gepubliceerd op 22 oktober 2002
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers
5 SEPTEMBER 2002. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 5 februari 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1994 betreffende de erkenning van interprofessionele organismen voor het bepalen van de kwaliteit en de samenstelling van melk, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 maart 1994 betreffende de productie van melk en tot instelling van een officiële controle van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 1996 en 3 september 2000;
Gelet op het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 juli 1996, 4 oktober 2000, 6 oktober 2000, 28 december 2000 en 21 december 2001;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat onverwijld maatregelen moeten genomen worden inzake de officiële bepaling van de kwaliteit van melk geleverd aan kopers teneinde de gezondheid van de consumenten te beschermen, Besluit :
Artikel 1.In artikel 4 van het ministerieel besluit van 17 maart 1994 betreffende de officiële bepaling van de kwaliteit en de samenstelling van melk geleverd aan kopers, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 11 juli 1996, wordt een § 6, luidend als volgt, toegevoegd : « § 6. Melk afkomstig van een melkproductie-eenheid waarvan de melk bij de officiële kwaliteitsbepaling vier maal in een tussentijd van twaalf maanden niet voldoet aan het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, 3de streepje mag niet meer geleverd worden aan een koper noch opgehaald worden voor een koper.
Wanneer de geleverde melk drie maal in een tussentijd van minder dan twaalf maanden niet voldoet aan het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, 3e streepje, stuurt het betrokken interprofessioneel organisme een verwittiging naar de betrokken producent. Deze verwittiging vermeldt dat hij zich, op zijn kosten, kan laten begeleiden door het interprofessioneel organisme en dat, bij een vierde ongunstig resultaat in dezelfde tussentijd van twaalf maanden, een leveringsverbod zal opgelegd worden voor de betrokken melkproductie-eenheid.
De hierboven vermelde bepalingen zijn enkel van toepassing voor de resultaten bekomen vanaf het in voege treden van dit besluit. »
Art. 2.Een artikel 4ter , luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : « Artikel 4ter . § 1. Het leveringsverbod bedoeld in artikel 4, § 6 duurt veertien dagen. Het gaat in vanaf de eerste van de tweede maand volgend op deze waarin het vierde ongunstige resultaat bij de officiële kwaliteitsbepaling werd vastgesteld. § 2. Na het leveringsverbod bedoeld in § 1 mag de melkproductie-eenheid enkel opnieuw melk leveren aan dezelfde koper(s) als deze waaraan geleverd werd tijdens de maand waarin het vierde ongunstige resultaat werd vastgesteld.
De producent moet vooraf aan de controle-eenheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen waarin de zetel van zijn melkproductie-eenheid is gelegen, mededelen op welke datum de leveringen zullen hervat worden § 3. De eerste veertien leveringsdagen worden beschouwd als proefperiode. Tijdens deze periode mag niet veranderd worden van koper.
Tijdens deze proefperiode worden alle analyses bepaald in bijlage 1 uitgevoerd. § 4. De melkproductie-eenheid mag verder melk leveren indien alle leveringen die uitgevoerd werden tijdens de proefperiode voldoen aan het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, 3de streepje. § 5. Indien niet voldaan is aan de bepalingen van § 2 of § 3, eerste lid of § 4 mag de melkproductie-eenheid gedurende een maand geen melk meer leveren. Als de beslissing tot leveringsverbod wordt medegedeeld tijdens de eerste helft van de maand, gaat dat verbod in op de zestiende van die maand, in het andere geval begint het verbod de eerste dag van de volgende maand. § 6. Na het leveringsverbod bedoeld in § 5 mag de melkproductie-eenheid opnieuw melk leveren.
De producent moet vooraf aan de controle-eenheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen waarin de zetel van zijn melkproductie-eenheid is gelegen, mededelen aan welke koper(s) de melk zal geleverd worden en op welke datum de leveringen zullen hervat worden.
De procedure bepaald in de §§ 3 tot 6 herhaalt zich met dien verstande dat de duur van het leveringsverbod na een ongunstig resultaat tijdens de proefperiode progressief vermeerderd wordt tot twee maanden en tot maximum drie maanden. § 7. Als een melkproductie-eenheid melk levert tijdens een periode van leveringsverbod wordt een bijkomende periode van leveringsverbod opgelegd. De duur ervan is gelijk aan deze van de periode van leveringsverbod die zou opgelegd worden indien niet voldaan was aan het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, 3e streepje tijdens de in § 3 bedoelde proefperiode. § 8. Wanneer alle leveringen van een proefperiode voldoen aan het criterium bedoeld in artikel 3, § 1, 3e streepje, moet de melk van de betrokken melkproductie-eenheid opnieuw onder de voorwaarden van artikel 4, § 6 vallen opdat het leveringsverbod bedoeld in § 1 van toepassing zou zijn. »
Art. 3.Een artikel 4quater, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Artikel 4quater.Gedurende de perioden van leveringsverbod bedoeld in artikel 4bis en in artikel 4ter , mogen de geproduceerde melk en/of de producten op basis van melk, vervaardigd op de betrokken melkproductie-eenheid met die melk niet in de handel gebracht worden. »
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Brussel, 5 september 2002.
J. TAVERNIER