gepubliceerd op 13 oktober 1998
Ministerieel besluit houdende goedkeuring van de reglementen van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut
5 AUGUSTUS 1998. - Ministerieel besluit houdende goedkeuring van de reglementen van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut
De Minister van Financiën Gelet op de wet betreffende het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut (artikel 36 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996), inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, inzonderheid op de artikelen 3, 6, 10, 12, 14, 16 en 18;
Gelet op de beslissingen van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998 die met zijn reglementen B1, B2, B3, B4, B5 en B6 de wijze van toepassing van het inventariseren vastlegt;
Gelet op de beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998 houdende de afschaffing van de reglementen « A » tot « N » betreffende de wisselcontrole;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 §1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door het feit dat zonder verwijl de onontbeerlijke maatregelen dienen te worden getroffen om het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut toe te laten de gegevens die nodig zijn voor het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België verder in te zamelen;
Overwegende dat het noodzakelijk is om voor het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut de mogelijkheid te voorzien om afwijkende bepalingen te regelen met als enig doel de wijze van toepassing van de bij reglement voorziene verplichtingen te verlichten of de bepalingen ervan te vereenvoudigen, Besluit :
Artikel 1.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 1, betreffende het reglement B 1 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezetenen aangaande hun buitenlandse transacties, wordt goedgekeurd.
Art. 2.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 2, betreffende het reglement B 2 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut met betrekking tot de specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen, wordt goedgekeurd.
Art. 3.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 3, betreffende het reglement B 3 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut dat enerzijds de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties en anderzijds de lijst van de nummers voor de generieke identificatie van de ingezetenen bepaalt en dat de afkortingen omschrijft ter aanduiding van de valuta's en de landen bij de overmaking van de gegevens aan het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, wordt goedgekeurd.
Art. 4.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 4, betreffende het reglement B 4 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting, in België, van een jaarlijkse enquête over de directe investeringen met het buitenland bij de ingezetenen, andere dan de kredietinstellingen, wordt gekeurd.
Art. 5.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 5, betreffende het reglement B 5 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting, in België, van een jaarlijkse enquête over de directe investeringen met het buitenland bij de ingezeten kredietinstellingen, wordt goedgekeurd.
Art. 6.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 6, betreffende het reglement B 6 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting, in België, van een jaarlijkse enquête bij de ingezeten rechtspersonen naar de beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen, wordt goedgekeurd.
Art. 7.De beslissing van de Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van 27 april 1998, opgenomen in bijlage 7, houdende afschaffing van de reglementen « A » tot « N » betreffende de wisselcontrole, wordt goedgekeurd.
Art. 8.De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut mag gehele of gedeeltelijke vrijstellingen verlenen van de verplichtingen voortvloeiend uit zijn reglementen. Het bepaalt hiertoe het toepassingsgebied, de voorwaarden alsmede de wijze van toepassing ervan. De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut kan eveneens versoepelingsmaatregelen voorzien door het bedrag van de in zijn reglementen vermelde drempels op te trekken.
Art. 9.Dit besluit wordt van kracht op de datum voorzien in de reglementen van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut.
Brussel, 5 augustus 1998.
J.-J.-VISEUR
Bijlage 1 bij het misterieel besluit Reglement B 1 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezetenen aangaande hun buitenlandse transacties De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België;
Overwegende dat artikel 2 van dat koninklijk besluit voorziet dat de ingezetenen verplicht zijn het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut in kennis te stellen van al hun buitenlandse transacties;
Overwegende dat artikel 7 van datzelfde koninklijk besluit voorziet dat het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut van de ingezetenen, die in het kader van een beroepswerkzaamheid buitenlandse goederentransacties verrichten, informatie vordert over hun handelsvorderingen op niet-ingezeten kopers en over hun handelsschulden tegenover niet-ingezeten verkopers, alsook over de leveringsvoorwaarden van de goederen;
Overwegende dat de artikelen 3 en 8 van datzelfde koninklijk besluit voorzien dat het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bij reglement de wijze bepaalt waarop de voornoemde verplichtingen worden toegepast;
Overwegende dat de informatie die het voorwerp uitmaakt van de inventarisering van het buitenlandse betalingsverkeer wordt aangewend voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » ingezeten monetaire financiële instelling » : 1° elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque);4° elke andere financiële instelling, waarvan het Instituut de lijst opmaakt en die als dusdanig door de Nationale Bank van België wordt aangeduid op basis van de criteria vastgesteld door de verordening (EG) nr.2223/96 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap; - » ingezeten kredietinstelling » : elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Worden met een ingezeten kredietinstelling gelijkgesteld : 1° de Nationale Bank van België;2° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque); - » buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen en schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of teniet doet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - » professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen die handel drijven of een vrij beroep uitoefenen, tenzij die personen aantonen dat die transactie vreemd is aan hun handel of beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - » buitenlandse goederentransactie » : elke buitenlandse transactie die een aan- of verkoop van goederen inhoudt; - » buitenlandse betaling » : 1° elk feit dat een geldschuld tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk teniet doet;2° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied door een ingezetene die geldmiddelen overmaakt naar of repatrieert van een rekening die hij in het buitenland aanhoudt;3° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied waarvoor zowel de opdrachtgever als de begunstigde beiden ingezetenen zijn; - » aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën opgesomd in de door het Instituut opgestelde lijst; - » land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° voor de buitenlandse transacties die aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die de opdrachtgever of de begunstigde van een buitenlandse betaling is of, - het land van herkomst of bestemming van een buitenlandse betaling wanneer deze betaling verricht is door een ingezetene voor eigen rekening of verricht is tussen twee ingezetenen waarbij één van hen gebruik maakt van een rekening in het buitenland;2° voor de buitenlandse transacties die geen aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene. HOOFDSTUK II. - Algemene statistische verplichtingen van de ingezetenen Art. 2 § 1. De ingezetenen dienen het Instituut in kennis te stellen van al hun buitenlandse transacties. § 2. Deze notificatie geschiedt : - voor de buitenlandse transacties of delen ervan die aanleiding geven tot een buitenlandse betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling, via deze laatste, volgens de modaliteiten omschreven in artikel 5; - in alle andere gevallen rechtstreeks aan het Instituut, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7. § 3. De wijze waarop de ingezeten kredietinstellingen de notificaties die ze van hun ingezeten cliënten ontvangen hebben, aan het Instituut overmaken, wordt bepaald in het reglement van het Instituut betreffende de specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen. § 4. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de ingezeten kredietinstellingen en op de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan ingezeten kredietinstellingen, onder voorbehoud van de bepalingen van het reglement van het Instituut betreffende de specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen.
Art. 3.Wanneer een ingezetene aan een andere ingezetene volmacht geeft om in zijn naam een buitenlandse transactie te verrichten, moet de in artikel 2 voorziene notificatie geschieden door de gevolmachtigde handelend in naam en onder de verantwoordelijkheid van de lastgever.
Art. 4.Ten einde zich te verzekeren van de juistheid en de volledigheid van de ingezamelde gegevens, mag het Instituut van de betrokken ingezetenen elke aanvullende informatie vorderen met betrekking tot de transacties die zij meedelen in toepassing van artikel 2, inzonderheid de volledige identificatie van de niet-ingezetene die tegenpartij is bij de buitenlandse transacties. Afdeling 1. - Notificatie van de buitenlandse transacties die
aanleiding geven tot een buitenlandse betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling
Art. 5.§ 1. Voor elke buitenlandse betaling die zij uitvoeren of ontvangen door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling, dienen de ingezetenen aan deze kredietinstelling mee te delen : - het inkomende of uitgaande karakter; - de valuta; - het bedrag van de betaling; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij indien het gaat over het Groothertogdom Luxemburg. § 2. Voor elke buitenlandse betaling waarvan het bedrag 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijdt, delen de ingezetenen bovendien mee : - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de aard van de buitenlandse transactie die aanleiding geeft tot de betaling.
Wanneer verscheidene betalingen met betrekking tot gelijkaardige transacties tegelijkertijd worden uitgevoerd, is de voornoemde limiet van 350.000 franken van toepassing op het totaalbedrag van de betalingen.
De mededeling van de aard van de transactie bestaat uit een voldoende duidelijke omschrijving van de transactie die de tussenkomende ingezeten kredietinstelling in staat stelt op ondubbelzinnige wijze te bepalen welke code uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties dient te worden gebruikt voor de inschrijving van de betaling in de voor het Instituut bestemde staten.
Voor de betalingen ten gunste van niet-ingezetenen, moet de mededeling van de aard van de transactie door de ingezetene schriftelijk geschieden, op de betalingsopdracht die hij aan de tussenkomende ingezeten kredietinstelling overmaakt.
