gepubliceerd op 10 april 2001
Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Departement Leefmilieu en Infrastructuur
8 MAART 2001. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 69;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 81 en 83;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1999 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 15 oktober 1999, 14 april 2000 en 26 mei 2000, inzonderheid op de artikelen 7, 11, 23 en 27;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 maart 1995 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, waterbeleid en huisvesting, aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 14 februari 1997 en 21 juni 2000, inzonderheid op artikel 11, § 2, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. De tegemoetkoming voor het bouwen van een nieuwe woning of voor het uitvoeren van werken aan een woning heeft als bedoeling een maximaal aantal bijkomende woningen te realiseren of bestaande woningen te renoveren. De aanvrager kan hiertoe voor dezelfde woning slechts éénmaal bedoelde tegemoetkoming verkrijgen. § 2. Voor het bekomen van de tegemoetkoming, bedoeld in § 1, stelt de administratie facultatief aanvraagformulieren ter beschikking. Deze formulieren zijn gehecht als bijlage I aan dit besluit.
Art. 2.§ 1. Het inkomen wordt vastgesteld aan de hand van het aanslagbiljet. Als de aanvrager het aanslagbiljet niet kan voorleggen, wordt het inkomen door de administratie opgevraagd bij de Administratie der Directe Belastingen.
Als het inkomen, geattesteerd door de Administratie, bedoeld in het eerste lid, "nihil", "niet belastbaar" of minder dan 10 000 euro bedraagt, wordt: 1° het effectief genoten inkomen verder opgevraagd bij de bevoegde diensten van vernoemde Administratie;2° desgevallend het inkomen van het laatst afgelopen jaar of het lopende jaar in aanmerking genomen. In geval bedoeld in het vorig lid, 2°, kan het inkomen met alle middelen worden aangetoond. § 2. Om na te gaan of de aanvrager voldoet aan de minimuminkomensvoorwaarde van 10 000 euro wordt geen rekening gehouden met de vermindering van 2 100 euro per persoon ten laste.
Art. 3.Als ernstig gehandicapt wordt beschouwd de persoon die op de aanvraagdatum één van de attesten kan voorleggen, genoemd in het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking genomen worden om een ernstige handicap vast te stellen. HOOFDSTUK II. - De tegemoetkoming voor het bouwen van een nieuwe woning
Art. 4.Onder bouwen of laten bouwen van een woning, verstaat men : a) het eigenhandig bouwen van een woning;b) het laten bouwen van een woning of appartement door één of meerdere geregistreerde aannemers, waaronder ook het laten bouwen volgens het principe van "sleutel-op-de-deur";c) het kopen van een woning of appartement, waarvan de levering niet vrijgesteld is van belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 5.§ 1. Onder open bebouwing verstaat men de ééngezinswoning waarvan geen enkele gevel zich op de perceelsgrens bevindt.
Onder gesloten of halfopen bebouwing verstaat men : a) de woningen waarvan tenminste één gevel zich op de perceelsgrens bevindt;b) de appartementen. § 2. De oppervlakte van het perceel waarop de woning wordt opgericht, wordt vermeld op het formulier B, zoals aangevuld door de ontvanger van registratie en domeinen.
Is dit niet het geval, dan kan men de oppervlakte bewijzen aan de hand van één van volgende documenten : a) een kopie van de aankoopakte, b) een attest, afgeleverd door de notaris die de aankoopakte verleden heeft, c) een uittreksel uit de kadastrale legger.Het uittreksel uit de kastastrale legger mag niet ouder zijn dan 1 jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum.
Art. 6.§ 1. Om het bouwvolume te bepalen worden de buitenmaten van de bovengrondse constructies in aanmerking genomen. Met de ondergrondse delen die onder het maaiveld liggen wordt geen rekening gehouden. In geval het maaiveld hellend is, wordt het gemiddelde maaiveld berekend.
