie, zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen.

Bij een positief resultaat of bij weigering van een alcoholtest wordt het veiligheidspersoneelslid onmiddellijk geschorst, overeenkomstig hoofdstuk 7 van dit bestek. 7 Veiligheidspersoneel dat een risico voor de spoorwegveiligheid inhoudt 7.1 Verplichting van het veiligheidspersoneel Zodra een lid van het veiligheidspersoneel vaststelt of verneemt dat het persoonlijk en individueel een risico voor de spoorwegveiligheid inhoudt, zal het de uitoefening van zijn veiligheidstaken staken en zijn werkgever hiervan onmiddellijk verwittigen.

In dit opzicht moet het veiligheidspersoneel dat een veiligheidsrisico vaststelt, de infrastructuurbeheerder daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. 7.2 Verplichting van de spoorwegondernemingen en van de IB Wanneer de spoorwegonderneming en de infrastructuurbeheerder vaststellen of vernemen dat veiligheidspersoneel dat zij tewerkstellen of dat voor hun rekening werkt, de veiligheid van het spoorwegverkeer in gevaar brengt, nemen zij onmiddellijk de nodige maatregelen om aan dit risico een einde te maken en te voorkomen dat het zich opnieuw voordoet.

Het veiligheidsbeheersysteem van de spoorwegonderneming en van de infrastructuurbeheerder moet rekening houden met de mogelijkheid van een dergelijke situatie. 7.3 Optreden van de veiligheidsinstantie In het kader van de in punt 7.2 hierboven bedoelde verplichtingen maakt de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder een schriftelijk verslag op van de maatregelen die genomen werden om een einde aan het risico te maken en te voorkomen dat het zich opnieuw voordoet.

Indien de veiligheidsinstantie het nodig acht, kan ze de spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder meedelen dat de maatregelen onvoldoende zijn en kan ze eventueel eisen dat de vakbekwaamheid van het betrokken lid wordt gecontroleerd, in het bijzonder overeenkomstig artikel 19, 3°, van het koninklijk besluit van 18 januari 2008 betreffende de verlening van opleidingsdiensten aan treinbestuurders en treinpersoneel. 7.4 Optreden van de infrastructuurbeheerder 7.4.1 Rol van de infrastructuurbeheerder Wanneer de infrastructuurbeheerder vaststelt dat het veiligheidspersoneel van een IG de veiligheid van het spoorwegverkeer in gevaar brengt, kan hij de nodige maatregelen treffen, en zelfs het betrokken personeel preventief ontheffen van zijn functies, overeenkomstig artikel 27 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur. Hij meldt dit onmiddellijk en uiterlijk de volgende werkdag aan de veiligheidsinstantie. Hij licht ook de betrokken infrastructuurgebruiker(s) in. De preventieve ontheffing geldt voor alle veiligheidsfuncties waarvoor het veiligheidspersoneelslid gecertificeerd is.

Wanneer het treinpersoneel preventief van zijn functies ontheven is, moet de vergunning van bestuurder of het attest van begeleider onmiddellijk worden ingetrokken en teruggestuurd naar de betrokken spoorwegonderneming. In het kader van het veiligheidsbeheersysteem is de spoorwegonderneming verantwoordelijk voor het treffen van de nodige maatregelen om te voorkomen dat een dergelijk risico zich opnieuw voordoet. 7.4.2 Rol van de veiligheidsinstantie De veiligheidsinstantie onderzoekt de feiten op basis van de elementen waarover ze beschikt : o in alle gevallen, met name de informatie ontvangen van de infrastructuurbeheerder; o in geval van ongeval of incident, het verslag van de infrastructuurbeheerder en van de spoorwegonderneming zoals bepaald in artikel 20, eerste lid, van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen.

Indien na onderzoek de veiligheidsinstantie beslist artikel 27, § 3, van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur toe te passen, meldt ze dit aan de infrastructuurbeheerder en de betrokken infrastructuurgebruiker(s) na de preventieve intrekking van de veiligheidsfuncties. 7.5 Onaangepast gedrag Bovenstaande bepalingen zijn ook van toepassing op het veiligheidspersoneel waarvan het gedrag doet vermoeden dat het medisch of psychologisch ongeschikt is.

BIJLAGEN Bijlage 1. - Medische en psychologische criteria 1 Treinbestuurder 1.1 Vóór de aanstelling a. Minimuminhoud van het medisch onderzoek - een algemeen medisch onderzoek; - een onderzoek van de zintuiglijke functies : gezicht, gehoor, kleurwaarneming; - urine- of bloedonderzoek ter opsporing van suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - opsporing van drugsgebruik; - het medisch onderzoek vóór de aanstelling moet een elektrocardiogram in rust omvatten. b. Algemene criteria Het personeel mag geen veiligheidstaken uitvoeren indien de waakzaamheid is aangetast door alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen. Het personeel mag niet lijden aan medische aandoeningen of medische behandelingen ondergaan die de volgende incidenten kunnen veroorzaken : - plotseling bewustzijnsverlies; - waakzaamheids- of concentratiestoornissen; - plotselinge ongeschiktheid; - evenwichts- of coördinatiestoornissen; - aanzienlijke mobiliteitsbeperking. c. Gezichtscriteria - gezichtsscherpte op verre afstand, met of zonder hulpmiddelen : 1,0 (binoculair);minstens 0,5 voor het zwakste oog; als men een bril nodig heeft, is men verplicht die te dragen; - maximale correctie : verziendheid +5D/bijziendheid -8D. De erkende arbeidsgeneesheer kan in uitzonderlijke gevallen en na raadpleging van een oogarts waarden buiten dit bereik accepteren; - gezicht op gemiddelde afstand en nabij : voldoende, met of zonder hulpmiddelen; - contactlenzen zijn toegestaan; - UV-filterlenzen zijn toegestaan; - gekleurde contactlenzen en fotochromatische lenzen zijn niet toegestaan; - normale kleurwaarneming : volledig : bij gebruik van een erkende test, zoals de Ishihara-test; - normaal gezichtsveld : (geen afwijkingen die de te verrichten taak nadelig beïnvloeden); - gezicht voor beide ogen (binoculair) : aanwezig; - fusie : aanwezig; - goede contrastgevoeligheid; - geen progrediënte oogziekten; - oogimplantaten, keratotomieën en keratectomieën zijn uitsluitend toegestaan op voorwaarde dat een jaarlijkse of een door de arbeidsgeneesheer voorgeschreven periodieke controle wordt uitgevoerd; - dwingend voorschrift voor bril- en lensdragers : steeds een reservebril ter beschikking hebben. d. Gehoorcriteria Een voldoende gehoor, aangetoond met een toonaudiogram : - voldoende goed gehoor om een telefoongesprek te voeren en waarschuwingstonen en radioberichten te horen; - de volgende waarden dienen tot richtsnoer te worden genomen : - het gehoorverlies mag niet groter zijn dan 40 dB bij 500 en 1000 Hz; - het gehoorverlies aan het oor met de slechtste geluidsvoortplanting mag niet groter zijn dan 45 dB bij 2000 Hz; - geen anomalieën van het vestibulair systeem; - geen chronische spraakgebreken (berichten moeten luid en duidelijk kunnen worden uitgewisseld); - aan de gehooreisen moet zonder hoorapparaat worden voldaan. In bepaalde gevallen kan het gebruik van hoorapparatuur op medisch advies worden toegestaan. e. Antropometrie De lichaamsmaten van het personeel moeten zodanig zijn dat rollend materieel veilig kan worden gebruikt.De treinbestuurders mogen niet worden verplicht of toegestaan bijzondere typen van rollend materieel te besturen indien hun lengte, gewicht of andere lichaamseigenschappen een risico opleveren. f. Zwangerschap Bij een lage tolerantie of een pathologische aandoening moet zwangerschap worden beschouwd als een tijdelijke grond voor uitsluiting.De werkgever moet zich ervan vergewissen dat de wettelijke voorschriften ter bescherming van zwangere werkneemsters worden nageleefd. g. Psychologische beoordelingen Het doel van de psychologische beoordeling is de spoorwegonderneming inzicht te verschaffen in de mate waarin het personeel uit cognitief, psychomotorisch, gedragsmatig en persoonlijkheidsoogpunt in staat is zijn taak veilig te vervullen. Bij het vaststellen van de inhoud van de psychologische beoordeling moet de psycholoog minstens rekening houden met de volgende criteria die relevant zijn voor alle veiligheidstaken : - Cognitief : o aandacht en concentratie, o geheugen, o waarnemingsvermogen, o redeneringsvermogen, o communicatie. - Psychomotorisch : o reactiesnelheid, o bewegingscoördinatie. - Gedrag en persoonlijkheid : o zelfbeheersing, o handelingsbetrouwbaarheid, o zelfstandigheid, o waakzaamheid.

Als de psycholoog een van de bovenstaande criteria weglaat, moet hij zijn beslissing verantwoorden en staven. 1.2 Periodiek onderzoek a. Frequentie van het periodiek onderzoek - om de 3 jaar voor personeel tot 60 jaar; - jaarlijks voor personeel vanaf 60 jaar.