Het Instituut verleent, op de wijze vermeld in artikel 8, aan ingezetenen die professionele buitenlandse transacties verrichten, een individuele machtiging die hen in staat stelt de aard van de buitenlandse transactie aan de ingezeten kredietinstelling mee te delen door middel van codes uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties. § 3. Wanneer de buitenlandse betaling voortvloeit uit een professionele buitenlandse transactie en het bedrag van de betaling één miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijdt, delen de ingezetenen bovendien mee : - hun identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of hun BTW-nummer; - of, bij gebrek aan die nummers, de nodige informatie om de tussenkomende ingezeten kredietinstelling in staat te stellen het nummer te bepalen uit de door het Instituut opgestelde lijst van de nummers voor de generieke identificatie van de ingezetene. § 4. Wanneer het bedrag van de buitenlandse betaling één miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijdt en deze betaling niet voortvloeit uit een professionele buitenlandse transactie, brengen de ingezetenen de tussenkomende kredietinstelling daarvan op de hoogte. § 5. Wanneer het bedrag van de betaling 25 miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijdt, maken de ingezetenen aan de tussenkomende ingezeten kredietinstelling alle in § 1 tot § 4 gevraagde informatie over in een gedateerd en door hen ondertekend geschrift. § 6. Wanneer de ingezetenen hun betalingsopdracht naar de tussenkomende ingezeten kredietinstelling op elektronische wijze of op een informaticadrager zenden, kunnen zij de in § 2 en in § 5 voorziene bepalingen op deze wijze nakomen. § 7. De ingezetenen moeten de statistische verplichtingen waarin dit artikel voorziet, vervullen ten laatste de derde werkdag die volgt op de uitvoering van elke buitenlandse betaling. § 8. Het Instituut verleent, op de wijze vermeld in artikel 9, aan de ingezetenen die professionele buitenlandse transacties verrichten, het statuut van "algemene rechtstreekse gegevensverstrekker", dat hen in staat stelt alle bij dit artikel vereiste informatie rechtstreeks aan het Instituut over te maken.
Art. 6.Teneinde bruikbare verdeelsleutels te bepalen voor het opstellen van de betalingsbalans, vraagt het Instituut, in de vorm van een in de tijd beperkte en ten hoogste om de drie jaar gehouden steekproef, aan de ingezetenen de in artikel 5, § 2 voorziene informatie mee te delen voor al hun buitenlandse betalingen, ongeacht het bedrag ervan. Afdeling 2. - Notificatie van de buitenlandse transacties die geen
aanleiding geven tot een buitenlandse betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling
Art. 7.§ 1. De ingezetenen zijn ertoe gehouden al hun professionele buitenlandse transacties of delen ervan, die geen aanleiding geven tot een betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling, rechtstreeks aan het Instituut te notificeren. § 2. Daartoe notificeren ze aan het Instituut voor elke kalendermaand : - het inkomende of uitgaande karakter van al hun verrichte buitenlandse transacties of delen ervan; - het bedrag van die transacties of de waarde van de vorderings- of zakelijke rechten waarop die transacties of delen ervan slaan; - de valuta waarin dat bedrag of die waarde wordt uitgedrukt; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de aard van die transacties of delen ervan; daarbij gebruik makend van de codes uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties en van de door het Instituut vastgelegde afkortingen voor het aanduiden van de valuta's en de landen. § 3. Wanneer de buitenlandse transacties worden afgewikkeld via een rekening aangehouden in het buitenland bij een bancaire of niet-bancaire financiële instelling of via een rekening-courant geopend bij een niet-ingezetene, notificeren de ingezetenen bovendien : - het saldo van de rekening in het begin van de maand; - het saldo van de rekening op het einde van de maand. § 4. Wanneer de buitenlandse transacties worden afgewikkeld door middel van bilaterale of multilaterale verrekeningen, notificeren de ingezetenen bovendien : - de totaalbedragen van de verrekende vorderingen en schulden; - de betaalde of ontvangen saldi. § 5. Per rapporteringsperiode kunnen de ingezetenen een totaalbedrag meedelen voor de transacties waarvoor alle informatie die dient genotificeerd te worden, met uitzondering van het bedrag of de waarde, identiek is.
In dat geval dienen de ingezetenen steeds in staat te zijn een gedetailleerde opgave te verschaffen van de individuele transacties die het meegedeelde totaalbedrag samenstellen. § 6. Voor het overmaken van de informatie gebruiken de ingezetenen, naargelang van het geval : 1° staat "11" met betrekking tot de buitenlandse transacties afgewikkeld via een rekening aangehouden in het buitenland bij een bancaire of niet-bancaire financiële instelling of via een rekening-courant geopend bij een niet-ingezetene;2° staat "12" met betrekking tot de buitenlandse transacties afgewikkeld door bilaterale verrekeningen;3° staat "13" met betrekking tot de buitenlandse transacties afgewikkeld door multilaterale verrekeningen ("netting") via een in het buitenland gevestigd verrekeningscentrum;4° staat "14" met betrekking tot de buitenlandse transacties afgewikkeld door multilaterale verrekeningen ("netting") via een in België gevestigd verrekeningscentrum, in te vullen door de ingezetenen die aan het verrekeningsmechanisme deelnemen;5° staat "15" met betrekking tot de buitenlandse transacties afgewikkeld door multilaterale verrekeningen ("netting") via een in België gevestigd verrekeningscentrum, in te vullen door het verrekeningscentrum. Deze staten moeten worden opgesteld op papieren drager volgens de modellen opgenomen in de bijlagen 1 tot 5, of op één van de door het Instituut omschreven informaticadragers.
De technische kenmerken van deze informaticadragers kunnen verkregen worden bij het Instituut. § 7. De informatie moet aan het Instituut worden overgemaakt, ten laatste de vijftiende werkdag die volgt op het einde van de maand waarin de buitenlandse transacties werden geboekt. Afdeling 3. - Individuele machtigingen
Art. 8.Het Instituut verleent aan de ingezetenen die professionele buitenlandse transacties uitvoeren, individuele machtigingen die hun toelaten de tussenkomende ingezeten kredietinstelling de aard van de buitenlandse transactie mee te delen aan de hand van de codes uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties.
Die machtigingen kunnen slaan op alle codes uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties of slechts op welbepaalde transacties betrekking hebben.
Zij stellen de ingezetene niet vrij van naleving van de andere bepalingen van artikel 5.
De aanvraag tot machtiging moet schriftelijk worden ingediend en dient volgende informatie te bevatten : - de volledige identificatie van de aanvrager : naam of maatschappelijke benaming, adres, identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of BTW-nummer, telefoon- en telefaxnummer, naam van de persoon die het Instituut indien nodig kan contacteren voor aanvullende informatie; - een gedetailleerde beschrijving van de aard van de vaakst voorkomende of de belangrijkste transacties die aanleiding geven tot buitenlandse betalingen door de betrokken ingezetene; deze beschrijving moet het Instituut in staat stellen te bepalen welke de passende te gebruiken codes zijn.
De machtiging wordt bezorgd aan de ingezetene, die daarvan een kopie dient over te maken aan alle ingezeten kredietinstellingen die bij zijn buitenlandse betalingen tussenkomen.
Art. 9.Het Instituut verleent het statuut van « algemene rechtstreekse gegevensverstrekker » aan ingezetenen die professionele buitenlandse transacties verrichten en die zich ertoe verbinden al hun buitenlandse transacties rechtstreeks aan het Instituut te notificeren, ongeacht of die transacties al dan niet aanleiding geven tot een betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling.
De verplichtingen die uit deze afwijkende regeling voortvloeien, vervangen de bepalingen van artikel 5 en vullen deze van artikel 7 aan.
De regeling is toepasbaar voor alle buitenlandse transacties die de betrokken ingezetene verricht en voor al zijn buitenlandse betalingen, ongeacht de tussenkomende ingezeten kredietinstelling.
De ingezetenen die dit statuut van « algemene rechtstreekse gegevensverstrekker » wensen te genieten, moeten een schriftelijke aanvraag tot individuele machtiging indienen bij het Instituut, dat de bijzondere toepassingsmodaliteiten vastlegt in functie van het aantal verrichte transacties en/of de bedragen ervan.
Art. 10.Elke door het Instituut verleende individuele machtiging kan op elk tijdstip worden ingetrokken wanneer ze wordt misbruikt of wanneer deze machtiging niet langer gerechtvaardigd is door de evolutie van het aantal buitenlandse transacties verricht door de betrokken ingezetene. HOOFDSTUK III. - Specifieke statistische verplichtingen van de ingezetenen die buitenlandse goederentransacties verrichten
Art. 11.§ 1. De ingezetenen die buitenlandse goederentransacties verrichten waarvan het totaalbedrag tijdens het vorige boekjaar 200 miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschreed, delen aan het Instituut maandelijks de staat mee van hun handelsvorderingen op hun niet-ingezeten kopers alsook van hun handelsschulden tegenover hun niet-ingezeten verkopers, en zulks volgens de modaliteiten vermeld in artikel 12. § 2. Deze zelfde ingezetenen maken bovendien de in artikel 13 vermelde informatie omtrent de leveringsvoorwaarden van de goederen over.
Art. 12.De informatie over de staat van hun handelsvorderingen op hun niet-ingezeten kopers en over hun handelsschulden tegenover hun niet-ingezeten verkopers bestaat uit de opgave van : - enerzijds het totale obligo van de vorderingen, - anderzijds het totale obligo van de schulden, op het einde van de maand, resulterend uit de volgende, afzonderlijk beschouwde categorieën van goederentransacties : 1° uit- en invoer;2° internationale handel;3° maakwerk; bovendien gerangschikt volgens land van de niet-ingezeten tegenpartij en volgens facturatievaluta.