In afwijking van het eerste lid worden de gemeenschappelijke muren voor de helft meegerekend. § 2. De berekeningswijze bedoeld in § 1, geldt : 1° eveneens voor appartementen, met dien verstande dat de gemeenschappelijke ruimtes niet worden meegerekend;2° voor de hoofd- en bijgebouwen die in de bouwvergunning zijn opgenomen. § 3. Het maximaal toegelaten volume van 475 m3 kan worden verhoogd met 50 m3 voor de personen die zullen samenwonen in de op te richten woning. In dit geval wordt de aanvrager als samenwonend beschouwd voor de te vervullen voorwaarden. HOOFDSTUK III. - De tegemoetkoming voor het uitvoeren van werken aan een woning
Art. 7.De werken die voor de tegemoetkoming in aanmerking komen, zijn de volgende : a) dakwerken;b) gevelwerken;c) gevelschrijnwerk;d) werken aan de binnenstructuur;e) werken aan trappen;f) vochtwering;g) elektrische installatie;h) sanitaire installatie;i) verwarmingsinstallatie. Als de aanvrager de werken niet eigenhandig uitvoert, moeten ze uitgevoerd worden door één of meerdere geregistreerde aannemers.
De werken, de modaliteiten en de voorwaarden met betrekking tot energiezuinigheid en warmteverlies, waaraan de werken moeten voldoen, worden nader bepaald in bijlage II bij dit besluit.
Art. 8.§ 1. Binnen de zes maand na toekenning van de tegemoetkoming maakt de aanvrager een afschrift van de facturen ter waarde van 7 500 euro over aan de administratie.
Onverminderd het eerste lid maakt de aanvrager na het beëindigen van de werken en ten laatste drie maanden na het verstrijken van de termijn van twee jaar om werken uit te voeren, een afschrift van de resterende facturen over aan de administratie. Het totaal bedrag aan facturen bedraagt minimaal 24 800 euro.
Drie maanden voorafgaand aan het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in het tweede lid, stuurt de administratie een herinnering dat een afschrift van de facturen haar moeten overgemaakt worden. § 2. De facturen moeten dateren van na de aanvraagdatum, met uitzondering van de facturen voor materialen. Deze mogen dateren van zes maanden voor de aanvraagdatum. HOOFDSTUK IV. - Delegatie
Art. 9.Aan artikel 11, § 2 van het ministerieel besluit van 17 maart 1995 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, waterbeleid en huisvesting, aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 14 februari 1997 en 21 juni 2000, wordt een 18° toegevoegd, die luidt als volgt : « 18° bij toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning : a) al dan niet in beroep, definitief te beslissen over het toekennen of weigeren van de tegemoetkomingen en de betreffende betaalbaarstellingen te ondertekenen b) te oordelen of een kind, na voorlegging van bewijzen, kan worden beschouwd als persoon ten laste.» HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2001.
Brussel, 8 maart 2001.
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS
Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II 1. Werken uit het oogpunt van de functionaliteit van het gebouw 1.1. Dakwerken Het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van dakbedekkingen, draagstructuren (kapconstructies, draagstructuur voor platte daken), opvang- en afvoersystemen van het regenwater (goten, killen afvoerbuizen . ) en de elementen die het dak doorbreken (dakkapellen, dakvlakramen, koepels en buitendakse schouwen). 1.2. Gevelwerken Het geheel van de werkzaamheden aan gevels zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant : de afbraak en wederopbouw van muren, het aanbrengen van een extra binnen- of buitenspouwblad, het herstellen van scheuren of barsten, het vernieuwen van het voegwerk, het aanbrengen van waterdichte bekledingen aan de buitenzijde (isolerende bepleisteringen, leien- of pannenbekleding, bekledingen in geschikt plaatmateriaal) én het oplossen van structurele problemen zoals betonrot en stabiliteitsproblemen. 1.3. Gevelschrijnwerk De buitendeuren, raamconstructies en eventuele rolluiken vormen samen het gevelschrijnwerk.
De werkzaamheden omvatten : het vervangen van verweerd schrijnwerk (inclusief rolluiken indien ze samen met het schrijnwerk vervangen worden) en/of het aanbrengen van schrijnwerk om te voldoen aan de hierna vermelde eisen.