De arbeidsgeneesheer moet de periodiciteit van de onderzoeken verhogen als hij dat gezien de gezondheidstoestand van het betrokken personeelslid nodig acht. b. Minimuminhoud van de periodieke onderzoeken De periodieke gespecialiseerde onderzoeken moeten minimaal de volgende elementen omvatten : - een algemeen medisch onderzoek; - onderzoeken van de zintuiglijke functies (gezicht, gehoor, kleurwaarneming); - een urine- of bloedonderzoek in verband met suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - de opsporing van drugsgebruik, indien daarvoor een klinische reden bestaat; - elk periodiek medisch onderzoek van personeel van 40 jaar en ouder moet een ECG in rust omvatten. c. Aanvullende medische onderzoeken en/of psychologische beoordelingen - Naast de periodieke medische onderzoeken moet een aanvullend specifiek medisch onderzoek en/of een aanvullende psychologische beoordeling worden uitgevoerd wanneer er aannemelijke redenen zijn om aan de medische of psychologische geschiktheid van een personeelslid te twijfelen of wanneer er redelijke vermoedens van drugsgebruik of alcoholmisbruik bestaan.Dat kan in het bijzonder nodig zijn na een incident of ongeval dat aan menselijk falen te wijten is. - De werkgever moet een medisch onderzoek aanvragen na ziekteverlof van langer dan 30 dagen. Waar de beschikbare medische gegevens erop wijzen dat de werknemer zijn taak normaal kan vervullen, volstaat een beoordeling door de arbeidsgeneesheer op basis van beschikbare medische informatie. 1.3 Psychologische bijstand De werkgever moet passende zorg verstrekken aan het getraumatiseerd personeelslid dat bij het besturen van treinen in een ongeval met zwaargewonden of doden betrokken geraakt is. 2 Treinbegeleider 2.1 Vóór de aanstelling a. Minimuminhoud van het medisch onderzoek - een algemeen medisch onderzoek; - een onderzoek van de zintuiglijke functies : gezicht, gehoor, kleurwaarneming; - urine- of bloedonderzoek ter opsporing van suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - opsporing van drugsgebruik. b. Algemene criteria Het personeel mag geen veiligheidstaken uitvoeren indien de waakzaamheid is aangetast door alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen. Het personeel mag niet lijden aan medische aandoeningen of medische behandelingen ondergaan die kunnen leiden tot : - plotseling bewustzijnsverlies; - waakzaamheids- of concentratiestoornissen; - plotselinge ongeschiktheid; - evenwichts- of coördinatiestoornissen; - aanzienlijke mobiliteitsbeperking. c. Gezichtscriteria - gezichtsscherpte op verre afstand, met of zonder hulpmiddelen : 0,8 (binoculair);minstens 0,3 voor het zwakste oog; als men een bril nodig heeft, is men verplicht die te dragen; - maximale correctie : verziendheid +5D/bijziendheid -8D. De erkende arbeidsgeneesheer kan in uitzonderlijke gevallen en na raadpleging van een oogarts waarden buiten dit bereik accepteren; - gezicht op gemiddelde afstand en nabij : voldoende, met of zonder hulpmiddelen; - contactlenzen zijn toegestaan; - UV-filterlenzen zijn toegestaan; - gekleurde contactlenzen en fotochromatische lenzen zijn niet toegestaan; - normale kleurwaarneming (maximaal 4 fouten) bij gebruik van een erkende test, zoals de Ishihara-test, en zo nodig aangevuld met een andere erkende test (Fansworth); - normaal gezichtsveld (geen afwijkingen die de te verrichten taak nadelig beïnvloeden); - gezicht voor beide ogen (binoculair) : aanwezig; - fusie : aanwezig; - goede contrastgevoeligheid; - geen progrediënte oogziekten; - oogimplantaten, keratotomieën en keratectomieën zijn uitsluitend toegestaan op voorwaarde dat een jaarlijkse of een door de arbeidsgeneesheer voorgeschreven periodieke controle wordt uitgevoerd; - dwingend voorschrift voor bril- en lensdragers : steeds een reservebril ter beschikking hebben. d. Gehoorcriteria - geen anomalieën van het vestibulair systeem; - een voldoende gehoor, aangetoond met een toonaudiogram : - voldoende goed gehoor om een telefoongesprek te voeren en waarschuwingstonen en radioberichten te horen; - de volgende waarden dienen tot richtsnoer te worden genomen : o het gehoorverlies mag niet groter zijn dan 40 dB bij 500 en 1000 Hz; o het gehoorverlies aan het oor met de slechtste geluidsvoortplanting mag niet groter zijn dan 45 dB bij 2000 Hz. e. Zwangerschap Bij een lage tolerantie of een pathologische aandoening moet zwangerschap worden beschouwd als een tijdelijke grond voor uitsluiting.De werkgever moet zich ervan vergewissen dat de wettelijke voorschriften ter bescherming van zwangere werkneemsters worden nageleefd. f. Antropometrie De lichaamsmaten van het personeel moeten zodanig zijn dat rollend materieel veilig kan worden gebruikt.Treinbegeleiders mogen niet met bijzondere typen van rollend materieel te besturen indien hun lengte, gewicht of andere lichaamseigenschappen een risico opleveren. g. Psychologische beoordelingen Het doel van de psychologische beoordeling is de spoorwegonderneming inzicht te verschaffen in de mate waarin het personeel uit cognitief, psychomotorisch, gedragsmatig en persoonlijkheidsoogpunt in staat is zijn taak veilig te vervullen. Bij het vaststellen van de inhoud van de psychologische beoordeling moet de psycholoog minstens rekening houden met de volgende criteria die relevant zijn voor alle veiligheidstaken : - Cognitief : o aandacht en concentratie, o geheugen, o waarnemingsvermogen, o redeneringsvermogen, o communicatie. - Psychomotorisch : o reactiesnelheid, o bewegingscoördinatie. - Gedrag en persoonlijkheid : o zelfbeheersing, o handelingsbetrouwbaarheid, o zelfstandigheid, o waakzaamheid.

Als de psycholoog een van de bovenstaande criteria weglaat, moet hij zijn beslissing verantwoorden en staven. 2.2 Periodiek onderzoek a. Frequentie van het periodiek onderzoek - om de 3 jaar voor personeel tot 62 jaar; - jaarlijks voor personeel vanaf 62 jaar.

De arbeidsgeneesheer moet de periodiciteit van de onderzoeken verhogen als hij dat gezien de gezondheidstoestand van het betrokken personeelslid nodig acht. b. Minimuminhoud van het periodiek onderzoek De periodieke gespecialiseerde onderzoeken moeten minimaal de volgende elementen omvatten : - een algemeen medisch onderzoek; - onderzoeken van de zintuiglijke functies (gezicht, gehoor, kleurwaarneming); - een urine- of bloedonderzoek ter opsporing van suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - de opsporing van drugsgebruik, indien daarvoor een klinische reden bestaat. c. Aanvullende medische onderzoeken en/of psychologische beoordelingen - Naast het periodiek medisch onderzoek moet een aanvullend specifiek medisch onderzoek en/of een aanvullende psychologische beoordeling worden uitgevoerd wanneer er aannemelijke redenen zijn om aan de medische of psychologische geschiktheid van een personeelslid te twijfelen of wanneer er redelijke vermoedens van drugsgebruik of alcoholmisbruik bestaan.Dat kan in het bijzonder nodig zijn na een incident of ongeval dat aan menselijk falen van het betrokken personeelslid te wijten is. - De werkgever moet een medisch onderzoek aanvragen na ziekteverlof van langer dan 30 dagen. Waar de beschikbare medische gegevens erop wijzen dat de werknemer zijn taak normaal kan vervullen, volstaat een beoordeling door de arbeidsgeneesheer op basis van beschikbare medische informatie. 2.3 Psychologische bijstand De werkgever moet passende zorg verstrekken aan het getraumatiseerd personeelslid dat bij het begeleiden van treinen in een ongeval met zwaargewonden of doden betrokken geraakt is. 3 Personeel dat andere veiligheidsfuncties uitoefent 3.1 Vóór de aanstelling a. Minimuminhoud van het medisch onderzoek - een algemeen medisch onderzoek; - een onderzoek van de zintuiglijke functies : gezicht, gehoor, kleurwaarneming; - urine- of bloedonderzoek ter opsporing van suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - opsporing van drugsgebruik. b. Algemene criteria Het personeel mag geen veiligheidstaken uitvoeren indien de waakzaamheid is aangetast door alcohol, drugs of psychotrope geneesmiddelen. Het personeel mag niet lijden aan medische aandoeningen of medische behandelingen ondergaan die kunnen leiden tot : - plotseling bewustzijnsverlies; - waakzaamheids- of concentratiestoornissen; - plotselinge ongeschiktheid; - evenwichts- of coördinatiestoornissen; - aanzienlijke mobiliteitsbeperking. c. Gezichtscriteria - gezichtsscherpte op verre afstand, met of zonder hulpmiddelen : 0,8 (binoculair);minstens 0,3 voor het zwakste oog; als men een bril nodig heeft, is men verplicht die te dragen; - maximale correctie : verziendheid +5D/bijziendheid -8D. De erkende arbeidsgeneesheer kan in uitzonderlijke gevallen en na raadpleging van een oogarts waarden buiten dit bereik accepteren; - gezicht op gemiddelde afstand en nabij : voldoende, met of zonder hulpmiddelen; - contactlenzen zijn toegestaan; - UV-filterlenzen zijn toegestaan; - gekleurde contactlenzen en fotochromatische lenzen zijn niet toegestaan; - normale kleurwaarneming bij gebruik van een erkende test, zoals de Ishihara-test, en zo nodig aangevuld met een andere erkende test (Fansworth); - normaal gezichtsveld (geen afwijkingen die de te verrichten taak nadelig beïnvloeden); - gezicht voor beide ogen (binoculair) : aanwezig; - fusie : aanwezig; - goede contrastgevoeligheid; - geen progrediënte oogziekten; - oogimplantaten, keratotomieën en keratectomieën zijn uitsluitend toegestaan op voorwaarde dat een jaarlijkse of een door de arbeidsgeneesheer voorgeschreven periodieke controle wordt uitgevoerd; - dwingend voorschrift voor bril- en lensdragers : steeds een reservebril ter beschikking hebben. d. Gehoorcriteria - geen anomalieën van het vestibulair systeem; - een voldoende gehoor, aangetoond met een toonaudiogram : - voldoende goed gehoor om een telefoongesprek te voeren en waarschuwingstonen en radioberichten te horen; - de volgende waarden dienen tot richtsnoer te worden genomen : o het gehoorverlies mag niet groter zijn dan 40 dB bij 500 en 1000 Hz; o het gehoorverlies aan het oor met de slechtste geluidsvoortplanting mag niet groter zijn dan 45 dB bij 2000 Hz. e. Zwangerschap Bij een lage tolerantie of een pathologische aandoening moet zwangerschap worden beschouwd als een tijdelijke grond voor uitsluiting.De werkgever moet zich ervan vergewissen dat de wettelijke voorschriften ter bescherming van zwangere werkneemsters worden nageleefd. 3.2 Periodiek onderzoek a. Frequentie van het periodiek onderzoek De spoorwegonderneming of de infrastructuurbeheerder bepalen in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem de regelmaat van de periodieke onderzoeken van zijn personeel.b. Minimuminhoud van het periodiek onderzoek De periodieke gespecialiseerde onderzoeken moeten minimaal de volgende elementen omvatten : - een algemeen medisch onderzoek; - onderzoeken van de zintuiglijke functies (gezicht, gehoor, kleurwaarneming); - een urine- of bloedonderzoek ter opsporing van suikerziekte en andere aandoeningen als geïndiceerd door klinisch onderzoek; - de opsporing van drugsgebruik, indien daarvoor een klinische reden bestaat. c. Aanvullende medische onderzoeken en/of psychologische beoordelingen - Naast het periodiek medisch onderzoek moet een aanvullend specifiek medisch onderzoek en/of een aanvullende psychologische beoordeling worden uitgevoerd wanneer er aannemelijke redenen zijn om aan de medische of psychologische geschiktheid van een personeelslid te twijfelen of wanneer er redelijke vermoedens van drugsgebruik of alcoholmisbruik bestaan.Dat kan in het bijzonder nodig zijn na een incident of ongeval dat aan menselijk falen van het betrokken personeelslid te wijten is. - De werkgever moet een medisch onderzoek aanvragen na ziekteverlof van langer dan 30 dagen. Waar de beschikbare medische gegevens erop wijzen dat de werknemer zijn taak normaal kan vervullen, volstaat een beoordeling door de arbeidsgeneesheer op basis van beschikbare medische informatie. 3.3 Psychologische bijstand De werkgever moet passende zorg verstrekken aan het getraumatiseerd personeelslid dat bij het uitoefenen van veiligheidsfuncties in een ongeval met zwaargewonden of doden betrokken geraakt is.