De bedragen mogen worden uitgedrukt hetzij in de transactievaluta, hetzij in euro's, hetzij in franken, voor hun tegenwaarden, in dat geval met vermelding van de toegepaste wisselkoersen.
Art. 13.De informatie over de leveringsvoorwaarden van de goederen bestaat uit de aanduiding van de verhouding, uitgedrukt in percenten, van de vorderingen en schulden die voortvloeien uit de uit- of invoer van goederen die geleverd werden : - af fabriek (EXW); - franco aan boord (FOB); - kosten, verzekeringen en vracht (CIF); - geleverd zonder betaling van rechten (DDU) of tegen andere voorwaarden.
Art 14. § 1. Voor het overmaken van de in artikels 12 en 13 voorziene informatie maken de ingezetenen gebruik van het document waarvan het model is weergegeven in bijlage 6.
De presentatie en vormgeving van dit document kunnen door het Instituut worden aangepast, inzonderheid met het oog op de optische lezing ervan; in dit geval deelt het Instituut het model van dit document mee aan de betrokken ingezetenen. § 2. De informatie moet aan het Instituut worden overgemaakt ten laatste de vijftiende werkdag na het einde van de maand waarop ze betrekking heeft. HOOFDSTUK IV. - Slotbepaling
Art. 15.Dit reglement wordt van kracht op 1 januari 1995 onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bedragen meegedeeld in duizenden eenheden :1. in de fakturatievaluta2. in tegenwaarde BEF/LUF3. in tegenwaarde EUR (*) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 2 bij het ministerieel besluit Reglement B 2 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut met betrekking tot de specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België;
Overwegende dat de artikelen 15 en 17 van dat koninklijk besluit de specifieke statistische verplichtingen van de monetaire financiële instellingen vermelden;
Overwegende dat de artikelen 16 en 18 van datzelfde koninklijk besluit voorzien dat het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bij reglement de wijze bepaalt waarop deze verplichtingen worden toegepast;
Overwegende dat de informatie, die het voorwerp uitmaakt van het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer, wordt aangewend voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België , Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » ingezeten monetaire financiële instelling » : 1° elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque);4° elke andere financiële instelling, waarvan het Instituut de lijst opmaakt en die als dusdanig door de Nationale Bank van België wordt aangeduid op basis van de criteria vastgesteld door de verordening (EG) nr.2223/96 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap; - » ingezeten kredietinstelling » : elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Worden met een ingezeten kredietinstelling gelijkgesteld : 1° de Nationale Bank van België;2° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque); - » buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen en schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of teniet doet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - » professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen die handel drijven of een vrij beroep uitoefenen, tenzij die personen aantonen dat die transactie vreemd is aan hun handel of beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - » buitenlandse betaling » : 1° elk feit dat een geldschuld tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk teniet doet;2° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied door een ingezetene die geldmiddelen overmaakt naar of repatrieert van een rekening die hij in het buitenland aanhoudt;3° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied waarvoor zowel de opdrachtgever als de begunstigde beiden ingezetenen zijn; - » aard van de buitenlandse transactie » : de economische aard van een buitenlandse transactie volgens de categorieën opgesomd in de door het Instituut opgestelde lijst; - » land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° voor de buitenlandse transacties die aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die de opdrachtgever of de begunstigde van een buitenlandse betaling is of - het land van herkomst of bestemming van een buitenlandse betaling wanneer deze betaling verricht is door een ingezetene voor eigen rekening of verricht is tussen twee ingezetenen waarbij één van hen gebruik maakt van een rekening in het buitenland;2° voor de buitenlandse transacties die geen aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene; - » reglement B 1 » : het reglement van het Instituut met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezetenen aangaande hun buitenlandse transacties. HOOFDSTUK II. - Specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten kredietinstellingen Afdeling 1. - Het houden van een repertorium
algemene regels van inschrijving
Art. 2.§ 1. De ingezeten kredietinstellingen verrichten van dag tot dag inschrijvingen in een repertorium dat zij dagelijks aan het Instituut overmaken : 1° alle buitenlandse betalingen verricht voor rekening van hun ingezeten cliënten;2° alle buitenlandse transacties en alle buitenlandse betalingen verricht voor eigen rekening;3° alle andere transacties die aanleiding geven tot een debet of credit op een rekening geopend in hun boeken op naam van niet-ingezetenen, hetzij op zicht, hetzij op termijn of met een vooropzeg van ten hoogste één jaar;4° alle andere transacties die aanleiding geven tot een debet of credit op hun eigen rekeningen geopend in het buitenland, hetzij op zicht, hetzij op termijn of met een vooropzeg van ten hoogste één jaar. § 2. De transacties beschreven in § 1, 3° en 4°, moeten echter niet ingeschreven worden wanneer er twee niet-ingezeten tegenpartijen bij betrokken zijn en wanneer ze niet de medewerking van meerdere ingezeten kredietinstellingen vergen of niet het gevolg zijn van de medewerking van meerdere ingezeten kredietinstellingen. § 3. Wanneer meerdere ingezeten kredietinstellingen meewerken aan de uitvoering van een buitenlandse betaling, moeten de inschrijvingen voorzien in de § 1, 1° en 2° : - enkel doorgevoerd worden door de kredietinstelling waar de ingezeten tegenpartij in rekening is of die een buitenlandse transactie of een buitenlandse betaling voor eigen rekening verricht, en - gepaard gaan met evenwichtsboekingen in tegengestelde zin. § 4. Wanneer de uitvoering van de in § 1 beschreven betalingen of transacties de medewerking vergt van meerdere ingezeten kredietinstellingen : - is de ingezeten kredietinstelling die aan de oorsprong ligt van de transfer van geldmiddelen naar een andere ingezeten kredietinstelling, ertoe gehouden deze laatste in kennis te stellen van het feit of de opdrachtgever ingezetene of niet ingezetene is; - is de ingezeten kredietinstelling die geldmiddelen van een andere ingezeten kredietinstelling ontvangt zonder op de hoogte gebracht te zijn geweest van de hoedanigheid van ingezetene of niet-ingezetene van de opdrachtgever, en die een rekening geopend aan een niet-ingezetene crediteert, ertoe gehouden de ingezeten kredietinstelling die aan de oorsprong ligt van de transfer, hiervan in kennis te stellen teneinde deze laatste in staat te stellen zich te schikken naar de bepalingen van § 3. § 5. De ingezeten kredietinstellingen vermelden bovendien dagelijks in hun repertorium het totaal van de debetsaldi en het totaal van de creditsaldi in hun boeken van de rekeningen hetzij op zicht, hetzij op termijn of met een vooropzeg van ten hoogste één jaar; die hetzij geopend zijn op naam van niet-ingezetenen, hetzij in het buitenland geopend zijn op hun eigen naam. § 6. Andere regels van inschrijving dan deze vermeld in § 2 en § 3 zijn, omwille van hun kenmerken en/of hun bedragen, van toepassing voor sommige bijzondere categorieën van buitenlandse transacties.
Deze bijzondere regels van inschrijving worden nader omschreven in de artikelen 8 tot 15.
Art. 3.§ 1. De inschrijvingen moeten steeds geschieden in de valuta die effectief voor de uitvoering van de buitenlandse transactie of betaling werd aangewend.
Voor het houden van het repertorium kan het Instituut edele metalen in rekening gelijkstellen met een valuta, of verschillende valuta's onderling gelijkstellen.
Voor de aanduiding van de valuta's wordt er gebruik gemaakt van de door het Instituut voorgeschreven afkortingen. § 2. De inschrijvingen dienen voor elke transactie volgende informatie te omvatten : - het inkomende of uitgaande karakter; - het bedrag van de transactie; - de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, die overeenstemt met de aard van de buitenlandse transactie. § 3. Ingeval van buitenlandse transacties of van buitenlandse betalingen, wanneer die informatie aan het Instituut moet worden genotificeerd in toepassing van de bepalingen van artikel 5, § 2 tot § 4 van het reglement B 1 of moet worden medegedeeld in toepassing van de bepalingen van de artikelen 10 tot 12 van dit reglement, dienen de inschrijvingen bovendien te omvatten : - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de identificatie van de ingezeten tegenpartij.
Voor de aanduiding van het land van de niet-ingezeten tegenpartij wordt gebruik gemaakt van de door het Instituut voorgeschreven afkortingen.
De identificatie van de ingezeten tegenpartij geschiedt door vermelding van : - zijn identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of zijn BTW-nummer of, bij gebrek aan deze nummers, het geëigende nummer uit de door het Instituut opgestelde lijst der nummers voor de generieke identificatie; - het type van het gebruikte identificatienummer. § 4. Voor transacties die overeen stemmen met transfers tussen ingezeten kredietinstellingen en waarvan het bedrag gelijk is aan of groter is dan 100 miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta, omvatten de inschrijvingen bovendien de identificatie van de ingezeten kredietinstelling naar dewelke de geldmiddelen werden overgemaakt of van dewelke de geldmiddelen werden ontvangen.