Voor de beoordeling van het gevelschrijnwerk worden bovendien volgende specifieke functionele eisen gesteld : * Eisen aan lichttoetreding : in elke woonruimte moet een minimale lichtinval gegarandeerd zijn; de glasoppervlakte moet minimum 1/8 van de vloeroppervlakte voor daglokalen en 1/12 voor nachtlokalen bedragen. De onderkant van het raam in de woonruimte bevindt zich ten hoogste op 1m20 boven de vloer. * Eisen aan ventilatie : elke ruimte waarin de ramen worden vervangen moet voorzien zijn van een verluchtingssysteem (ingebouwde strokenverluchting, roosters in de ramen . ). 1.4. Werken aan de binnenstructuur De werken aan de binnenstructuur kunnen omvatten : * de afbraak en (weder)opbouw van muren * het aanbrengen van nodige steunen of balken i.f.v. de stabiliteit * het saneren van een rookkanaal voor de verwarming * het vervangen van ondergedimensioneerde of aan hout- of betonrot onderhevige balken en/of vloerplaten 1.5. Trappen De werkzaamheden betreffen het nieuw plaatsen of het volledig vervangen van de vaste trappen tussen de verdiepingen. Voor de beoordeling van de trappen hanteert men het extra criterium « gebruiksveiligheid ». 1.6. Vochtwering De werken kunnen omvatten : * het bestrijden van infiltrerend grondwater of hemelwater in kelders door middel van drainage en/of het aanbrengen van een integrale waterdichte bekuiping * het injecteren of onderkappen van vochtige muren, t.g.v. opstijgend grondvocht * het bestrijden van ernstige schimmelvorming (huiszwam) 2. Werken aan technische installaties en uitrustingen 2.1. Elektrische installatie De installatie moet wat de werken betreft voldoen aan de voorwaarden van de stroomleverancier en conform zijn met het A.R.E.I. (Algemeen Reglement op Elektrische Installaties, koninklijk besluit van 10 maart 1991 zoals nadien gewijzigd).
De werken omvatten de aansluiting op het openbaar net en het dusdanig aanbrengen van de elektrische installatie (zonder verlichtingsarmaturen) zodat men in de gehele woning na de werken aan bovenvermelde criteria voldoet. 2.2. Sanitaire installatie De werken omvatten : * Het vernieuwen of nieuw aanbrengen van de voorzieningen voor de afvoer van afvalwater en faecaliën; deze voorzieningen worden aangesloten op de openbare riolering. * Het aanbrengen van een minimale badkamerinstallatie. Hieronder wordt verstaan bad en/of douche, een wastafel, een systeem van warmwatervoorziening, alle noodzakelijke leidingen voor aansluiting op het waterleidingsnet en riolering, het bijhorend kraanwerk en de nodige hulpstukken. De badruimte moet uitgerust zijn met een geschikt verluchtingssysteem. Beperkte onvolkomenheden in bestaande badkamers en het ontbreken van badkamerkasten worden niet in de kostprijsraming opgenomen. * De ruwbouw van de badkamer (indien een volledig nieuwe ruimte aan de bestaande woning noodzakelijk is). * De installatie, voor zover deze niet aanwezig is, van een toilet (spaartoilet) met waterspoeling in de woning. *De ruwbouw van de toiletruimte (indien een volledig nieuwe ruimte aan de bestaande woning noodzakelijk is). * Het vernieuwen van alle onveilige warmtegeneratoren of verwarmingstoestellen door nieuwe toestellen, gevoed met aardgas (bijvoorbeeld alle aardgas typetoestellen A zonder atmosfeerbeveiliging en type B zonder thermische terugslagbeveiliging door aardgasverwarmingstoestellen met een beveiliging of door een typetoestel C). 2.3. Verwarming De werken omvatten de plaatsing van een gas- of stookolieverwarming.
Let wel : * bij de plaatsing van een centrale verwarmingsinstallatie moet de ketel beschikken over een hoog rendementslabel (HR+, HR-top) of een optimas-label. Tevens dient het rookkanaal volledig aangepast te worden in functie van dergelijke hoogrendementsketels (isoleren, . ). * Bij het aanwenden van een aardgasverwarmingsketel (HR+, HR-top) dient steeds beroep te worden gedaan op een gehabiliteerd installateur. 3. Werken uit het oogpunt van energiezuinigheid, beperking van warmteverlies Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.3. Speciale gevallen Glasbouwstenen * Bij glasbouwstenen met een technische goedkeuring en/of met een officieel verslag van de waarde gemeten volgens NBN-EN ISO 8990 moet men de k-waarde zoals vermeld in de Technische Goedkeuring of het officieel proefverslag gebruiken. In alle andere gevallen wordt een forfaitaire waarde aangenomen van 3,5 W/m2K (In het Vlaams Gewest toegelaten, zie tabel max. k-waarde doorschijnende wanden of wandelementen van het verliesoppervlak van het gebouw). * Zonwering en rolluiken De k-waarde van een venster wordt berekend in de onderstelling dat er geen binnen- of buitenzonwering aanwezig is. Ook het effect van rolluiken mag niet in rekening gebracht worden.