Bijlage 2 - Attest van tewerkstelling van besturingspersoneel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 3 - Vergunning van bestuurder Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 4 - Attest van lijnkennis Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 5 - Attest van materieelkennis Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 6 - Attest van begeleider Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage 7 - Attest van beroepskennis Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bestek voor het veiligheidspersoneel DEEL B - TE VERWERVEN BEKWAAMHEDEN MET BETREKKING TOT DE VEILIGHEIDSFUNCTIES VAN HET PERSONEEL VAN DE INFRASTRUCTUURBEHEERDER INHOUDSTAFEL 1 De veiligheidsfunctie « verantwoordelijke bediende voor de uitvoering van de werken » 2 De veiligheidsfunctie « verdeler tractiestroom » 3 De veiligheidsfunctie « begeleider van werktreinen » 4 De veiligheidsfunctie « overwegwachter » : 5 De veiligheidsfunctie « schildwacht » 6 De veiligheidsfunctie « bediende beweging infrabel » 6.1 Bediende beweging werkzaam op een seinhuis 6.2 Bediende beweging werkzaam op Traffic Control 7 De veiligheidsfuncties « seingever » en « operator » 8 De veiligheidsfunctie « mobiele seingever » 1 De veiligheidsfunctie « verantwoordelijke bediende voor de uitvoering van de werken » De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « verantwoordelijke bediende voor de uitvoering van de werken » zijn voornamelijk de volgende : - de voorgeschreven maatregelen nemen om de werf te beveiligen en de veiligheid te verzekeren van het treinverkeer en het personeel; - leiden en organiseren van het werk van de brigade; - toezicht houden op de uitvoering van de werken; - gebruik van het veiligheidsboekje voor werken (S427) kennen; - de voorziene procedure toepassen om werktreinen op het buitendienstgestelde spoor toe te laten; - de nodige maatregelen nemen om het verkeer van werktreinen op het buitendienstgestelde spoor veilig te laten verlopen; - de nodige maatregelen nemen om bij verkeer van werktreinen op het buitendienstgestelde spoor de overwegen veilig te overschrijden; - zich vergewissen van de goede staat van de installatie vooraleer het spoor terug in dienst te geven; - toestaan of verbieden om in te dringen in het vrijeruimteprofiel van een in dienst zijnd spoor na toepassing van de voorziene veiligheidsmaatregelen; - verlenen van toelating aan andere diensten om werken uit te voeren op het al buitendienstgestelde spoor, na het nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen; - terug in dienst stellen van het spoor nadat alle diensten die hij toelating gegeven heeft om te werken op het buitendienstgestelde spoor, de beëindiging van de werken en de goede staat van de installaties hebben gemeld; - gebruik van het veiligheidsboekje voor een rit (S430) kennen; - de procedure om telefonisch een spoor buiten dienst en terug in dienst te stellen kennen; - indien er een Tijdelijke Plaatselijke Onderrichting opgemaakt werd voor de werken, de maatregelen die erin vermeld zijn toepassen; - toepassen van de voorziene maatregelen bij werken aan een wissel in dienst.

Sommige van deze bekwaamheden, die in het veiligheidsbeheersysteem van de infrastructuurbeheerder zijn opgenomen, zijn specifiek voor welbepaalde personeelscategorieën. 2 De veiligheidsfunctie « verdeler tractiestroom » De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « verdeler tractiestroom » zijn voornamelijk de volgende : - verzekeren van de voeding van de bovenleiding door een doelmatige uitbating van de onderstations, sectioneerposten, voedingsposten en bovenleidingsschakelaars; - een grondige kennis bezitten van : o de werking van de toestellen en hun schakelschema's; o de samenstelling van de bovenleidingen en het schema van de elektrische verdeling van de bovenleidingen; o de verschillende reglementen en onderrichtingen betreffende de exploitatie van de onderstations, sectioneerposten, voedingsposten en van het bovenleidingsnet; - bevelen tot rijden met neergelaten stroomafnemers; - de voorziene maatregelen nemen om de veiligheid van het personeel te verzekeren; - in staat zijn om onmiddellijk de betekenis van elke storing te begrijpen; - van op afstand de installaties beheren; - stroom verbreken, buiten spanning stellen en onder spanning stellen van de bovenleiding; - opvolgen van het uitschakelen van beveiligingen en het opzoeken van de oorzaken; - de regelmaat van het treinverkeer vrijwaren door de nodige maatregelen te nemen bij storingen; - coördineren van de samenwerking met Traffic Control en seinposten; - oproepen van personeel in geval van beschadigingen; - bij vaststellen of melding van een ongeval, hinder, elektrocutie of gevaar voor aanrijding : o de spanning verbreken en/of buiten spanning stellen van de bovenleiding voor de betrokken zone; o de voorziene procedures toepassen om de seinposten, andere verdelers, de lijnregelaars en het technisch personeel op de lijn in te lichten. 3 De veiligheidsfunctie « begeleider van werktreinen » De bekwaamheden voor het vergezellen van werktreinen zijn voornamelijk de volgende : - de algemene beschikkingen van het veiligheidsboekje kennen en kunnen toepassen; - de verrichtingen uitvoeren met betrekking tot het samenstellen van de treinen; o handbediende wissels bedienen; o stuitklampen en ontspoortongen bedienen; o gewone, door optische seinen of per radio bevolen rangeringen uitvoeren; o de technische schouwing van de voertuigen uitvoeren en de « gemakkelijk te ontdekken » onregelmatigheden opsporen; o een beschadigingsetiket opmaken, aanbrengen en opsturen; o het krachtvoertuig aankoppelen; o de inrichting voor immobilisatie van het treinstel uitschakelen; o de voorziene remproeven uitvoeren; o het treineinde in orde brengen; o de alternatoren « ledig-beladen » en « goederen-reizigers » in de juiste stand plaatsen; o de koppeling voor noodremming van wagens plaatsen, testen en gebruiken; o de voorwaarden controleren met betrekking tot remming, samenstelling, snelheid, last van de trein; - de procedure en de regels voor het correct gebruik van de remkoppeling eerbiedigen bij het opdrukken van een stel; - gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; - een overweg in alle veiligheid laten overschrijden; - een trein vergezellen naar, op en van een spoor buiten dienst : o de grenzen van een spoor buiten dienst kennen (identificatie van de seinen) en de bijzonderheden van het spoorvak onthouden (zones met snelheidsbeperking, overwegstelsel); o de handstopseinen, snelheidsseinen en seinen voor elektrische tractie herkennen; o de rit op zicht uitvoeren en beëindigen, ervoor zorgen dat de seinen en de snelheid tijdens het opdrukken van het stel door middel van visuele seinen en radio in acht worden genomen; o een treinstel voorlopig en definitief immobiliseren; o gebruik maken van de apparatuur voor de schrapping van de aankondigingszones van de overwegen; o een overweg overschrijden met een werktrein; o een krachtvoertuig ontkoppelen. - de passende controles en verrichtingen uitvoeren bij abnormale situaties, incidenten of ongevallen : o de trein tot stilstand brengen indien de veiligheid in het gedrang komt; o de vereiste maatregelen treffen indien een feit dat een snelheidsbeperking vereist, zich voordoet; o een hinder afdekken (op afstand en ter plaatse); o nagaan of een trein volledig is als hij niet is uitgerust met het reglementaire eindsein; o een bericht van « in verklaring van nood » opgesteld door een bestuurder doorsturen; o weten waar en hoe gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare communicatiemiddelen; o een onregelmatige seinoverschrijding kunnen vaststellen en er op passende wijze op reageren; o de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen vaststellen en de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen. - in voorkomend geval verrichtingen uitvoeren die normaal aan de werkleider zijn toegewezen : o de samenstelling van een werktrein controleren; o de alternatoren « ledig-beladen » doen aanpassen en het remmingsbulletin van de bestuurder aanpassen als de rem- of ladingsvoorwaarden van een wagen zijn veranderd. - de vereiste mededelingen opgelegd door de infrastructuurbeheerder kunnen wisselen om bij het binnenrijden van een infrastructuurzone de uitvoering en de toepassing van de voorziene beschikkingen van de lokale protocollen te eerbiedigen; - beschikken over de theoretische en praktische kennis van de lokale consignes en protocollen betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur en bekwaam zijn deze toe te passen; - de administratieve handelingen in verband met het samenstellen en verzenden van treinen uitvoeren. 4 De veiligheidsfunctie « overwegwachter » : Volgende bekwaamheden zijn vereist voor het uitoefenen van de veiligheidsfunctie « overwegwachter » : - bekwaam zijn om de nodige documenten, gereedschap en materiaal klaar te maken voor de bewaking; - de boekjes voor de wegwachter (S390a, S390b) correct kunnen gebruiken en aanvullen; - toepassen van de communicatieprocedures betreffende overwegen; - kennis van de vereiste uit te wisselen aankondigingen; - bekwaam zijn om alle ontvangen aankondigingen door te geven langs de overweglijn; - de procedure « instellen van de bewaking » kennen; - de procedure « einde bewaking » kennen; - bekwaam zijn om het wegverkeer te verbieden in situaties zoals beschreven in de plaatselijke onderrichting; - de eventueel gedane vaststellingen kunnen inschrijven in het register der vaststellingen en onderrichtingen (S 477); - onmiddellijk en op een onberispelijke manier kunnen antwoorden op elke telefonische oproep; - de procedure « werken » kennen; - bekwaam zijn om bij het vaststellen of ingelicht worden van een ongeval, hinder of gevaar voor aanrijding : o het alarm mondeling door te geven aan de seinposten en aan de andere overwegen in bewaking; o in elk spoor een mobiel stopsein te plaatsen bevestigd door een klapper o het wegverkeer te verbieden. 5 De veiligheidsfunctie « schildwacht » De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « schildwacht » zijn voornamelijk de volgende : - een voldoende kennis bezitten van de plaats van de werkzaamheden (sporenplan, reiswegen, ritzin, refertesnelheid van de werf, waarnemingsafstand, verwittigingsafstand); - het geheel van de aan de functie toegekende taken : o waarnemen van aankomende bewegingen; o waarnemen van de ritzin van de aankomende bewegingen; o de waarschuwingsmiddelen kennen en ze tijdig kunnen gebruiken; o er zich steeds van vergewissen dat de nodige verwittigingsafstand wordt gevrijwaard zodat de aankondigingstijden kunnen geëerbiedigd worden; o gevaarlijke situaties ontdekken en dringend aangepaste maatregelen kunnen treffen; - de toe te passen voorschriften met betrekking tot storingen en ongevallen kennen; - de toe te passen voorschriften met betrekking tot slechte weersomstandigheden kennen (mist, sneeuwstorm, onvoldoende zichtbaarheid, ). 6 De veiligheidsfunctie « bediende beweging infrabel » 6.1 Bediende beweging werkzaam op een seinhuis De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende beweging werkzaam op een seinhuis » zijn voornamelijk de volgende : - de voorgeschreven maatregelen kennen om zich veilig te verplaatsen op spoorwegterrein; - betreffende spoorvoertuigen : o de spoorvoertuigen herkennen en de opschriften en tekens die erop voorkomen kennen; o de betekenis van de gevaarsetiketten kennen; o de betekenis van beschadigingsetiketten kennen; - een schematisch seininrichtingsplan kunnen lezen en begrijpen; - de organisatie van de treindienst kennen; - de procedures in verband met veiligheidscommunicatie toepassen; - spoortoestellen ten velde correct bedienen; - een grondige kennis bezitten over de vaste en mobiele seinen; - rangeringen uitvoeren en/of laten uitvoeren volgens de voorgeschreven reglementering; - de veiligheid en opvolging van het verkeer verzekeren, met respect voor de treinpaden en de voorrangsvolgorde; - de voorwaarden voor het vertrek van een trein kennen; - de door een trein gedragen seinen en de voorwaarden waaraan een treineinde moet voldoen kennen; - de bijzondere voorwaarden kennen voor het afschaffen of omleiden van een trein; - een buitengewoon vervoer herkennen en de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen kunnen toepassen; - de voorgeschreven maatregelen nemen om de veiligheid te verzekeren van het personeel dat tewerkgesteld is op spoorwegterrein of in de omgeving ervan; - de in de plaatselijke onderrichting, beroepsonderrichting, de tabel der wisselstraten (S429) en/of wisselstandbladen en de in de tijdelijke plaatselijke onderrichtingen voorgeschreven maatregelen begrijpen en kunnen toepassen; - het gebruik kennen van het register der vaststellingen en onderrichtingen (S477); - het gebruik kennen van de veiligheidsdocumenten; - een grondige kennis bezitten van de technologie, de uitrusting en het sporencomplex van de seinpost; - kennis hebben van de bediende lijnen en de blokstelsels die van toepassing zijn op de seinpost; - gebruik en toepassing van de operationele hulpprocedures kennen; - de veiligheidsvoorschriften kennen en kunnen toepassen voor o het verkeer van een licht voertuig; o het verkeer van een zwaar krachtvoertuig dat minstens een licht voertuig sleept; o het verkeer van een voertuig met roeste wielbanden; o het verkeer van minstens één voertuig met een radafstand groter dan 26,5m; o beroeste spoorstaven; - de veiligheid verzekeren bij dienst op enkelspoor en verkeer op tegenspoor; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen op de seinpost bij storingen aan een wissel; - over de nodige kennis beschikken om een spoor, spoorgedeelte of een lijn buiten dienst te stellen volgens de voorgeschreven procedure; - de veiligheidsmaatregelen toepassen voor het buiten dienst stellen van een spoor - het gebruik van het veiligheidsboekje voor werken (S 427) kennen; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen om een werktrein toe te laten op een spoor buiten dienst en om een werktrein het buitendienstgestelde spoor te laten verlaten; - de sporen opnieuw in dienst stellen en de normale bediening hervatten; - de voorziene maatregelen nemen bij sporadische indringing in het vrijeruimteprofiel; - de nodige maatregelen nemen om een trein dringend te laten stoppen; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen bij incidenten, in nood verkeren, ongevallen en abnormale toestanden; - de principes van de bovenleiding kennen; - T- en TS-schakelaars bedienen op vraag van de verdeler tractiestroom; - de voorziene veiligheidsmaatregelen nemen bij beschadiging of werken aan bovenleiding; - de reglementering in verband met werkaansluitingen beheersen; - tussenbeide komen ten velde in geval van storingen aan spoortoestellen (storingen wissel, bedienen schakelaars op vraag verdeler tractiestroom ); - een grondige kennis bezitten over de plaatselijke consignes en protocols; - de passende maatregelen kunnen nemen bij storingen, keren van de rijrichting en bijzondere vervoeren; - de plaats van een trein in nood of een ongeval van op afstand en ten velde beveiligen en toelating geven om de rit te hervatten na noodtoestand of ongeval; - alle noodzakelijke maatregelen nemen in geval van ongeoorloofde seinvoorbijrijding; - de bijzondere veiligheidsmaatregelen nemen in geval van onderbreking van de blokverbindingen; - de bijzondere maatregelen treffen bij een ongeval met gevaarlijke goederen; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen bij ontbreken of gedoofd eindsein; - de nodige maatregelen nemen bij het ontsnappen van voertuigen; - de passende veiligheidsmaatregelen nemen bij detectie van een warme asbus; - over de nodige kennis beschikken om een aangelegde wisselstraat op een veilige manier te wijzigen; - technische diensten oproepen om storingen te verhelpen; - een grondige kennis bezitten over de werking van de automatische en bewaakte overwegen alsook de te nemen maatregelen bij storingen; - bij vaststellen of ingelicht worden van een ongeval, hinder of gevaar voor aanrijding : o toegang tot het betrokken spoor, spoorgedeelte, lijn- of spoorvak verbieden; o indien mogelijk alarm versturen; o Traffic Control, betrokken verdelers tractiestroom, andere betrokken seinposten en personeel op de lijn (overwegwachters,) inlichten. 6.2 Bediende beweging werkzaam op Traffic Control De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende beweging werkzaam op Traffic Control » zijn voornamelijk de volgende : - toezicht houden op de regelmaat van het treinverkeer; - de voorrangsvolgorde respecteren van de treinen, aangepast volgens de behoeften; - de organisatie van de treindienst kennen; - de volgorde van de bewegingen beheren in geval van verkeer op enkelspoor; - principes van de wachttijden kennen en kunnen toepassen; - op basis van de wensen van de spoorwegondernemingen beslissen of aansluitingen behouden blijven of afgeschaft worden; - de voorziene procedures toepassen in geval van storingen; - in geval van storingen of abnormale toestanden op de lijn, de treinbestuurder waarschuwen via de grond-treinverbinding of GSM-R; - technische diensten oproepen om storingen te verhelpen; - sperbevelen wisselen met de blokposten in geval van dienst op enkelspoor en verkeer op tegenspoor om het spoorvak te ontlasten; - de principes van de bovenleiding kennen; - een geval van de bovenleiding correct kunnen laten toepassen en opheffen; - een trein dringend kunnen laten stoppen; - de veiligheidsprocedures toepassen; - de voorziene maatregelen nemen om de veiligheid van de hulpdiensten te garanderen en/of van personen in de nabijheid van sporen; - erover waken dat de correcte informatie gewisseld wordt tussen de seinposten, de treinbestuurders en het begeleidingspersoneel in geval van een ernstig verstoorde situatie; - bij vaststellen of ingelicht worden van een ongeval, hinder of gevaar voor aanrijding : o alarm versturen; o betrokken seinposten, betrokken verdelers tractiestroom en andere betrokken lijnregelaars inlichten; o indien nodig technische hulptreinen verzenden; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen bij incidenten, in nood verkeren, ongevallen en abnormale toestanden; - een schematisch seininrichtingsplan kunnen lezen en begrijpen; - de bijzondere voorwaarden kennen voor het afschaffen of omleiden van een trein; - een grondige kennis bezitten over de consignes en protocols; - de bijzondere maatregelen treffen bij een ongeval met gevaarlijke goederen. 7 De veiligheidsfuncties « seingever » en « operator » Een seingever wordt tewerkgesteld op : - zuiver mechanische seinpost : alle bedieningen (wissels + seinen) gebeuren mechanisch; - elektro - mechanische seinpost : bedieningen gebeuren deels elektrisch, deels mechanisch; - elektrische seinpost : alle bedieningen gebeuren elektrisch; - al relais seinpost : drukknoppen bedienen relais die de bediening sturen.