Deze geschiedt door de vermelding van het inschrijvingsnummer van deze andere ingezeten kredietinstelling bij het Instituut en van het type van gebruikt identificatienummer. § 5. De ingezeten kredietinstellingen mogen de transacties van eenzelfde dag waarvoor alle vereiste gegevens, behoudens het bedrag, dezelfde zijn, samenvoegen.
In dat geval vermelden de ingezeten kredietinstellingen dit uitdrukkelijk in het repertorium van hun transacties.
De ingezeten kredietinstellingen moeten op elk ogenblik in staat zijn het detail van de aldus samengevoegde transacties te verschaffen.
De bepalingen van deze alinea zijn nochtans niet van toepassing op : 1° de transacties die overeen stemmen met transfers tussen ingezeten kredietinstellingen en waarvan het bedrag gelijk aan of groter is dan 100 miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta;2° voorlopige inschrijvingen en tegenboekingen van voorlopige inschrijvingen;3° inschrijvingen bij gebrek aan informatie verricht in de gevallen voorzien in artikel 6, § 3.
Art. 4.§ 1. Het repertorium moet op magnetische drager aan het Instituut worden overgemaakt ten laatste de vijfde werkdag die volgt op de uitvoering van de transactie. § 2. Wanneer het aantal mee te delen gegevens gering is, voorziet het Instituut individuele en tijdelijke afwijkingen op de wijze van overmaking van de informatie voorzien in § 1 en/of op de frequentie vermeld in artikel 2, § 1. Afdeling 2. - Inschrijving van de buitenlandse betalingen
uitgevoerd voor rekening van hun ingezeten cliënten
Art. 5.§ 1. De ingezeten kredietinstellingen gaan over tot de inschrijvingen voorzien in artikel 2, § 1, 1°, van dit reglement op basis van de informatie vervat in de notificaties van de buitenlandse transacties die hun door hun ingezeten cliënten worden overgemaakt in toepassing van het reglement B 1. § 2. De ingezeten kredietinstellingen vergewissen zich van de goede ontvangst van voornoemde notificaties en ordenen de ingezamelde informatie op een wijze die het Instituut in staat stelt na te gaan of de ingezetenen die, in toepassing van de bepalingen van het reglement B 1 onderworpen zijn aan de notificatieplicht, hieraan voldoen.
Hiertoe zijn ze, voor de buitenlandse betalingen die 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijden, gehouden een schriftelijk of elektronisch spoor ter beschikking van het Instituut te bewaren van de verklaring met betrekking tot de aard van de buitenlandse transactie die de ingezetene hun heeft verstrekt in toepassing van de bepalingen van het reglement B 1. § 3. Wanneer ze een buitenlandse betaling uitvoeren in opdracht of ten gunste van ingezeten cliënten, moeten de ingezeten kredietinstellingen hun cliënten wijzen op de statistische verplichtingen waaraan deze krachtens het reglement B 1 moeten voldoen.
Art. 6.§ 1. Ingeval van niet-naleving door hun ingezeten cliënten, van de verplichtingen waaraan ze in toepassing van de bepalingen van het reglement B 1 moeten voldoen, inzonderheid wanneer deze de aard van de buitenlandse transactie niet notificeren, moeten de tussenkomende ingezeten kredietinstellingen : - overgaan tot een voorlopige inschrijving van de buitenlandse betaling; - ten laatste de vijftiende werkdag die volgt op de uitvoering van de betaling hun ingezeten cliënten schriftelijk aan hun verplichtingen herinneren. § 2. De voorlopige inschrijving wordt tegengeboekt van zodra de tussenkomende ingezeten kredietinstelling in staat is over te gaan tot de gepaste inschrijving op basis van de laattijdige notificatie van haar ingezeten cliënt. § 3. Indien, ten laatste de vijftiende werkdag na de in § 1 voorziene schriftelijke aanmaning, hieraan geen enkel gewenst gevolg werd gegeven, boekt de tussenkomende ingezeten kredietinstelling de voorlopige inschrijving tegen en gaat ze over tot een inschrijving bij gebrek aan informatie, die de identificatie van de nalatige ingezetene bevat. § 4. Wanneer de in gebreke blijvende ingezetene niet geïdentificeerd wordt door zijn identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of door zijn BTW-nummer, deelt de tussenkomende ingezeten kredietinstelling schriftelijk diens volledige identiteit aan het Instituut mee op schriftelijk verzoek van dit laatste. Afdeling 3. - Inschrijving van de buitenlandse transacties
verricht door de ingezeten kredietinstellingen voor eigen rekening
Art. 7.§ 1. De ingezeten kredietinstellingen die buitenlandse betalingen verrichten voor eigen rekening, worden geacht tegelijk te handelen in de hoedanigheid van ingezetene die een buitenlandse betaling verricht door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling en in de hoedanigheid van tussenkomende ingezeten kredietinstelling.
Naast de bepalingen van dit reglement, zijn ook de bepalingen van hoofdstuk II van reglement B 1 op hen van toepassing. § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 5, § 2, van het reglement B 1, notificeren de ingezeten kredietinstellingen voor alle buitenlandse transacties die ze voor eigen rekening verrichten, ongeacht het bedrag ervan, de aard van de transactie en het land van verblijf van de niet-ingezeten tegenpartij. Afdeling 4. - Bijzondere regels van inschrijving
Art. 8.§ 1. Wanneer meerdere betalingen, die individueel 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta niet overschrijden, gelijktijdig worden uitgevoerd in opdracht van eenzelfde niet-ingezetene ten gunste van verschillende ingezetenen, heeft de ingezeten kredietinstelling van de niet-ingezeten opdrachtgever het recht : - in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, de betalingen ontvangen uit het buitenland zelf in te schrijven; - in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 4, desgevallend de andere tussenkomende ingezeten kredietinstellingen niet te berichten dat de opdrachtgever een niet-ingezetene is; - in afwijking van de bepalingen van artikel 5, § 1, zich te steunen op de beoordelingselementen die ze bezit om de code te bepalen uit de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties opgesteld door het Instituut, te gebruiken voor de inschrijving van de betalingen ontvangen uit het buitenland.
Enkel bij gebrek aan beslissende beoordelingselementen gaat ze over tot de inschrijving van betalingen ontvangen uit het buitenland aan de hand van de codes uit de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties opgesteld door het Instituut, waarvoor de ingezetene die tegenpartij is bij de buitenlandse betaling de aard van de buitenlandse transactie niet hoeft te notificeren, omwille van de grootte van de bedragen ervan. § 2. Wanneer echter meerdere ingezeten kredietinstellingen meewerken aan de uitvoering van dergelijke betalingen ontvangen uit het buitenland, zijn de in § 1 vermelde bepalingen slechts toepasbaar wanneer de transfers tussen, enerzijds de ingezeten kredietinstelling van de opdrachtgever, en anderzijds de ingezeten kredietinstellingen van de verscheidene begunstigden, geen aanleiding geven tot het crediteren bij de eerste noch tot het debiteren bij de laatsten van een rekening geopend in het buitenland, hetzij op zicht, hetzij op termijn of met een vooropzeg van ten hoogste één jaar.
Art. 9.§ 1. De bepalingen vermeld in § 2 tot § 7 zijn slechts van toepassing wanneer de buitenlandse betaling aanleiding geeft tot een transfer tussen de ingezeten kredietinstelling van de opdrachtgever enerzijds, en de ingezeten kredietinstelling van de begunstigde anderzijds, die noch aanleiding geeft tot een debet bij de ene noch tot een credit bij de andere op een rekening geopend in het buitenland, hetzij op zicht, hetzij op termijn of met een vooropzeg van ten hoogste één jaar. § 2. In afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, heeft de ingezeten kredietinstelling, die een rekening geopendaan een niet-ingezetene debiteert ter uitvoering van een betaling via overschrijving van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta, ten gunste van een ingezetene in rekening bij een andere ingezeten kredietinstelling, de mogelijkheid de uit het buitenland ontvangen betaling zelf in haar eigen repertorium in te schrijven.
Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, is het, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 4, niet nodig dat de ingezeten kredietinstelling die aan de oorsprong van de transfer ligt, de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling(en) in kennis stelt van het feit dat de opdrachtgever een niet-ingezetene is. § 3. In afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, heeft de ingezeten kredietinstelling, die een rekening geopendaan een niet-ingezetene debiteert ter uitvoering van een betaling via domiciliëring van ten hoogste één miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta, ten gunste van een ingezetene in rekening bij een andere ingezeten kredietinstelling, eveneens de mogelijkheid de uit het buitenland ontvangen betaling zelf in haar eigen repertorium in te schrijven.
Indien ze van deze mogelijkheid gebruik maakt, moet de kredietinstelling van de niet-ingezeten opdrachtgever : - zich voor de inschrijving van de buitenlandse betaling beroepen op de beoordelingselementen die ze bezit om ondubbelzinnig de te gebruiken code te bepalen uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties; - in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 4, de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling(en) niet in kennis stellen van het feit dat de opdrachtgever een niet-ingezetene is.
