gepubliceerd op 19 januari 2004
Ministerieel besluit houdende de bijsturing van het reductieprogramma ter vermindering van de verontreiniging door gevaarlijke stoffen zoals vastgesteld in artikel 2.3.6.1., § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
5 DECEMBER 2003. - Ministerieel besluit houdende de bijsturing van het reductieprogramma ter vermindering van de verontreiniging door gevaarlijke stoffen zoals vastgesteld in artikel 2.3.6.1., § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, Gelet op de artikelen 32 § 2, 34, 40, 61, 66 en 67 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid;
Gelet op artikel 2.3.6.1., § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 20 april 2001;
Overwegende dat de Vlaamse regering op 19 september 2003 het Milieubeleidsplan 2003-2007 heeft goedgekeurd;
Overwegende dat het vigerende « Reductieprogramma ter uitvoering van art. 7 van richtlijn 76/464/EEG betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd », hierna « Reductieprogramma » genoemd, derhalve tegen uiterlijk 19 september 2004 dient te worden bevestigd of bijgestuurd;
Overwegende dat het vigerende Reductieprogramma door de Vlaamse Milieumaatschappij werd voorgelegd op 21 juli 2000, dat in de toenmalige procedure geen vaststelling door de minister was voorzien, dat tot deze wijziging in VLAREM II besloten werd op 20 april 2001, dat de beslissing van 19 september 2003 de eerste goedkeuring van een milieubeleidsplan betreft sinds die datum, Overwegende dat het reductieprogramma hoort aan te sluiten bij de krachtlijnen van het integraal waterbeleid zoals die zullen worden vastgesteld in de Vlaamse waterbeleidsnota, die de Vlaamse regering uiterlijk op 22 december 2004 zal moeten vaststellen;
Overwegende dat de eerste en meest belangrijke stap in het reductieprogramma de selectie van relevante stoffen is, dat deze selectie typisch gebeurt op basis van emissie-inventarissen en vooral oppervlaktewatermetingen, dat precies dezelfde evaluaties uiterlijk op 22 december 2004 dient te gebeuren in het kader van de analyse en de beoordeling ingesteld door het decreet betreffende het integraal waterbeleid;
Overwegende dat de volgende stappen betrekking hebben op het opstellen van milieukwaliteitsnormen en het opzetten van relevante meetnetten, dat overeenkomstig artikel 67 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid het meetnet uiterlijk op 22 december 2006 in uitvoering dient te zijn, dat de milieukwaliteitsnormen als onderdeel van de stroomgebiedbeheersplannen uiterlijk tegen 22 december 2009 dienen vastgesteld te zijn;
Overwegende dus dat diverse onderdelen van het Reductieprogramma herhaald zouden worden, dat omwille van efficiëntie de diverse planningcycli maximaal op mekaar moeten afgestemd worden;
Overwegende dat de Europese Commissie milieukwaliteitsnormen en maatregelen voor de drieëndertig prioritaire stoffen van de Kaderrichtlijn Water moet voorstellen, dat indien er uiterlijk op 22 december 2006 geen akkoord is op gemeenschapsniveau over een Europese dochterrichtlijn, de lid-staten zelf milieukwaliteitsnormen en beheersingsmaatregelen voor de belangrijkste bronnen moeten vaststellen;
Overwegende dat de informele richtsnoeren voor de Kaderrichtlijn Water aangeven dat de Europese Commissie van de lidstaten in 2010 een geactualiseerd Reductieprogramma verwacht aansluitend op de stroomgebiedbeheerplannen in 2009, dat de Commissie ook nog voor 2010 een tussentijdse herziening vooropstelt, dat de verplichting tot het opstellen van een Reductieprogramma vervalt op 22 december 2013, Overwegende dat over al deze elementen zal moeten gerapporteerd worden naar de Europese Commissie;
Overwegende dat het Koninkrijk België op 21 januari 1999 door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor de eerste keer werd veroordeeld voor het niet-vaststellen van een reductieprogramma, dat momenteel een tweede inbreukprocedure werd opgestart tegen het Koninkrijk België, dat de Vlaamse implementatie niettemin in het « gemotiveerd advies » werd aanvaard (« Wat het Vlaamse Gewest betreft, is de Commissie van mening dat uit de analyse van deze antwoorden volgt dat programma's ter vermindering van de verontreiniging vastgesteld zijn die in overeenstemming zijn met richtlijn 76/464/EEG »), dat dit niet wegneemt dat er nog steeds een inbreukprocedure tegen het koninkrijk aanhangig is;
Overwegende dat het dus zeer belangrijk is om de inconsistenties tussen het Reductieprogramma en de diverse nota's, rapporten en plannen in uitvoering van het decreet betreffende het integraal waterbeleid te vermijden, dat dit tot gevolg heeft dat de deadline van 19 september 2004 voor het Reductieprogramma niet gehaald zou kunnen worden;
Overwegende dat een uitstel van één jaar samen met een actualisatie van het Reductieprogramma in 2010 een vijfjaarlijkse cyclus zou bezorgen, Besluit :
Artikel 1.Het Reductieprogramma ter uitvoering van artikel 7 van de Richtlijn 76/464/EEG betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd, wordt in uitvoering van artikel 2.3.6.1., § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne bevestigd als reductieprogramma en dit tot uiterlijk 19 september 2005.
Art. 2.De Vlaamse Milieumaatschappij dient uiterlijk op 19 juni 2005 een geactualiseerd programma voor te stellen.
Art. 3.De Vlaamse Milieumaatschappij zal zich hierbij baseren op de documenten en resultaten zoals bedoeld in artikelen 32, § 2 en 61 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid.
Brussel, 5 december 2003.
L. SANNEN