Een operator wordt tewerkgesteld op een Elektronisch Bediende Seinpost (EBP) : - EBP/RZ : de relais worden bediend door een computer - EBP/PLP : sturing van de wissels en seinen d.m.v. computer (geen relaiszaal meer nodig) De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « seingever » en « operator » zijn voornamelijk de volgende : - kennen van de voorgeschreven maatregelen om zich veilig te verplaatsen op spoorwegterrein; - de organisatie van de treindienst kennen; - de spoorvoertuigen herkennen en de opschriften en tekens die erop voorkomen kennen; - een grondige kennis bezitten over de vaste en mobiele seinen; - verzekeren van de veiligheid en opvolging van het verkeer, met respect voor de treinpaden en de voorrangsvolgorde; - kennen van de voorwaarden voor het vertrek van een trein; - kennen van de door een trein gedragen seinen en de voorwaarden waaraan een treineinde moet voldoen; - een buitengewoon vervoer herkennen; - de voorgeschreven maatregelen nemen om de veiligheid te verzekeren van het personeel dat tewerkgesteld is op spoorwegterrein of in de omgeving ervan; - de in de plaatselijke onderrichting, beroepsonderrichting, de tabel der wisselstraten (S429) en/of wisselstandbladen en de in de tijdelijke plaatselijke onderrichtingen voorgeschreven maatregelen begrijpen en kunnen toepassen; - het gebruik kennen van het register der vaststellingen en onderrichtingen (S477); - een grondige kennis bezitten over de technologie, de uitrusting en het sporencomplex van de seinpost; - kennis van de bediende lijnen en de blokstelsels die van toepassing zijn op de seinpost; - de veiligheidsvoorschriften kennen en kunnen toepassen voor o het verkeer van een licht voertuig; o het verkeer van een zwaar krachtvoertuig dat minstens een licht voertuig sleept; o het verkeer van een voertuig met roeste wielbanden; o het verkeer van minstens één voertuig met een radafstand groter dan 26,5m; o beroeste spoorstaven; - de principes in verband met de werking van de automatische en bewaakte overwegen alsook de veilige overschrijding ervan kennen; - sperren van het verkeer bij dienst op enkelspoor en verkeer op tegenspoor; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen kennen om een werktrein toe te laten op een spoor buiten dienst en om een werktrein het buitendienstgestelde spoor te laten verlaten; - de voorziene maatregelen kennen bij sporadische indringing in het vrijeruimteprofiel; - de nodige maatregelen kennen om een trein dringend te laten stoppen; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen kennen bij incidenten, in nood verkeren, ongevallen en abnormale toestanden; - de beperkingen kennen bij beschadiging of werken aan bovenleiding; - een grondige kennis bezitten van de plaatselijke consignes en protocols; - de passende maatregelen kennen bij storingen, keren van de rijrichting en buitengewone vervoeren; - de bijzondere veiligheidsmaatregelen kennen in geval van onderbreking van de blokverbindingen; - kennen van de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen bij ontbrekend of gedoofd eindsein; - de nodige maatregelen kennen bij het ontsnappen van voertuigen; - de bijzondere maatregelen treffen bij een ongeval met gevaarlijke goederen; - de principes van de bovenleiding kennen; - een schematisch seininrichtingsplan kunnen lezen en begrijpen; - de procedures in verband met veiligheidscommunicatie toepassen. 8 De veiligheidsfunctie « mobiele seingever » Mobiele seingevers zijn enkel voorzien in het district Noordoost - Havengebied van Antwerpen. Zij worden belast met de werkzaamheden van seingever, rangeerder en lader.

De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « mobiele seingever » zijn voornamelijk de volgende : - de algemene reglementering, de consignes, de lokale protocollen en de tijdelijke lokale onderrichtingen kennen en kunnen toepassen; - de te bedienen installaties, de verschillende mogelijke te berijden reiswegen, de bijzonderheden van de installatie kennen; - de verschillende uit te voeren handelingen of mogelijk uit te voeren handelingen en de te bedienen toestellen kennen (wissels, ontspoortongen, stuitklampen, overwegen, sloten, wisselwachtersposten, ...); - de verschillende te verwezenlijken procedures kunnen toepassen (wisselen van aankondigingen / geformaliseerde aankondigingen, nemen van bijzondere maatregelen in normale en abnormale omstandigheden, ...); - in staat zijn de voorziene beweging en bedieningen uit te voeren; - coördineren van de bewegingen in zijn actiezone (rangeringen, vertrekken, ontvangsten, ...); - kennen van de voorgeschreven maatregelen om zich veilig te verplaatsen op spoorwegterrein; - spoorvoertuigen : o de spoorvoertuigen herkennen en de opschriften en tekens die erop voorkomen kennen; o de betekenis van de gevaarsetiketten kennen; o de betekenis van beschadigingsetiketten kennen; - de voorgeschreven maatregelen nemen om de veiligheid te verzekeren van het personeel dat tewerkgesteld is op spoorwegterrein of in de omgeving ervan; - de bewegingen opvolgen, er rekenschap over kunnen afleggen; - bij vaststellen of ingelicht worden van een ongeval, hinder of gevaar voor aanrijding, de betrokken seinposten, de betrokken verdelers tractiestroom en betrokken lijnregelaars inlichten; - de voorgeschreven veiligheidsmaatregelen toepassen bij incidenten, in nood verkeren, ongevallen en abnormale toestanden; - de principes in verband met de werking van de overwegen en de veilige overschrijding ervan kennen; - de organisatie van de treindienst kennen; - de blokstelsels die van toepassing zijn kennen; - de te treffen maatregelen kennen bij uitvoering van rangeringen; - de bijzondere maatregelen treffen bij een ongeval met gevaarlijke goederen; - de principes van de bovenleiding kennen; - het uitvoeren van rangeringen volgens de voorgeschreven reglementering.