Bij gebrek aan voldoende duidelijke beoordelingselementen of ingeval van twijfel omtrent de hoedanigheid van ingezetene van de begunstigde, mag ze enkel overgaan tot de inschrijving van een transfer tussen ingezeten kredietinstellingen en stelt ze, zoals voorzien in artikel 2, § 4, de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling(en) in kennis van het feit dat de opdrachtgever een niet-ingezetene is. § 4. In afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, heeft de ingezeten kredietinstelling die een buitenlandse betaling via overschrijving van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta verricht in opdracht van één van haar ingezeten cliënten, ten gunste van een niet-ingezetene in rekening bij een andere ingezeten kredietinstelling, de mogelijkheid de betaling naar het buitenland niet in haar eigen repertorium in te schrijven.
Indien van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, is het, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 4, niet nodig dat de ingezeten kredietinstelling die aan de oorsprong van de transfer ligt, de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling(en) in kennis stelt van het feit dat de opdrachtgever een ingezetene is.
Er mag evenwel van deze mogelijkheid geen gebruik worden gemaakt bij de gelijktijdige uitvoering van meerdere buitenlandse betalingen die betrekking hebben op transacties van eenzelfde aard en waarvan het totaalbedrag 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta overschrijdt. § 5. De ingezeten kredietinstelling die een rekeninggeopend aan een niet-ingezetene crediteert ingevolge een transfer via overschrijving van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta, in opdracht van een ingezetene in rekening bij een andere ingezeten kredietinstelling, zal, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, zelf overgaan tot de inschrijving in haar eigen repertorium van de betaling naar het buitenland, voor zover ze van de kredietinstelling van de ingezeten opdrachtgever geen bericht ontving dat de betaling naar het buitenland reeds ingeschreven is geworden. § 6. In geval van twijfel omtrent de hoedanigheid van ingezetene van de tegenpartij die in rekening is bij de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling, zal de ingezeten kredietinstelling die een rekening geopend aan een niet-ingezetene crediteert of debiteert ter uitvoering van een transfer van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in een andere valuta : - de bepalingen vermeld in § 2 en § 5 niet toepassen; - slechts overgaan tot de inschrijving van een transfer tussen ingezeten kredietinstellingen; - de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling hiervan op de hoogte brengen. § 7. Bij het incasso via credit in rekening van een niet-ingezetene, van een cheque van ten hoogste één miljoen franken of de tegenwaarde in een andere valuta, getrokken op een rekening geopend aan een ingezetene bij een andere ingezeten kredietinstelling, heeft de ingezeten kredietinstelling die de niet-ingezeten begunstigde crediteert, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, de mogelijkheid de betaling naar het buitenland zelf in haar eigen repertorium in te schrijven.
Indien ze van deze mogelijkheid gebruik maakt, moet de kredietinstelling van de niet-ingezeten begunstigde : - de ingezeten kredietinstelling die de rekening van de ingezeten opdrachtgever debiteert hiervan in kennis stellen; - zich voor de inschrijving van de buitenlandse betaling beroepen op de beoordelingselementen die ze bezit om ondubbelzinnig de te gebruiken code te bepalen uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties.
Bij gebrek aan voldoende duidelijke beoordelingselementen of ingeval van twijfel omtrent de hoedanigheid van ingezetene van de tegenpartij, mag ze enkel overgaan tot de inschrijving van een transfer tussen ingezeten kredietinstellingen en de andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling hiervan op de hoogte brengen.
Art. 10.§ 1. Het Instituut verleent aan de ingezeten kredietinstellingen machtigingen voor het openen aan een wel bepaalde niet-ingezeten cliënt van een tussenrekening in franken of in euro, "centralisatierekening" genoemd; deze rekening mag, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, gecrediteerd worden voor betalingen naar het buitenland van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in euro, zonder dat de ingezeten kredietinstelling van de ingezeten opdrachtgever en de ingezeten kredietinstelling van de niet-ingezeten begunstigde, waar de centralisatierekening is geopend, hierbij moeten overgaan tot inschrijvingen in hun respectieve repertoria. § 2. Zijn enkel toegestaan, de creditbewegingen op een centralisatierekening die het gevolg zijn van : - overschrijvingen in opdracht van ingezetenen in rekening bij een ingezeten kredietinstelling; - afgifte ter incasso van cheques getrokken op rekeningen geopend aan ingezetenen bij een ingezeten kredietinstelling; - stortingen in specie in opdracht van ingezetenen. § 3. Zijn enkel toegestaan, de debetbewegingen op een centralisatierekening die het gevolg zijn van : - transfers naar rekeningen geopend aan niet-ingezetenen bij een ingezeten kredietinstelling; - rechtstreekse transfers naar het buitenland.
Bij de verwezenlijking van deze transfers moet de ingezeten kredietinstelling waar de centralisatierekening is geopend, overgaan tot de inschrijving van een betaling naar het buitenland door gebruik te maken van de in de machtiging vermelde code uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties.
Wanneer het bedrag van de transfer één miljoen franken of de tegenwaarde in euro overschrijdt, omvat de inschrijving van de buitenlandse betaling, als identificatie van de ingezeten tegenpartij, de vermelding van het door het Instituut toegekende individuele nummer zoals vermeld in de machtiging alsmede het type van het gebruikte identificatienummer. § 4. De aanvraag tot machtiging moet ingediend worden via de ingezeten kredietinstelling waar de centralisatierekening zal geopend worden.
Zij moet volgende inlichtingen bevatten : - de volledige identiteit van de niet-ingezeten aanvrager (naam of maatschappelijke benaming, adres, inschrijvingsnummer in het handelsregister of soortgelijke identificatie); - een duidelijke omschrijving van de beoogde transacties die aan de oorsprong zullen liggen van de betalingen te zijner gunste verricht in opdracht van ingezetenen.
De door het Instituut verleende machtiging is afhankelijk van de verbintenis vanwege de tussenkomende ingezeten kredietinstelling om een vlot nazicht door de afgevaardigden van het Instituut mogelijk te maken van alle bescheiden aangaande de transacties die via deze centralisatierekening werden verricht, met inbegrip van de transfers in opdracht van ingezetenen. § 5. Het gebruik van een centralisatierekening kan door het Instituut verplicht gesteld worden wanneer dit een preciezere of betrouwbaardere inventarisering mogelijk maakt, volgens aard van transactie, van buitenlandse betalingen van beperkte bedragen.
Het gebruik is dwingend wanneer een niet-ingezetene via domiciliëring betalingen van ten hoogste 350.000 franken of de tegenwaarde in euro wenst te ontvangen in opdracht van ingezetenen. § 6. Elke door het Instituut verleende machtiging voor het openen van een centralisatierekening kan op ieder ogenblik worden ingetrokken wanneer er misbruik wordt van gemaakt of wanneer deze machtiging niet meer gerechtvaardigd is door de ontwikkeling van het aantal transacties dat via deze rekening verloopt.
Art. 11.§ 1. Wanneer een ingezeten kredietinstelling een buitenlandse betaling uitvoert in opdracht of ten gunste van een ingezeten monetaire financiële instelling, andere dan een ingezeten kredietinstelling, gaat ze over tot de inschrijvingen voorzien in artikel 2, § 1, 1°. Hierbij zal ze, in afwijking van de bepalingen van artikel 5, § 1, in alle gevallen en ongeacht het bedrag van de betaling, voor de aanduiding van de aard der transactie gebruik maken van de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, voorzien voor de inschrijving van de buitenlandse betalingen waarvoor de ingezeten tegenpartij een monetaire financiële instelling, andere dan een ingezeten kredietinstelling, is. § 2. Deze inschrijvingen omvatten in alle gevallen ook : - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de identificatie van de ingezeten tegenpartij door middel van de vermelding van zijn identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of van zijn BTW-nummer, en het type van het gebruikte identificatienummer.
Art. 12.§ 1. Wanneer een ingezeten kredietinstelling een buitenlandse betaling uitvoert in opdracht of ten gunste van een ingezetene aan wie het Instituut, in toepassing van de bepalingen van artikel 9 van het reglement B 1, het statuut van "algemene rechtstreekse gegevensverstrekker" heeft verleend, gaat ze over tot de inschrijvingen voorzien in artikel 2, § 1, 1°. Hierbij zal ze, in afwijking van de bepalingen van artikel 5, § 1, in alle gevallen en ongeacht het bedrag van de betaling, voor de aanduiding van de aard van de transactie gebruik maken van de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, voorzien voor de inschrijving van de buitenlandse betalingen waarvoor de ingezeten tegenpartij het statuut "rechtstreekse algemene gegevensverstrekker" bezit. § 2. Deze inschrijvingen omvatten in alle gevallen ook : - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de identificatie van de ingezeten tegenpartij door middel van de vermelding van zijn identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of van zijn BTW-nummer, en het type van het gebruikte identificatienummer.
