gepubliceerd op 23 april 1999
Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 11 januari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 november 1982 tot uitvoering van de wet van 8 augustus 1981 houdende oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers
9 APRIL 1999. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 11 januari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 november 1982 tot uitvoering van de wet van 8 augustus 1981 houdende oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers
De Minister van Ambtenarenzaken, Gelet op de wet van 8 augustus 1981 tot oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
Gelet op de wet van 22 februari 1998 houdende sommige sociale bepalingen, inzonderheid hoofdstuk IX, artikel 186, tot wijziging van voornoemde wet van 8 augustus 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 januari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 november 1982 tot uitvoering van voornoemde wet van 8 augustus 1981;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
Gelet op de wetten op de Raad van State, samengeordend op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak het structurele tekort in te dijken van de tehuizen en de ziekenhuisdiensten bestemd voor de opvang van de gerechtigden van het Nationaal Instituut en bij wijze van aanvulling van de niet-gerechtigden, zodanig dat de openbare financiën, in een eerste fase, niet bezwaard worden en dat, in een tweede fase, de bijna onvermijdelijke sluiting van deze tehuizen en ziekenhuisdiensten vermeden wordt, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit dient verstaan te worden onder : a) wet : de wet van 8 augustus 1981 houdende oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;b) koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 29 november 1982 tot uitvoering van voornoemde wet van 8 augustus 1981;c) Nationaal Instituut : het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;d) begunstigde : de persoon behorend tot de categorieën gerechtigden van het Nationaal Instituut, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet;e) homes : de rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, ziekenhuisdiensten en serviceflats beheerd door het Nationaal Instituut.
Art. 2.§ 1. Om in één van de homes opgenomen te worden, hebben de begunstigden van het Nationaal Instituut voorrang op de niet-gerechtigden telkens als één of meerdere bedden in één van de homes vrijkomen. § 2. Onder de niet-gerechtigden wordt met name voorrang verleend aan de inwoners van één van de gemeenten die of waarvan het O.C.M.W. zoals bedoeld in artikel 5bis, § 2, van het koninklijk besluit een overeenkomst afsloot met het Nationaal Instituut of van een gemeente, lid van een Intercommunale, die zo'n overeenkomst met het Nationaal Instituut afsloot. § 3. Te dien einde zal elk home drie wachtlijsten opmaken, één voor de begunstigden, één voor de niet-gerechtigden van de gemeenten die voorrang hebben en één voor de andere niet-gerechtigden.
De eerste lijst zal in chronologische volgorde van hun inschrijving de namen van de begunstigden vermelden die een voor het betreffende home passende opnameaanvraag ingediend hebben, de tweede, in chronologische volgorde van hun inschrijving, de namen van de niet-gerechtigden van bovenvermelde gemeenten die een gelijkaardige aanvraag ingediend hebben voor hetzelfde home en de derde, in chronologische volgorde van hun inschrijving, de namen van de andere niet-gerechtigden die kandidaat zijn voor opname in hetzelfde home.
De aanvragen die op de tweede en de derde lijst voorkomen, zullen slechts in aanmerking genomen worden in de mate dat voldaan werd aan de aanvragen vermeld op de eerste lijst.
Art. 3.Geen enkele resident opgenomen in één van de homes van het Nationaal Instituut kan er evenwel van uitgesloten worden ten voordele van een begunstigde of een prioritaire niet-gerechtigde waarvan de aanvraag later werd ingediend.
Art. 4.Onder passende opnameaanvraag dient verstaan elke aanvraag die het voorwerp uitgemaakt heeft van een door de directeur van het home of zijn vertegenwoordiger gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs.
Art. 5.Binnen de drie voornoemde lijsten, zullen de kandidaten die aan de criteria voor de opname in een rust- en verzorgingstehuis beantwoorden, worden opgenomen vóór de kandidaten die niet aan deze criteria beantwoorden.
Art. 6.Wanneer een voorstel tot opname werd gedaan aan een kandidaat die deze weigert of die binnen 8 dagen geen positief antwoord geeft, wordt diens naam van de wachtlijst geschrapt. Hij kan evenwel vragen om opnieuw op deze lijst ingeschreven te worden op de datum van deze nieuwe aanvraag.
Art. 7.In geval van vaststaande, maar uitgestelde opname van een kandidaat kan de tijdelijk vrijgekomen plaats toegewezen worden aan een kandidaat in nuttige volgorde op de lijsten zo deze opgenomen wordt voor een verblijf van bepaalde duur overeenstemmend met de termijn voor de komst van de kandidaat met voorrang. De duur van dit kort verblijf zal vermeld worden in de opnameovereenkomst.
Art. 8.Op het ogenblik van de indiening van hun opnameaanvraag zijn de begunstigden en de niet-gerechtigden ertoe gehouden zich te schikken naar de beginselen verduidelijkt in het huishoudelijk reglement van het home en die verwijzen naar de door het Nationaal Instituut in het kader van zijn morele opdracht verdedigde waarden.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 9 april 1999.
A. FLAHAUT