Bestek voor het veiligheidspersoneel DEEL C - TE VERWERVEN BEKWAAMHEDEN VOOR DE VEILIGHEIDSFUNCTIES VAN HET PERSONEEL VAN DE IG INHOUDSTAFEL 1 Bestuurder Lijnkennis, kennis van krachtvoertuigen en van het rollend materieel Geschiktheid voor bepaalde taken 2. Verantwoordelijke van de rangeerdienst 3.Begeleider reizigerstreinen 4. Begeleider goederentreinen 5.Bediende belast met het rangeren 6. Bediende belast met het samenstellen en verzenden van treinen 7.Bediende belast met het beheer van de administratieve taken met betrekking tot het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen 8. Bediende belast met de bediening van spoortoestellen en seinposten 9.Bediende belast met de technische schouwing van het rollend materieel 10. Bediende belast met het onderhoud van het rollend materieel 11.Onderstationchef specialiteit « reiziger » - toezicht en bediening van de perrons en uitwijkbundels. 12. Bediende belast met de rangeringen specialiteit « reiziger » 1.Bestuurder Lijnkennis, kennis van krachtvoertuigen en van het rollend materieel De bestuurder moet : - in staat zijn om alleen en in alle veiligheid, op een gekend traject, de trein waarvoor hij bevoegd is verklaard te besturen met inachtneming van : o de seininrichting en de reglementering, met inbegrip van de tijdelijke elementen en de bijzondere situaties (Bericht van Tijdelijke Snelheidsbeperking, versperring, hinder op de sporen, ...); o de dienstregeling in normale verkeersomstandigheden; - in staat zijn om de trein volgens de regels van de kunst te besturen; - over voldoende kennis van de onderdelen van het rollend materieel (draagstel, rollagers, reminrichting, ...) beschikken; - in staat zijn om beschadigingen aan het krachtvoertuig of aan het rollend materieel vast te stellen en de herstellingen uit te voeren waarvoor hij bekwaam is geacht; - kunnen beslissen over de voorwaarden waaronder een konvooi kan voortrijden in geval van beschadiging of incident; - de betekenis van de gevaarsetiketten en de merktekens op het materieel te lezen en te begrijpen.