Art. 13.§ 1. Wanneer een ingezeten kredietinstelling een buitenlandse betaling verricht in het kader van een door haar beheerd mechanisme van periodieke nivelleringen van de saldi van rekeningen geopend aan ingezetenen en niet-ingezetenen die allen tot eenzelfde internationale groep behoren, gaat zij over tot de inschrijvingen voorzien bij artikel 2, § 1, 1°. Hierbij zal ze, in afwijking van de bepalingen van artikel 5, § 1, in alle gevallen en ongeacht het bedrag van de betaling, voor de aanduiding van de aard van de transactie gebruik maken van de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, voorzien voor de inschrijving van dergelijke buitenlandse betalingen. § 2. Deze inschrijvingen omvatten in alle gevallen ook : - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de identificatie van de ingezeten tegenpartij door middel van de vermelding van het identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of van het BTW-nummer van één van de ingezeten deelnemers aan dit mechanisme, en van het type van gebruikt identificatienummer.
Art. 14.Wanneer een ingezeten kredietinstelling in eigen naam overgaat tot een buitenlandse transactie inzake aankoop, inschrijving, verkoop of terugbetaling van effecten, of erop betrekking hebbende couponbetalingen, moet zij zich voor deze transactie beschouwen als zijnde een ingezeten tegenpartij die handelt voor eigen rekening, zelfs wanneer deze transactie verwezenlijkt wordt in opdracht of voor rekening van niet-ingezetenen en wanneer ze twee niet-ingezeten finale tegenpartijen samenbrengt. Zo nodig gaat zij, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 2, over tot de inschrijving van twee buitenlandse transacties.
Art. 15.§ 1. Bij de verwezenlijking van buitenlandse transacties inzake aankoop, inschrijving, verkoop of terugbetaling van effecten afgewikkeld door tussenkomst van het effectenverrekeningssysteem georganiseerd door de Nationale Bank van België, waarbij de medewerking vereist is van een andere ingezeten kredietinstelling, moet, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 3, niet de ingezeten kredietinstelling van de ingezeten tegenpartij, doch de ingezeten kredietinstelling die de rekening geopend aan een niet-ingezetene debiteert of crediteert, tot de inschrijving van de buitenlandse betaling overgaan. § 2. Wanneer een ingezeten kredietinstelling voor eigen rekening een buitenlandse transactie verwezenlijkt inzake lening of ontlening gepaard gaand met een borgstelling onder de vorm van een cessie-retrocessie van effecten afgewikkeld door tussenkomst van het effectenverrekeningssysteem georganiseerd door de Nationale Bank van België en die de medewerking van een andere ingezeten kredietinstelling vereist, moet deze : 1° overgaan tot de inschrijvingen die het gevolg zijn van de buitenlandse transactie inzake lening of ontlening verricht voor eigen rekening;2° de in artikel 2, § 3, voorziene evenwichtsboeking vervangen door een inschrijving onder de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, voorzien voor de categorie van effecten die het voorwerp van de cessie-retrocessie uitmaakt. De andere tussenkomende ingezeten kredietinstelling gaat, bij het debet of het credit van de rekening geopend aan een niet-ingezetene, eveneens over tot een inschrijving onder de code, uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties, voorzien voor de categorie van effecten die het voorwerp van de cessie-retrocessie uitmaakt.
Art. 16.Het Instituut geeft aan de ingezeten kredietinstellingen de richtlijnen inzake de juiste toepassing van de bijzondere regels van inschrijving vermeld in de artikelen 8 tot 15. Afdeling 5. - Tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen
Art. 17.§ 1. De ingezeten kredietinstellingen delen aan het Instituut mee : 1° maandelijks : a) de uitsplitsing naar soort van hun schuldvorderingen en verbintenissen in euro tegenover niet-ingezetenen, hierbij een onderscheid makend tussen : - de niet-ingezetenen die verblijf houden in het Groothertogdom Luxemburg; - de niet-ingezetenen die verblijf houden in de landen van de Europese Economische en Monetaire Unie, andere dan het Groothertogdom Luxemburg; - de niet-ingezetenen van de andere landen; b) de uitsplitsing naar valuta en naar soort van hun schuldvorderingen en verbintenissen in valuta's, andere dan de euro, tegenover ingezetenen enerzijds en niet-ingezetenen anderzijds, hierbij een onderscheid makend tussen : - de niet-ingezetenen die verblijf houden in het Groothertogdom Luxemburg; - de niet-ingezetenen die verblijf houden in de landen van de Europese Economische en Monetaire Unie, andere dan het Groothertogdom Luxemburg; - de niet-ingezetenen van de andere landen; c) de uitsplitsing naar valuta, andere dan de euro, en naar categorie van bestuur (federale overheid, gefedereerde entiteiten, lokale overheden en sociale zekerheid) van de voorschotten en deposito's op rekening in hun boeken op naam van ingezeten openbare besturen;2° driemaandelijks : a) de uitsplitsing naar valuta, land en soort van hun schuldvorderingen en verbintenissen tegenover niet-ingezetenen;b) de uitsplitsing naar valuta en naar land van de totale schuldvorderingen en verbintenissen ingeschreven in hun boeken op naam van niet-ingezeten monetaire overheden;c) de uitsplitsing naar valuta en naar land van de totale schuldvorderingen en verbintenissen ingeschreven in hun boeken op naam van hun niet-ingezeten moedermaatschappij, dochtermaatschappijen, bijkantoren en zustermaatschappijen. § 2. De uitsplitsing naar soort van de schuldvorderingen en verbintenissen gebeurt volgens de categorieën vermeld in bijlage. § 3. Voor de opstelling van de tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen kan het Instituut edele metalen in rekening gelijkstellen met een valuta, of verschillende valuta's onderling gelijkstellen.
Art. 18.De informatie voorzien in artikel 17 moet op een informaticadrager aan het Instituut worden overgemaakt ten laatste de elfde werkdag die volgt op het einde van de betrokken maand of van het betrokken trimester.
Wanneer het aantal mee te delen gegevens gering is, voorziet het Instituut individuele en tijdelijke afwijkingen voor de wijze van overmaken van de informatie. Afdeling 6. - Technische richtlijnen
en bewaringstermijn van de gegevens en documenten
Art. 19.Het Instituut geeft aan de ingezeten kredietinstellingen de richtlijnen aangaande het juiste gebruik van de codes uit de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties die het opstelt en van de voorgeschreven afkortingen voor de aanduiding van de valuta's en de landen.
Het maakt hun eveneens over : - de technische richtlijnen betreffende de wijze van gebruik en van opstelling van de in dit reglement vermelde informaticadragers,; - de lijst van de niet-ingezetenen die als monetaire overheden te beschouwen zijn.
Art. 20.Het houden van het repertorium en het klassement van de interne bescheiden betreffende het repertorium of de tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen moeten zodanig georganiseerd worden dat het al dan niet professioneel karakter van de transacties, hun aard alsmede de andere vereiste informatie gemakkelijk door de afgevaardigden van het Instituut kunnen nagezien worden.
Art. 21.De ingezeten kredietinstellingen bewaren hun repertorium en de erop betrekking hebbende documenten alsmede de gegevens van hun tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen gedurende vierentwintig maanden. HOOFDSTUK III. - Specifieke statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen Afdeling 1. - Notificatie van de buitenlandse transacties verricht
door de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen
Art. 22.§ 1. Naast de bepalingen van dit reglement zijn de bepalingen van hoofdstuk II van het reglement B 1 van toepassing op de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen.
In hun hoedanigheid van ingezetene zijn ze, overeenkomstig artikel 2, § 1, van het reglement B 1, ertoe gehouden al hun buitenlandse transacties ter kennis te brengen van het Instituut. § 2. Nochtans notificeren zij, in afwijking van de bepalingen van artikel 2, § 2, van het reglement B 1, al hun buitenlandse transacties rechtstreeks aan het Instituut, ongeacht of deze transacties al dan niet aanleiding geven tot een betaling door tussenkomst van een ingezeten kredietinstelling en ongeacht het bedrag ervan.
Daartoe notificeren ze per kalendermaand : - het inkomende of uitgaande karakter van al hun buitenlandse transacties of delen ervan; - het bedrag of de waarde van de vorderings- of zakelijke rechten waarop die transacties of delen ervan betrekking hebben; - de valuta waarin dit bedrag of deze waarde is uitgedrukt; - het land van de niet-ingezeten tegenpartij; - de aard van deze transacties of delen ervan; hierbij gebruik makend van de codes uit de door het Instituut opgestelde lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties en van de door het Instituut voorgeschreven afkortingen voor de aanduiding van de valuta's en landen. § 3. Wanneer hun buitenlandse transacties worden afgewikkeld via rekeningen aangehouden in het buitenland notificeren ze bovendien, per valuta : - het totaal der saldi van die rekeningen in het begin van de maand; - het totaal der saldi van die rekeningen op het einde van de maand. § 4. Ze mogen een totaalbedrag per rapporteringsperiode meedelen voor het geheel van de transacties waarvoor alle informatie die moet genotificeerd worden, met uitzondering van het bedrag of de waarde, identiek is.