Geschiktheid voor bepaalde taken Door zijn technische kennis, gebaseerd op de algemene onderrichtingen en rekening houdend met de voor de infrastructuur geldende voorschriften, moet de bestuurder in staat zijn om hoofdzakelijk de volgende taken uit te voeren : - vóór het vertrek de voorgeschreven controles uitvoeren, meer bepaald met betrekking tot het tractievermogen van de voertuigen; - zich klaarmaken voor zijn opdracht : o door vooraf en tijdig de uit te voeren dienst en de bijhorende documenten te raadplegen (dienstregelingen, wijzigingen aan de reisweg of aan seininrichting, tijdelijke snelheidsbeperkingen, enz.); o door zich de belangrijkste punten voor de geest te halen op basis van de gegevens in verband met de uit te voeren dienst; o door afhankelijk van de uit te voeren dienst, de juiste uitrusting te kiezen (kleding, documenten en basisuitrusting); o door zich voor te bereiden om zijn voertuig onder gunstige omstandigheden te besturen door een gepaste levenswijze aan te nemen die strookt met de wettelijke vereisten; o door de geschiktheid van het krachtvoertuig na te gaan : o door na te gaan of het krachtvoertuig beantwoordt aan de bijzonderheden van de uit te voeren opdracht; o door de aanduidingen op de boorddocumenten van het krachtvoertuig te controleren; - de voorgeschreven controles en proeven uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat het voertuig in staat is om de sleping te waarborgen, op het punt van : o trekkracht; o veiligheidsinrichtingen, zoals : automatische waakinrichting, seinherhaling, snelheidscontrole, stuurpostsignalisatie, toestel voor registratie van de ritgegevens, seingevings- en veiligheidstoebehoren, enz.; o de eventueel voorgeschreven gewone preventieve onderhoudsverrichtingen uitvoeren (spuien, controle van de niveaus, van de afwezigheid van lekken, enz.); - de uitwendige schouwing van het krachtvoertuig uitvoeren (remblokken, koppelingen, verbindingsslangen, lichten, enz.); - helpen bij de controle van de werking van de reminrichtingen : o de werking van de remmen van het krachtvoertuig controleren vóór het in beweging brengen van de trein; o rekening houden met de aard van de op de trein uit te voeren remproef; o helpen bij de controle van de werking van de remmen van de trein vóór het vertrek; o tijdens de rit de werking van de remmen controleren; - de krachtvoertuigen op bekwame en veilige wijze besturen met inachtneming van de seinen alsook de toegelaten snelheden, en rekening houdend met de voorgeschreven dienstregelingen : o vóór het vertrek van de trein : - uitvoeren van de bewegingen van de krachtvoertuigen, rangeringen, (ont)koppelingen van voertuigen volgens de ontvangen bevelen en de seinen, in alle veiligheid voor het personeel en de voertuigen; - eventueel inschakelen van de inrichtingen voor verlichting, klimaatregeling enz. vanuit het krachtvoertuig; o bij het vertrek van de trein : - indien nodig de voorschriften van het vertrekstation raadplegen; - de trein pas in beweging zetten als alle reglementaire voorwaarden zijn vervuld (dienstregeling, vertrekbevel of -sein, enz.); - bij het starten van de trein alle verplichtingen op het vlak van veiligheid, adhesie en vermogen in acht nemen; o tijdens de rit : - op elk ogenblik zijn positie op de lijn kennen, alsook de stations, sporen, vertakkingen, hellingen en maximumsnelheden van het bereden traject (zie punt 1 hiervoor - lijnkennis); - op elk ogenblik de aard van de rit bepalen, alsook de door de reglementering opgelegde maximumsnelheid en de lijngegevens; - op een actieve manier de seinen in acht nemen (laterale of stuurpostsignalisatie), ze zonder aarzeling of vergissing herkennen en de voorgeschreven handelingen uitvoeren; - gebruik maken van de remmen om in alle veiligheid te vertragen en te stoppen, hierbij zorg dragend voor het rollend materieel en het comfort van de reizigers of de vervoerde vracht; - de rit van het konvooi zo regelen dat hij beantwoordt aan de dienstregeling en de eventuele energiebeparingsconsignes, rekening houdend met de kenmerken van het krachtvoertuig, de trein, de lijn en het milieu; - de in de dienstregeling voorgeschreven of opgelegde haltes naleven en eventueel tijdens die stilstanden de verrichtingen op het vlak van de reizigersdienst uitvoeren (bijvoorbeeld het openen en sluiten van de deuren); - in alle veiligheid rijden wanneer een bijzondere wijze van exploitatie wordt voorgeschreven : bijzonder verkeer op bevel, tijdelijke snelheidsbeperkingen, rit op tegenspoor, overschrijdingsbevel gesloten sein, enz.; - de automatische waakinrichting en de rijcontroller bedienen en controleren, de boordinstrumenten in het oog houden en bedienen : o de werkruimte in de stuurpost op een rationele manier inrichten; o het geheel van de automatische waakinrichting, stuur- en controleinrichtingen waarover hij beschikt zonder aarzeling of vergissing gebruiken volgens de geldende voorschriften; o in de voorziene gevallen de claxon gebruiken om de veiligheid van de reizigers of het wegverkeer te waarborgen; o op elk ogenblik de belangrijkste parameters van de werking van de trein kennen en een juist beeld hebben van de gevolgen van de verschillende besturingshandelingen op die werking, in het bijzonder op de veiligheidsautomatismen; - zo spoedig mogelijk de technische storingen en exploitatiestoringen alsook de ongewone gebeurtenissen op het traject opmerken en lokaliseren, en in voorkomend geval de wagens en / of de voertuigen onderzoeken om de beschadigingen en gebreken op te sporen, de veiligheid van de trein of een hindernis te waarborgen en een beroep te doen op hulp van buitenaf of alarm te slaan : o de storingen opsporen : - voortdurend waakzaam blijven; - in de mate waarin dat tijdens de besturing van de trein mogelijk is, letten op ongewone voorvallen op het vlak van infrastructuur en omgeving : seinen, sporen, energievoorziening, overwegen, omgeving van het spoor, ander verkeer, aanwezigheid van personen of dieren, enz.; - letten op ongewone voorvallen in verband met het bestuurde krachtvoertuig; - aanwijzingen van niet-conformiteit identificeren, ze onderscheiden en erop reageren volgens hun respectief belang, waarbij in alle gevallen voorrang wordt gegeven aan de veiligheid van het spoorverkeer, van personen en goederen; o bij storingen de nodige maatregelen treffen : - bij elke afwijking de reglementaire procedures toepassen en meer bepaald maatregelen nemen om, telkens wanneer dat nodig is, de veiligheid van het verkeer en van personen te waarborgen, of de maatregelen nu dringend of met uitstel worden genomen; - in voorkomend geval de voertuigen, het spoor of de energievoorzieningsinstallaties onderzoeken om onregelmatigheden op te sporen en er de gevolgen van te beoordelen. Bij de uitvoering van deze controle de veiligheidsvoorschriften naleven; - de nodige contacten opnemen met andere personen om de onregelmatigheden te melden en eventueel de nodige hulp te vragen, met gebruik van de verschillende beschikbare communicatiemiddelen; - kleinere storingen verhelpen en maatregelen nemen om complexere storingen aan de voertuigen op te lossen : o de diagnose stellen van de aard en de gevolgen van de vastgestelde onregelmatigheden, eventueel met toepassing van de vooraf opgemaakte technische documenten en met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften; o indien nodig kleinere interventies uitvoeren om incidenten met de krachtvoertuigen en het getrokken materieel te verhelpen; o de omstandigheden beoordelen waarin de trein na een incident alleen kan verder rijden of getrokken kan worden (meer bepaald zijn maximumsnelheid); o indien nodig hulp vragen met toepassing van de door de IB voorgeschreven procedures; o hulp bieden aan een andere door een incident getroffen trein; - de trein in alle veiligheid immobiliseren en op een zijspoor plaatsen : o bij een stilstand maatregelen nemen om te waarborgen dat de trein zich niet ontijdig in beweging zet, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden; o de bij aankomst van de trein voorgeschreven verrichtingen en controles uitvoeren; - mondeling en/ of schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering van zijn opdracht, in het bijzonder bij ongewone voorvallen, door middel van nauwkeurige verslagen : o de IB op elk ogenblik nauwkeurig kunnen inlichten over de belangrijkste voorvallen tijdens de rit van zijn trein en over de vastgestelde onregelmatigheden, waarbij hij de voor zijn gesprekspartner nuttige gegevens vermeldt; o de voorgeschreven communicatiemiddelen gebruiken : telefoon, radio, formulieren, enz., waarbij hij zich ervan vergewist dat zijn gesprekspartner hem goed heeft begrepen; o de van kracht zijnde communicatieprocedures naleven; o de vaststellingen van onregelmatigheden vermelden op de eventueel bij het krachtvoertuig horende technische documenten; o bij aankomst in de uitwijkplaats van het voertuig of op het einde van de dienst, schriftelijk en/ of mondeling de nodige inlichtingen verstrekken over de uitvoering van zijn opdracht en de ongewone voorvallen nauwkeurig beschrijven. 2. Verantwoordelijke van de rangeerdienst De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « verantwoordelijke van de rangeerdienst » zijn voornamelijk de volgende : - kennis hebben van de installaties en het verkeer; - theoretische en praktische kennis bezitten van de uit te voeren verrichtingen (rangeren, vorming, bediening, werking van de zone, enz.); - de betrokken algemene en lokale reglementering kennen; - in staat zijn de uit te voeren taken te organiseren; - in staat zijn de verkeersproblemen, de gevolgen van belangrijke vertragingen of van incidenten, enz. te analyseren en anticiperend op te treden en ze zoveel mogelijk te beperken; - de activiteiten van het personeel van de IG in zijn actiezone coördineren (ook tegenover het personeel van de IB of van andere mogelijke IG's); - kennis hebben van en naleven van de regels betreffende bijzonder vervoer (gevaarlijk of uitzonderlijk vervoer, enz.) en de te nemen maatregelen om deze te rangeren; - in staat zijn de voorziene en nodige inlichtingen uit te wisselen (met het personeel van de IB, met het personeel van de IG, met het personeel van andere IG's, met klanten, enz.) voor het waarborgen van de veiligheid van de bewegingen, de regelmaat van het treinverkeer en de optimale uitvoering van de taken; - in staat zijn de nodige maatregelen te nemen in geval van incident(en), ongeval(len), verstoring of abnormale samenstelling van de trein, enz; - indien het veiligheidsbeheersysteem hierin voorziet, moeten bepaalde schouwingstaken van het materieel worden uitgevoerd om de in het oog springende beschadigingen en onregelmatigheden, zoals deze in het intern reglement van de betreffende IG zijn gespecificeerd, op te sporen. 3. Begeleider reizigerstreinen De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « begeleider reizigerstreinen » zijn voornamelijk de volgende : - uitvoeren van de verrichtingen met betrekking tot het rollend materieel : o de voorziene remproeven uitvoeren bij de treinen die zijn samengesteld uit gesleept materieel en motorstellen; o de continuïteit van de luchtdrukleidingen controleren; o de op de rijtuigen vermelde aanduidingen aflezen (tarra, lading, rem), de toegestane maximumsnelheid van een rijtuig of een motorstel herkennen; o de voertuigen opsporen waarvan de pneumatische ophanging niet werkt en er de bestuurder over inlichten; o de correcte toestand van de koppelingen, vouwbalgen en diverse verbindingen nagaan (verlichting, verwarming, enz.); o helpen bij het aansteken en doven van de eindseinen bij het eerste vertrek en bij een defect aan die uitrustingen; o de tijdelijke immobilisatie realiseren van een treinstel met oponthoud; o opmerken wanneer er een beschadigingsetiket is aangebracht dat elke verplaatsing van het voertuig verbiedt; o de gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; o de vastgestelde gebreken melden; o indien nodig een deur vergrendelen (kopdeur van de trein, deur van niet-bediende stuurpost, enz.); o maatregelen nemen als een deur niet vergrendeld is; o de goede werking van een deur controleren bij het openen en sluiten; o de nodige maatregelen nemen bij beschadiging aan het systeem voor het openen en sluiten van de deuren; o de verrichtingen voor het openen en het sluiten van de deuren uitvoeren; o een deur openen met de noodinrichting; - bijdragen tot de veiligheid van de reizigers : o de dagelijkse richtlijnen in verband met de bijzonderheden van het verkeer toepassen; o toezicht houden op het in- en uitstappen, alleen of samen met andere bedienden; o meewerken aan de koppelingsbewerkingen van treinen samengesteld uit motorstellen; o maatregelen nemen voor de reizigers wanneer een gedeelte van de trein niet aan het perron komt; o zorgen voor het kanaliseren van de reizigers in een onbewaakte stopplaats bij verkeer op tegenspoor; o gevaarlijk gedrag herkennen en er op passende wijze op reageren; - de verschillende communicatiemiddelen kunnen gebruiken (interfoon, gsm, radio, enz.); - zorgen voor de communicatie met de bestuurder : o aan de bestuurder de gegevens meedelen in verband met de samenstelling en de remming van de trein; o de mededeling « Verrichtingen Gedaan » aan de bestuurder overgeven, door middel van de daartoe bestemde inrichting op het materieel en de vaste inrichting (Aanwijstoestel « Verrichtingen Gedaan »); o maatregelen nemen als wordt vastgesteld dat de toestellen « Verrichtingen gedaan » gestoord zijn; - de passende controles en verrichtingen uitvoeren bij abnormale situaties, incidenten of ongevallen : o nagaan of een reizigerstrein volledig is als hij niet is uitgerust met de reglementaire eindseinen; o reageren op de door de bestuurder gegeven akoestische signalen; o contact opnemen met de bestuurder via de omroepinstallatie; o een door een bestuurder opgesteld noodbericht doorsturen; o een hindernis afdekken (op afstand en ter plaatse afdekken); o een onregelmatige seinoverschrijding vaststellen en er op passende wijze op reageren; o een beschadiging aan de bovenleiding lokaliseren en alarm slaan; o een onderbreking van de bovenleidingsspanning aanvragen; o de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen vaststellen en de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen; o maatregelen nemen bij een ongeval of in geval van brand aan boord; o beschadigingen die de veiligheid in het gedrang brengen aan het bevoegde personeel melden; o weten waar en hoe gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare communicatiemiddelen; o een dringend radiobericht versturen via de grond-treinverbinding; - de passagiers van een trein in volle baan evacueren; - passende maatregelen treffen als er alarm geslagen wordt. 4. Begeleider goederentreinen De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « begeleider goederentreinen » zijn voornamelijk de volgende : - de algemene bepalingen van het veiligheidsboekje kennen en kunnen toepassen; - de verrichtingen uitvoeren met betrekking tot het samenstellen van de treinen : o instaan voor de ter plaatse te bedienen wissels. - openen en sluiten van stuitklampen of ontspoortongen; o gewone, door optische seinen of per radio bevolen rangeringen uitvoeren; o de beperkte technische schouwing van de voertuigen uitvoeren en de « gemakkelijk te ontdekken » onregelmatigheden opsporen. Een beschadigingsetiket opmaken, aanbrengen en opsturen; o het krachtvoertuig aankoppelen; o de inrichtingen voor immobilisatie van een treinstel uitschakelen; o de voorziene remproeven uitvoeren; o het treineinde in orde brengen; o de alternatoren « ledig-beladen » en « reizigers-goederen » in de juiste stand plaatsen; o de noodreminrichting plaatsen, testen en gebruiken; o de voorwaarden controleren met betrekking tot remming, samenstelling, snelheid, last van de trein, ; - de procedure en de regels voor het correct gebruik van de remkoppeling eerbiedigen bij het opdrukken van een stel; - gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; - een overweg in alle veiligheid overschrijden; - de passende controles en verrichtingen uitvoeren bij abnormale situaties, incidenten of ongevallen : o de trein tot stilstand brengen, indien de veiligheid in het gedrang komt; o de vereiste maatregelen nemen, als om een bepaalde reden een snelheidsbeperking nodig is; o een hindernis afdekken (op afstand en ter plaatse afdekken); o nagaan of een trein volledig is, indien het reglementair eindsein ontbreekt; o een door een bestuurder opgesteld noodbericht doorsturen; o weten waar en hoe gebruik kan worden gemaakt van de alarmtelefoon, de telefoon in een overwegkeet of een andere telefoon op de lijn; o een onregelmatige seinoverschrijding vaststellen en er op passende wijze op reageren; o de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen vaststellen en de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen; - de vereiste mededelingen die door de IB worden opgelegd, kunnen uitwisselen om : o bij het binnenrijden van een infrastructuurzone de toepassing en uitvoering van alle voorziene maatregelen van de lokale gebruiksprotocollen te eerbiedigen; o bij het verlaten van een infrastructuurzone de uitvoering en de toepassing van de voorziene maatregelen van de lokale gebruiksprotocollen te eerbiedigen; - beschikken over een theoretische en praktische kennis van de lokale consignes en protocollen betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur en bekwaam zijn deze toe te passen. 5. Bediende belast met het rangeren De specifieke bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met het rangeren » zijn voornamelijk de volgende : In staat zijn de regels van de kunst toe te passen, met name : - de kenmerken van de spoorvoertuigen en hun lading herkennen en meedelen : o het in reizigers- en goederentreinen toegestane materieel onderscheiden; o de conventionele tekens en opschriften op de voertuigen interpreteren; o de beschadigingsetiketten interpreteren; o de etiketten inzake breekbare goederen interpreteren; o gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; - de aanwezigheid van gevaarlijke goederen vaststellen; in voorkomend geval de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen en het codeboek van de gevaarlijke goederen gebruiken; - tijdens de aanwezigheid op de spoorweginfrastructuur in de eigen veiligheid, en indien men een ploeg leidt, in de veiligheid van het personeel onder zijn bevoegdheid voorzien; - kennen en toepassen van de noodzakelijke controles alvorens het bevel tot rangering te geven; - de regels inzake het remmen en het immobiliseren van voertuigen en konvooien toepassen : o een afzonderingskraan en een spuiklep herkennen en bedienen; o de betekenis van de technische merktekens (rem, lading, ...) begrijpen en de maatregelen nemen die erop van toepassing zijn; o de remproeven uitvoeren op een stel in rangering; o de voertuigen in een stel rangschikken; o een handrem lokaliseren, controleren en bedienen; o de verschillende types en reeksen van stopblokken onderscheiden, controleren en gebruiken; o tijdelijke en aanvullende immobilisaties van voertuigen en stellen uitvoeren, het vereiste aantal handremmen en/ of stopblokken bepalen; o een immobilisatie ongedaan maken; o correct reageren bij ontsnapping van voertuigen; - samenstellen en ontbinden van spoorkonvooien : o de voertuigen aan- en afkoppelen; o de lengte van een stel bepalen; o bevelen van het verplaatsen en het stoppen van de voertuigen en de stellen; o herkennen van de verschillende weergaves van een vast stopsein; o herkennen van verschillende seinborden; o herkennen van optische en akoestische handseinen o bevelen aan de bestuurder doorgeven : mondeling, met akoestische seinen, met gebaren, door het bedienen van de remkoppeling; o het rijden op zicht naleven; o een ter plaatse te bedienen wissel in de gewenste stand plaatsen; o een reisweg controleren (wissels, kruisingen, ...); o rollend materieel kunnen koppelen en ontkoppelen (mechanische, elektrische en pneumatische koppelingen); o nagaan of de rangeerbeweging rekening houdend met het materieel en de coördinatie van het betrokken personeel, kan worden aangevat; o de voor de uitvoering van bepaalde bewegingen vereiste toestemming vragen (rangering op hoofdspoor, verplaatsing van een beschadigd voertuig); o verzamelen en doorgeven van de wagen- en/of treingegevens met het oog op hun exploitatie; o indien het veiligheidsbeheersysteem hierin voorziet, de hierna volgende taken zoals deze in het intern reglement van de betreffende infrastructuurgebruiker zijn gespecificeerd, uitvoeren : - de voorbereiding uitvoeren van een te rangeren stel (« losdraaien »); - de stopblokken kunnen gebruiken alsook de andere specifieke toestellen voor de rangeerdienst; - het samenstellen van de sneden voor het rangeren van een stel door afstoten of door heuvelen; - het hergroeperen van de gerangeerde wagens die zich op één spoor bevinden (« samenduwen »). 6. Bediende belast met het samenstellen en verzenden van treinen De specifieke bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met het samenstellen en verzenden van treinen » zijn voornamelijk de volgende : In staat zijn de regels van de kunst toe te passen, met name : - de kenmerken van de spoorvoertuigen en hun lading herkennen en meedelen : o de nodige handelingen uitvoeren om een buitengewoon vervoer te lokaliseren; o de aan de voertuigen toe te kennen beschermingsgraad bepalen, meedelen en dienovereenkomstig handelen; o materieel met geroeste wielbanden opsporen en die informatie doorgeven; - indien het veiligheidsbeheersysteem hierin voorziet, moeten bepaalde schouwingstaken en onderhouden van het materieel worden uitgevoerd om de in het oog springende beschadigingen en onregelmatigheden, zoals gespecificeerd in het intern reglement van de betreffende IG, te sporen (in begrip van de beschadigingsetiketten en de etiketten voor breekbare goederen kunnen opstellen, aanbrengen en doorgeven). - de regels toepassen voor het remmen en het immobiliseren van voertuigen en konvooien : o de verschillende automatische en handbediende alternatoren herkennen, de alternatoren, « reizigers/ goederen » en « ledig/ beladen » in de juiste stand plaatsen; o het volgens de omstandigheden uit te voeren type van remproef bepalen; o de remproeven uitvoeren (minimum : continuïteitsproef, verbindingsproef, remkoppelingsproef, werkingsproef op een stel in rangering), ook in de bijzondere gevallen zoals vervoer van springstoffen en beschadigde voertuigen, alsook de continuïteitsproef van de voedingsleiding; o optekenen en doorgeven van een remmingsbulletin aan de bestuurder alsook een samenstellingsborderel; o de « sneden » samenstellen voor het rangeren van een stel door afstoten of door heuvelen; - de signalisatieregels voor het treineinde van een spoorkonvooi kennen; - samenstellen en ontbinden van spoorkonvooien : o de regels naleven met betrekking tot het invoegen en rangschikken van voertuigen, opgelegd door bijzondere technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften (maximumsnelheid afhankelijk van het materieel en/ of de lading, gevaarlijke goederen, uitzonderlijk vervoer, beschadigingen, enz); o het treineinde wat betreft de koppeling, de leidingen en de seinen, in orde brengen; o de voorbereiding uitvoeren van een te rangeren stel ("losdraaien") o een overweg in alle veiligheid laten overschrijden; o stopblokken en andere bijzondere toestellen, nodig bij het rangeren, kunnen gebruiken; o de op eenzelfde spoor staande wagens groeperen (« samenduwen »); o de veiligheid van de niet-betrokken bedienden en van het publiek waarborgen; o een hindernis afdekken; o reageren bij het vaststellen van een onregelmatige seinoverschrijding; 7. Bediende belast met het beheer van de administratieve taken met betrekking tot het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met het beheer van de administratieve taken met betrekking tot het rangeren, bedienen van installaties, samenstellen en verzenden van treinen » zijn voornamelijk de volgende : - het in de verschillende types van bewegingen en op goedgekeurde reiswegen toegelaten materieel onderscheiden; - de aanduidingen op de voertuigen, op de lading en op de vervoersdocumenten (met inbegrip van de elektronische) kunnen begrijpen; - de regels voor het samenstellen van een konvooi kunnen toepassen; - de aanduidingen op de gevaarsetiketten, op de beschadigingsetiketten en op de etiketten « breekbaar » kunnen lezen, opstellen en op de betrokken lading plaatsen; - het rembulletin kunnen opstellen en doorgeven; - het trieerbulletin kunnen opstellen en doorgeven; - het samenstellingsbulletin kunnen opstellen en doorgeven; - al de nodige informatie kunnen doorspelen aan de voorziene bestemmelingen en dit door gebruik te maken van de verschillende voorziene middelen (papier, telex, fax, magnetische banden, elektronische briefwisseling, ); - de geschriften aangaande de verzendingen kunnen bijhouden en de traceerbaarheid ervan kunnen waarborgen; - instaan voor het toezicht op de verzendingsadministratie en de traceerbaarheid ervan kunnen waarborgen; - versturen van de aankondiging van de samenstelling; - instaan voor het aannemen van transporten, met name de zendingen met gevaarlijke goederen; - het bepalen van het remregime en het rempercentage van een trein en op basis hiervan de toegestane snelheid bepalen. 8. Bediende belast met de bediening van spoortoestellen en seinposten De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met de bediening van spoortoestellen en seinposten » zijn voornamelijk de volgende : - de algemene reglementering, de consignes, de lokale protocollen en de tijdelijke lokale onderrichtingen enz.kennen en kunnen toepassen; - de te bedienen installaties, de verschillende mogelijke te berijden reiswegen, de bijzonderheden van sommige installaties kennen; - de verschillende uit te voeren handelingen of mogelijk uit te voeren handelingen en de te bedienen toestellen kennen (wissels, ontspoortongen, stuitklampen, overwegen, sloten, wisselwachtersposten, ); - volgens de omstandigheden en de werkvoorwaarden de verschillende te verwezenlijken procedures kunnen toepassen (het uitwisselen van aankondigingen / geformaliseerde aankondigingen, het nemen van bijzondere maatregelen in normale en abnormale omstandigheden, ); - in staat zijn de voorziene beweging van de treinen, stellen en bedieningen in acht te nemen; - in staat zijn de verschillende dienstbestemmingen van de sporen na te leven; - in alle veiligheid reiswegen aanleggen of laten aanleggen en dit moet voldoende tijdig gebeuren om vertragingen, belemmeringen, onnodige stilstanden of elke andere verstoring, te vermijden, met inbegrip van deze die gevolgen hebben in de operationele zones van de IB of van een andere IG; - de bewegingen in zijn actiezone (rangeringen, vertrekken, ontvangsten, ) coördineren; - jegens personen, materieel en vervoer treffende beschermingsmaatregelen kennen en kunnen toepassen; - waken over het verloop van de bewegingen, hun samenstelling en hun gelijkvormigheid; (o.a. de aanwezigheid van een eindsein, de toestand van de ladingen, ...) - instaan voor de bediening van lokale toestellen of de toepassing van lokale procedures voor het overschrijden van een overweg; - de bepalingen die in de bedieningsprotocollen of in de technische documenten zijn opgenomen, kunnen interpreteren en toepassen; - in geval van verstoring : o de betrokken diensten op de hoogte brengen (IB, IG of IG's indien er meerdere tegelijk betrokken zijn, de hulpdiensten, ...); o alle maatregelen kunnen nemen om de storing te verhinderen, de gevolgen ervan te verminderen en / of de normale toestand zo spoedig mogelijk te herstellen; o in staat zijn de voorziene procedures in geval van storingen op de verschillende inzetbare systemen toe te passen. 9. Bediende belast met de technische schouwing van het rollend materieel De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met de technische schouwing van het rollend materieel » zijn voornamelijk de volgende : - opsporen en lokaliseren van de eventuele beschadigingen en gebreken aan de voertuigen die de veiligheid en de betrouwbaarheid van het vervoer in het gedrang kunnen brengen en maatregelen nemen om deze te verhelpen; - de conformiteit van de ladingen controleren; - de doeltreffendheid van de remmen controleren; - zorgen voor de naspeurbaarheid van zijn werkzaamheden; - tijdens zijn aanwezigheid op de spoorweginfrastructuur in zijn eigen veiligheid voorzien; - merken, opschriften en afkeuringsmiddelen : o nagaan of de voertuigen beantwoorden aan de kenmerken van het vervoer waarvoor ze worden ingezet; o de data van de periodieke verrichtingen nagaan; o het belang van de gemelde onregelmatigheden beoordelen (eerder aangebracht afkeuringsetiket, logboek, ...) en er het gepaste gevolg aan geven; o de afkeuringsmiddelen gebruiken (etiketten, logboek, enz.); o gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; - uitrusting van het voertuig : o de staat nagaan van : - het onderstel van de voertuigen en de draaistellen; - de ophanging; - het loopwerk; - de koppelingen; - het stootwerk; door het opsporen van de uitwendige tekenen die wijzen op een minder goede staat van de verborgen onderdelen; o nagaan of de koppelingen juist zijn uitgevoerd (mechanische, pneumatische, elektrische verbindingen, ...). - remmechanisme : o controleren of het remhangwerk en de onderdelen van de rem in goede staat zijn; o de stand van de bedieningsinrichting nagaan van : - de afzonderingskranen van de remmen; - de eindkranen; - de inrichtingen « ledig-beladen » en « reizigers-goederen »; o het lossen van de handrem(men) controleren (behalve bij andersluidende onderrichtingen). - bovenbouw : o controleren of de buitenkant van de kast en de onderdelen ervan in goede staat zijn en indien nodig of ze juist geplaatst zijn; o controleren of de binnenkant van de kast en de inrichting ervan in goede staat zijn; o controleren of de mobiele delen zich in de juiste stand bevinden en of hun geleiding en vastzetwerk goed werkt en ingeschakeld is; - ladingen : o zich vergewissen van de stabiliteit, de juiste verdeling en vastzetten van de gewone en uitzonderlijke ladingen; o nagaan of er geen verlies van goederen is; o nagaan of de middelen om producten te bewaren (benodigdheden, ...) goed zijn gebruikt. - remproeven uitvoeren : o met de sleeplocomotief; o d.m.v. vaste installaties; o in bijzondere omstandigheden zoals bij vervoer van explosieven, beschadigde voertuigen, beproeven van de continuïteit van de algemene voedingsleiding. - kleine werken en tussenkomsten aan het materieel : o bepaalde eenvoudige werken uitvoeren om het materieel rijklaar te maken (vervanging van remblokken, pneumatische slang, schroefkoppelingen, ...). - een verslag opstellen : o nauwkeurig verslag uitbrengen van de beschadigingen, gebreken en andere onregelmatigheden aan de bevoegde diensten; o communiceren volgens de gepaste procedures en met de geschikte middelen (radio, telefoon, formulieren, informatica, ...). 10. Bediende belast met het onderhoud van het rollend materieel De bekwaamheden voor het uitvoeren van de veiligheidsfunctie « bediende belast met het onderhoud van het rollend materieel » zijn voornamelijk de volgende : - het veiligheidsbelang van de diverse uitrustingen die aanwezig zijn op het rollend materieel en hun werking begrijpen; - in staat zijn na te gaan of de uitrusting van het rollend materieel conform de technische beschrijvingen en andere onderhoudsdocumenten is; - de diverse speciale werktuigen voor het onderhoud van het rollend materieel op een adequate wijze kunnen gebruiken; - in staat zijn fouten in de uitrustingen te ontdekken en deze te verhelpen, binnen de technische bevoegdheden die verbonden zijn aan deze functie; - in staat zijn de proeven volgend op de werkzaamheden tot herstel van de normale toestand, uit te voeren; - de naspeurbaarheid van de vastgestelde feiten alsook van de resultaten van de uitgevoerde verrichtingen waarborgen. 11. Onderstationchef specialiteit « reiziger » - toezicht en bediening van de perrons en uitwijkbundels. De bijzondere vereiste bekwaamheden op het gebied van veiligheid zijn : Verantwoordelijkheid van de rangeerdienst : - volmaakte kennis van de bediende lokale installaties; - theoretische en praktische kennis (kennis van zaken) van de uit te voeren verrichtingen (geduwde rangering, getrokken rangering, ...); - kennis van de betrokken algemene en lokale reglementering; - in staat zijn de uit te voeren taken te organiseren; - de activiteiten van het personeel van de IG (bestuurder, bediende belast met de rangering) in zijn actiezone coördineren (alsook tegenover het personeel van de IB en het personeel van mogelijke andere IG's); - in staat zijn de voorziene en noodzakelijke mededelingen te wisselen (met het personeel van de IB, met het personeel van de IG (bestuurder), met het personeel van andere IG's, ...) om de veiligheid van de bewegingen, de regelmaat van het treinverkeer en de optimale uitvoering van de taken te garanderen; - de kenmerken van de spoorvoertuigen herkennen en meedelen : o het in reizigerstreinen toegelaten materieel onderscheiden (gesleept materieel, MS, motorwagens, HST-stellen); o de op de voertuigen voorkomende conventionele tekens en opschriften interpreteren; o indien het veiligheidsbeheersysteem hierin voorziet, moeten bepaalde schouwingstaken van het materieel worden uitgevoerd om de in het oog springende beschadigingen en onregelmatigheden, zoals deze in het intern reglement van de betreffende IG zijn gespecificeerd, te lokaliseren; o de gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; o de aan de voertuigen toe te kennen beschermingsgraad bepalen en meedelen en dienovereenkomstig handelen; o materieel met verroeste wielbanden opsporen en die informatie doorgeven; - de aanwezigheid van gevaarlijke goederen vaststellen; in voorkomend geval de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen; - tijdens zijn aanwezigheid op de spoorweginfrastructuur instaan voor de eigen veiligheid en voor die van overige aanwezigen; - de noodzakelijke controles en uit te voeren procedures kennen en toepassen, alvorens een rangering te bevelen; - de regels toepassen betreffende het remmen en het immobiliseren van voertuigen en konvooien (de uitvoering bevestigen aan de IB en aan het personeel van de IG dat met de rangeringen is belast) : o een afzonderingskraan en een spuiklep herkennen en bedienen; o de betekenis van de technische merktekens (rem, lading, ...) kennen en ze in de praktijk kunnen brengen; o de verschillende automatische en handbediende alternatoren herkennen, de handbediende alternatoren « vlakte/ bergen », « reizigers/ goederen », « ledig/beladen » in de juiste stand plaatsen; o het volgens de omstandigheden uit te voeren type van remproef bepalen; o de remproeven uitvoeren (minimum : continuïteitsproef (type D) en volledige proef (type E), remkoppelingsproef, werkingsproef op een rangerend stel); o de voertuigen in een stel rangschikken; o het remregime en rempercentage van een stel bepalen en er de toegestane snelheid uit afleiden; o een handrem lokaliseren, controleren en bedienen; o de samenstelling van een trein doorgeven aan de bestuurder indien dit gespecifieerd werd in de interne regelgeving van de spoorwegonderneming; o de verschillende types en reeksen van stopblokken onderscheiden, controleren en gebruiken; o tijdelijke en aanvullende immobilisatie van voertuigen en stellen uitvoeren, het vereiste aantal handremmen en/ of stopblokken bepalen; o een immobilisatie ongedaan maken; o correct reageren bij ontsnapping van voertuigen; o de signalisatievoorwaarden waaraan het treineinde moet voldoen, kennen. - Samenstellen en ontbinden van spoorkonvooien : o de voertuigen aan- en afkoppelen; o de regels naleven met betrekking tot het invoegen en rangschikken van voertuigen, zoals deze zijn opgelegd door bijzondere technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften (maximumsnelheid afhankelijk van het materieel en/ of de lading, gevaarlijke goederen, buitengewoon vervoer, beschadigingen, ...); o de lengte van een stel bepalen; o het treineinde wat betreft de koppeling, de leidingen en de seinen, in orde brengen; o het bevel geven om een treinstel klaar te maken voor het rangeren; o bevel geven voor het verplaatsen en tot stilstand brengen van voertuigen en stellen : - de verschillende weergaves van een vast stopsein herkennen; - de verschillende seinborden herkennen; - de optische en akoestische handseinen herkennen. o bevelen aan de bestuurder doorgeven : mondeling, met akoestische signalen, met gebaren, door het bedienen van de remkoppeling, per radio; o instaan voor de bediening van lokale toestellen of toepassing van lokale procedures voor het overschrijden van een overweg; o het rijden op zicht naleven; o een ter plaatse te bedienen wissel in de gewenste stand plaatsen (enkel in de zones waar de bediening van de wissels door de SO toegelaten is); o een reisweg controleren (wissels, kruisingen, ...) enkel in de zones waar de bediening van de wissels door IG toegestaan is; o rollend materieel kunnen koppelen en ontkoppelen (mechanische, elektrische, pneumatische leidingen, overgangsbruggen en vouwbalgen); o nagaan of een rangeerbeweging kan worden uitgevoerd rekening houdend met het materieel en op de coördinatie tussen de deelnemers; o de voor de uitvoering van bepaalde bewegingen vereiste toestemming geven (rangering op hoofdspoor, verplaatsing van een beschadigd voertuig); o de veiligheid van de niet-betrokken bedienden en van het publiek waarborgen; o een hindernis afdekken;