In dit geval moeten zij steeds in staat zijn het detail te verstrekken van de individuele transacties die het meegedeelde totaalbedrag samenstellen. § 5. De informatie moet op informaticadrager aan het Instituut worden overgemaakt ten laatste de elfde werkdag die volgt op het einde van de maand waarin de buitenlandse transacties werden geboekt. Afdeling 2. - Tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen
Art. 23.§ 1. De ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen, delen driemaandelijks aan het Instituut mee : a) de uitsplitsing in euro, naar land en naar soort van hun schuldvorderingen en verbintenissen tegenover niet-ingezetenen;b) de uitsplitsing in valuta's, andere dan de euro, naar land en naar soort van hun schuldvorderingen en verbintenissen tegenover ingezetenen en niet-ingezetenen;c) de uitsplitsing naar valuta en naar land van de totale schuldvorderingen en verbintenissen, ingeschreven in hun boeken op naam van niet-ingezeten monetaire overheden;d) de uitsplitsing naar valuta en naar land van de totale schuldvorderingen en verbintenissen, ingeschreven in hun boeken op naam van hun niet-ingezeten moedermaatschappij, dochtermaatschappijen, bijkantoren en zustermaatschappijen. § 2. De uitsplitsing naar soort van de schuldvorderingen en verbintenissen gebeurt volgens de categorieën vermeld in bijlage. § 3. De informatie moet op een informaticadrager aan het Instituut worden overgemaakt ten laatste de elfde werkdag die volgt op het einde van het betrokken trimester. Afdeling 3. - Technische richtlijnen
en bewaringstermijn van de gegevens en documenten
Art. 24.§ 1. Het Instituut geeft aan de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen, de richtlijnen betreffende de wijze van gebruik en van opstelling van de in dit reglement vermelde informaticadragers.
Wanneer het aantal mee te delen gegevens gering is, voorziet het Instituut individuele en tijdelijke afwijkingen voor de wijze van overmaken van de informatie. § 2. Het Instituut maakt aan de ingezeten monetaire en financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen, eveneens de lijst over van de niet-ingezetenen die als monetaire overheden te beschouwen zijn. § 3. Voor de notificatie van de buitenlandse betalingen verricht door de ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen, alsook voor de opstelling van hun tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen kan het Instituut edele metalen in rekening gelijkstellen met een valuta, of verschillende valuta's onderling gelijkstellen.
Art. 25.De ingezeten monetaire financiële instellingen, andere dan de ingezeten kredietinstellingen, bewaren de gegevens van hun notificaties en van hun tabellen van schuldvorderingen en verbintenissen gedurende vierentwintig maanden. HOOFDSTUK IV. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 26.Tot de datum van invoering van de euro als munteenheid van België : 1° worden de woorden « in euro », "in valuta's, andere dan de euro" en "naar valuta, andere dan de euro", vermeld in de artikelen 17, § 1, en 23, § 1, vervangen door respectievelijk de woorden « in franken », "in valuta's, andere dan de frank" en "naar valuta, andere dan de frank";2° zijn de bepalingen van artikel 15, § 2, niet toepasbaar op effecten uitgegeven in valuta's, andere dan de frank.
Art. 27.Dit reglement wordt van kracht op 1 januari 1995 onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlage bij het reglement B 2 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut Uitsplitsing naar soort van de schuldvorderingen en verbintenissen van de ingezeten monetaire financiële instellingen (MFI) A. Door alle ingezeten MFI over te maken Tot de datum van invoering van de euro als munteenheid van België Uitsplitsing van de schuldvorderingen en verbintenissen in franken tegenover niet-ingezetenen en in valuta's, andere dan de frank, tegenover ingezetenen en niet-ingezetenen Na de datum van invoering van de euro als munteenheid van België Uitsplitsing van de schuldvorderingen en verbintenissen in euro tegenover niet-ingezetenen en in valuta's, andere dan de euro, tegenover ingezetenen en niet-ingezetenen 1. Actief Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 3 bij het ministerieel besluit Reglement B 3 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut dat de lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties en de lijst van de nummers voor de generieke identificatie van de ingezetenen bepaalt en dat de afkortingen ter aanduiding van de valuta's en de landen bij de overmaking van de gegevens aan het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut omschrijft De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996; Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België;
Overwegende dat artikel 2 van dat koninklijk besluit voorziet dat de ingezetenen verplicht zijn het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut in kennis te stellen, met vermelding van hun identiteit, van al hun buitenlandse transacties en dat ze hiertoe onder andere de valuta, de aard van de transactie en het land van de niet-ingezeten tegenpartij notificeren;
Overwegende dat artikel 3 van dat koninklijk besluit voorziet dat het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bij reglement de wijze van toepassing bepaalt van de verplichtingen vermeld in artikel 2 van datzelfde koninklijk besluit, en dat het met name de vorm van deze notificaties bepaalt en de codes omschrijft waarvan het Instituut het gebruik kan voorzien voor het overmaken van de informatie;
Overwegende dat artikel 1 van dat koninklijk besluit de aard van de buitenlandse transacties omschrijft met verwijzing naar de categorieën die het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bij reglement dient te bepalen;
Overwegende dat artikel 15 van dat koninklijk besluit de overmaking aan het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut voorziet door de ingezeten monetaire financiële instellingen van de notificaties vanwege de ingezetenen die door hun tussenkomst buitenlandse betalingen verrichten;
Overwegende dat artikel 16 van dat koninklijk besluit voorziet dat het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut bij reglement de wijze van toepassing bepaalt van de verplichting vermeld in artikel 15 van datzelfde koninklijk besluit;
Overwegende dat het reglement B 1 met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezetenen aangaande hun buitenlandse transacties, alsmede het reglement B 2 met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezeten monetaire financiële instellingen, genomen door de Raad op basis van de bepalingen van de artikelen 3 en 16 van voornoemd koninklijk besluit, in een groot aantal gevallen het gebruik voorzien van codes, afkortingen of identificatienummers die dienen gepreciseerd of omschreven te worden;
Overwegende dat de informatie, die het voorwerp uitmaakt van het inventariseren van het buitenlandse betalingsverkeer, wordt aangewend voor het opmaken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » grondgebied van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) » : het grondgebied gevormd door het grondgebied van het koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » ingezeten monetaire financiële instelling » : 1° elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° de Nationale Bank van België;3° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque);4° elke andere financiële instelling, waarvan het Instituut de lijst opmaakt en die als dusdanig door de Nationale Bank van België wordt aangeduid op basis van de criteria vastgesteld door de verordening (EG) nr.2223/96 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap; - » ingezeten kredietinstelling » : elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Worden met een ingezeten kredietinstelling gelijkgesteld : 1° de Nationale Bank van België;2° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque); - » buitenlandse transactie » : 1° elk feit dat vorderingen en schulden tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk doet ontstaan of teniet doet;2° elk feit dat de overdracht van een zakelijk recht tussen een ingezetene en een niet-ingezetene veroorzaakt; - » professionele buitenlandse transactie » : 1° elke buitenlandse transactie van ingezeten natuurlijke personen die handel drijven of een vrij beroep uitoefenen, tenzij die personen aantonen dat die transactie vreemd is aan hun handel of beroep;2° elke buitenlandse transactie van ingezeten rechtspersonen; - » buitenlandse betaling » : 1° elk feit dat een geldschuld tussen een ingezetene en een niet-ingezetene geheel of gedeeltelijk teniet doet;2° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied door een ingezetene die geldmiddelen overmaakt naar of repatrieert van een rekening die hij in het buitenland aanhoudt;3° elke transfer van geldmiddelen, in rekening of in specie, tussen het grondgebied van het Koninkrijk België en een buitenlands grondgebied waarvoor zowel de opdrachtgever als de begunstigde beiden ingezetenen zijn; - » land van de niet-ingezeten tegenpartij » : 1° voor de buitenlandse transacties die aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die de opdrachtgever of de begunstigde van een buitenlandse betaling is of - het land van herkomst of bestemming van een buitenlandse betaling wanneer deze betaling verricht is door een ingezetene voor eigen rekening of verricht is tussen twee ingezetenen waarbij één van hen gebruik maakt van een rekening in het buitenland;2° voor de buitenlandse transacties die geen aanleiding geven tot een buitenlandse betaling : - het land van verblijf van de niet-ingezetene die verbonden is in een transactie met de ingezetene; - » directe-investeringsrelatie » : elke directe of indirecte band tussen een ingezetene en een onderneming gevestigd buiten het grondgebied van het Koninkrijk België, of tussen een niet-ingezetene gevestigd buiten het grondgebied van het Koninkrijk België en een onderneming gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België, die deze ingezetene of deze niet-ingezetene - » de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - » de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in genoemde onderneming.
Wanneer een directe of indirecte deelneming minimaal tien procent van het kapitaal bedraagt, bestaat er een vermoeden van directe-investeringsrelatie; - » directe-investeringstransactie » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt van een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft en, omgekeerd, elke transactie waardoor een directe investeerder uit een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft, middelen terugtrekt die hij eerder ter beschikking van die onderneming had gesteld; - » directe investering » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft;2° elk buiten het grondgebied van het Koninkrijk België gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsmede elk op het grondgebied van het Koninkrijk België gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een niet-ingezetene is; - » verbonden onderneming » : elke onderneming die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhoudt, en dit ofwel als directe investeerder dan wel als onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd. Moeten als onderling verbonden beschouwd worden, de ondernemingen die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhouden als onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd (« zustermaatschappij »); - » Belgisch openbaar bestuur » : elk orgaan dat, elke instelling die of elk deel hiervan dat in België bijdraagt tot de uitoefening van de openbare macht op : - centraal niveau (federale overheid); - regionaal niveau (gefedereerde entiteiten : gewesten en gemeenschappen); - lokaal niveau (provincies en gemeenten); alsmede elke openbare instelling van sociale zekerheid, te weten elke instelling waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verlenen van sociale prestaties en waarvan de voornaamste bronnen van inkomsten de verplichte sociale bijdragen zijn.