Algemeen toezicht op de perrons : - bewerking AVG aan treinen met niet-gekoppelde opdruklocomotief; - bewerking AVG aan materieel waar de begeleider het stel niet kan verlaten; - doorgeven van de mededeling AVG aan de Thalys-, ICE- en Eurostar treinen; - tussenkomst bij een onregelmatig vertrek (storing materieel, uitgesteld vertrek); - toezicht op de rangeringen aan het perron (zie specificaties in punt A hierboven); - toezicht op de voorbereiding van de treinen aan het perron (koppeling), ontkoppeling aan het perron; - algemeen toezicht op de veiligheid van de reizigers en van de personen met beperkte mobiliteit en van de groepen in het bijzonder; - bijstand aan de slachtoffers bij een ongeval.

Incidenten/ongevallen/nood : - coördinatie hulpdiensten; - hulp bij plaatsing van een noodkoppeling; - uitvoering van een remproef; - immobilisatie van een treinstel; - verspreiding van de informatie betreffende de immobilisatie; - bescherming te velde van het treinstel; - veiligheid van de reizigers op de plaats van het ongeval, het incident, de noodsituatie; - overstap van de klanten/reizigers op een andere trein of naar bussen en taxi's; - instellen van vervangingsmiddelen voor het vervoer van de klanten/reizigers, veiligheid; - begeleiding van de bestuurder naar het station (slecht vertrouwd met de installaties, mist, ...). 12. Bediende belast met de rangeringen specialiteit « reiziger » De bijzondere vereiste bekwaamheden op het gebied van veiligheid zijn : Uitvoering van de rangeerdienst, bediening van de installaties, vorming van treinen : - volmaakte kennis van de bediende lokale installaties; - theoretische en praktische kennis (kennis van zaken) van de uit te voeren verrichtingen (geduwde rangering, getrokken rangering, ...); - kennis van de betrokken algemene en lokale reglementering; - in staat zijn de voorziene en noodzakelijke mededelingen te wisselen met het personeel van de IB, met het personeel van de IG (bestuurder), met het personeel van andere IG's, ....); - de kenmerken van de spoorvoertuigen herkennen en meedelen : o het in reizigerstreinen toegestane materieel onderscheiden (gesleept materieel, MS, motorwagens, HST-stellen); o de op de voertuigen voorkomende conventionele tekens en opschriften interpreteren; o de gevaarsetiketten kunnen lezen en de betekenis ervan begrijpen; - de aanwezigheid van gevaarlijke goederen vaststellen; in voorkomend geval de aanbevelingen van de gevarenkaart toepassen; - tijdens zijn aanwezigheid op de spoorweginfrastructuur in zijn eigen veiligheid voorzien; - de noodzakelijke controles en verplichte procedures alvorens een rangering te bevelen, kennen en toepassen; - De regels inzake het remmen en het immobiliseren van voertuigen en konvooien toepassen (de uitvoering bevestigen aan de IB en aan het personeel van de IG belast met de rangeringen) : o een afzonderingskraan en een spuiklep herkennen en bedienen; o de betekenis kennen van de technische merktekens (rem, lading, ..) en de maatregelen die van toepassing zijn in de praktijk kunnen brengen; o de verschillende automatische en handbediende alternatoren herkennen, de handbediende alternatoren « vlakte/ bergen », « reizigers/ goederen », « ledig/beladen » in de juiste stand plaatsen; o het volgens de omstandigheden uit te voeren type van remproef bepalen en kunnen uitvoeren; o de remproeven uitvoeren (minimum : continuïteitsproef (type D) en volledige proef (type E), remkoppelingsproef, werkingsproef op een rangerend stel); o de voertuigen in een stel rangschikken; o een handrem lokaliseren, controleren en bedienen; o de verschillende types en reeksen van stopblokken onderscheiden, controleren en gebruiken; o tijdelijke en aanvullende immobilisatie van voertuigen en stellen uitvoeren, het vereiste aantal handremmen en/of stopblokken bepalen; o een immobilisatie ongedaan maken; o correct reageren wanneer voertuigen op drift geraken; o de voorwaarden inzake signalisatie waaraan het treineinde moet voldoen kennen. - samenstellen en ontbinden van spoorkonvooien : o de voertuigen aan- en afkoppelen; o de regels naleven met betrekking tot het invoegen en rangschikken van voertuigen, opgelegd door bijzondere technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften (maximumsnelheid afhankelijk van het materieel en/of de lading, gevaarlijke goederen, buitengewoon vervoer, beschadigingen,...); o de lengte van een stel bepalen; o het treineinde wat betreft de koppeling, de leidingen en de seinen, in orde brengen; o het bevel geven om een treinstel klaar te maken voor het rangeren; o het bevel geven voor het verplaatsen en tot stilstand brengen van voertuigen en stellen : o de verschillende weergaves van een vast stopsein herkennen; o de verschillende seinborden herkennen; o de optische en akoestische handseinen herkennen; o bevelen aan de bestuurder doorgeven : mondeling, met akoestische signalen, met gebaren, door het bedienen van de remkoppeling, via radioverbinding; o instaan voor de bediening van lokale toestellen of toepassing van lokale procedures voor het overschrijden van een overweg; o het rijden op zicht naleven; o een ter plaatse te bedienen wissel in de gewenste stand plaatsen (enkel in de zones waar de bediening van de wissels door IG toegestaan is); o een reisweg controleren (wissels, kruisingen, ...) enkel in de zones waar de bediening van de wissels door IG toegestaan is; o rollend materieel kunnen koppelen en ontkoppelen (mechanische, elektrische, en pneumatische leidingen, overgangsbruggen en vouwbalgen); o nagaan of een rangeerbeweging kan worden uitgevoerd met het oog op het materieel en op de coördinatie tussen de deelnemers; o de voor de uitvoering van bepaalde bewegingen vereiste toelating vragen (rangering op hoofdspoor, verplaatsing van een beschadigd voertuig); o de veiligheid van de niet-betrokken bedienden en van het publiek verzekeren; o een hindernis afdekken; - De vrijmaking van de kruisingen nakijken ter hoogte van de vrijeruimtebalken.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 9 juni 2009 tot aanneming van het bestek voor het veiligheidspersoneel.

H. VAN ROMPUY E. SCHOUPPE

^