Moeten echter niet als openbare besturen beschouwd worden, de openbare diensten en de ondernemingen met overheidskapitaal die de productie van goederen en commerciële diensten tot doel hebben; - » Luxemburgs openbaar bestuur » : elk orgaan dat, elke instelling die of elk deel hiervan dat in het Groothertogdom Luxemburg bijdraagt tot de uitoefening van de openbare macht op : - centraal niveau (regering); - lokaal niveau (gemeenten); alsmede elke openbare instelling van sociale zekerheid, te weten elke instelling waarvan de hoofdactiviteit bestaat uit het verlenen van sociale prestaties en waarvan de voornaamste bronnen van inkomsten de verplichte sociale bijdragen zijn.
Moeten echter niet als openbare besturen beschouwd worden, de openbare diensten en de ondernemingen met overheidskapitaal die de productie van goederen en commerciële diensten tot doel hebben; - » internationale instelling » : elke instelling of organisatie naar internationaal recht waarvan enkel Staten of regeringen lid of aandeelhouder zijn; - » reglement B 1 » : het reglement van het Instituut met betrekking tot de statistische verplichtingen van de ingezetenen aangaande hun buitenlandse transacties; - » reglement B 2 » : het reglement van het Instituut met betrekking tot de specifieke statistische verplichtingen van de ingezetenen monetaire financiële instellingen. HOOFDSTUK II. - Lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties
Art. 2.De categorieën van de economische aard van de buitenlandse transacties, waarop men zich moet beroepen wanneer de aard van de buitenlandse transactie krachtens de bepalingen van het reglement B 1 of het reglement B 2 aan het Instituut genotificeerd moet worden, maken het voorwerp uit van de lijst opgenomen in bijlage 1.
Deze lijst geeft de omschrijving van elke economische aard, alsmede het transactiecode-nummer dat dient gebruikt te worden wanneer voorzien is dat de aan het Instituut mee te delen informatie onder een gecodeerde vorm moet geschieden.
Zij omvat : 1° een hoofdlijst ten behoeve van alle ingezetenen;2° een bijkomende lijst voor alleengebruik door ingezetenen, andere dan kredietinstellingen, die hun buitenlandse transacties rechtstreeks aan het Instituut dienen te notificeren;3° een bijkomende lijst voor alleengebruik door ingezeten kredietinstellingen. HOOFDSTUK III. - Lijst van de nummers voor de generieke identificatie van de ingezetenen
Art. 3.De identificatienummers die door de ingezeten kredietinstellingen dienen gebruikt te worden om, overeenkomstig de bepalingen van de reglement B 2, in het repertorium dat zij aan het Instituut overmaken de ingezeten tegenpartij op generieke wijze te identificeren bij de buitenlandse betalingen of transacties die door hun tussenkomst werden uitgevoerd, wanneer deze tegenpartij niet over een identificatienummer in het Rijksregister der Rechtspersonen of over een BTW-nummer beschikt, maken het voorwerp uit van de lijst opgenomen in bijlage 2. HOOFDSTUK IV. - Afkortingen te gebruiken voor de aanduiding van de valuta's en de landen bij het overmaken van gegevens
Art. 4.§ 1. Wanneer, in toepassing van de bepalingen van het reglement B 1 of van het reglement B 2, voorzien is dat de aanduiding van de valuta's geschiedt aan de hand van de afkortingen voorgeschreven door het Instituut, dient gebruikt te worden gemaakt van de alfabetische codes uit de hiertoe door het Instituut opgestelde lijst, "lijst van de valutacodes" genaamd. § 2. Deze lijst is gebaseerd op de ISO-norm nr. 4217 (3 posities) betreffende de « codes voor de voorstelling van munteenheden en geldmiddelen ».
Wanneer het nodig is voornoemde norm te vervolledigen, inzonderheid om afkortingen toe te kennen aan edele metalen in rekening die worden gelijkgesteld met een valuta, bepaalt het Instituut de bijkomende te gebruiken codes.
Het bepaalt ook de eventuele codes van de ISO-norm nr. 4217 die niet aangewend moeten worden. § 3. Het Instituut deelt de lijst van de valutacodes mee aan de ingezeten kredietinstellingen, alsmede aan elke andere betrokken ingezetene.
Art. 5.§ 1. Wanneer, in toepassing van de bepalingen van het reglement B 1 of van het reglement B 2, voorzien is dat de aanduiding van de landen geschiedt aan de hand van de afkortingen voorgeschreven door het Instituut, dient gebruikt te worden gemaakt van de alfabetische codes uit de hiertoe door het Instituut opgestelde lijst, "lijst van de landcodes" genaamd. § 2. Deze lijst is gebaseerd op de ISO-norm nr. 3166 (2 posities) betreffende de « codes voor het weergeven van landnamen ».
Wanneer het nodig is voornoemde norm te vervolledigen, inzonderheid om afkortingen toe te kennen aan internationale organisaties of aan groepen van internationale organisaties of aan hergroeperingen van landen, bepaalt het Instituut de bijkomende te gebruiken codes.
Het bepaalt ook de eventuele codes van de ISO-norm nr. 3166 die niet aangewend moeten worden. § 3. Het Instituut deelt de lijst van de landcodes mee aan de ingezeten kredietinstellingen, alsmede aan elke andere betrokken ingezetene. HOOFDSTUK V. - Slotbepaling
Art. 6.Dit reglement wordt van kracht op 1 januari 1995, onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlage 1 bij het reglement B 3 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut Lijst van de economische aard van de buitenlandse transacties I. Hoofdlijst ten behoeve van alle ingezetenen Sectie 1. - Lopende rekening Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 2 bij het reglement B 3 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut Lijst van de nummers voor de generieke identificatie van de ingezetenen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 4 bij het ministerieel besluit Reglement B 4 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting in België van een jaarlijkse enquête over de directe investeringen met het buitenland bij de ingezetenen, andere dan de kredietinstellingen De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België;
Overwegende dat artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit de overmaking aan het Instituut voorziet, door de ingezetene rechtspersonen, van informatie aangaande hun directe investeringen in het buitenland alsook informatie aangaande de directe investeringen waarvan zij genieten;
Overwegende dat artikel 10 van datzelfde besluit voorziet dat het Instituut bij reglement bepaalt op welke wijze deze overmaking geschiedt;
Overwegende dat de informatie die ingezameld wordt onder meer noodzakelijk is om een volledige opstelling mogelijk te maken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » directe investering » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft;2° elk op buitenlands grondgebied gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsmede elk op het grondgebied van het Koninkrijk België gelegen onroerend goed, of deel daarvan, dat eigendom van een niet-ingezetene is; - « directe-investeringsrelatie » : elke directe of indirecte band tussen een ingezetene en een onderneming gevestigd op buitenlands grondgebied, of tussen een niet-ingezetene en een onderneming gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België, die deze ingezetene of deze niet-ingezetene - » de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - » de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in genoemde onderneming.
Wanneer een directe of indirecte deelneming minimaal tien procent van het kapitaal bedraagt, bestaat er een vermoeden van directe-investeringsrelatie; - » directe-investeringstransactie » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt van een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft en, omgekeerd, elke transactie waardoor een directe investeerder uit een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft, middelen terugtrekt die hij eerder ter beschikking van die onderneming had gesteld; - » directe-investeerder » : elke openbare of private onderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke groep van onderling verbonden ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke regering, elke natuurlijke persoon of groep van onderling verbonden natuurlijke personen die een directe-investeringsonderneming bezit die actief is in een ander land dan het (de) land(en) van verblijf van de directe investeerder(s); - « onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » : elke onderneming waarin een directe investeerder minstens tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt - ingeval van een dochtermaatschappij of verbonden onderneming - of het equivalent als het gaat om een bijkantoor of een bedrijfszetel of elke onderneming waarin een directe investeerder een inmengingsrecht in de beslissings- en beheersprocessen uitoefent; - » verbonden onderneming » : elke onderneming die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhoudt, en dit ofwel als directe investeerder dan wel als onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd. Moeten als onderling verbonden beschouwd worden, de ondernemingen die met een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon een directe-investeringsrelatie onderhouden als onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd (« zustermaatschappijen »); - » onderworpen persoon » : elke ingezetene die zich in een directe-investeringsrelatie met een niet-ingezetene bevindt ofwel in zijn hoedanigheid van directe investeerder, ofwel in zijn hoedanigheid van begunstigde van een directe investering, in zoverre hij beantwoordt aan een van volgende omschrijvingen : - elke rechtspersoon naar Belgisch recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België, waarvan een niet-ingezetene ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt; - elke rechtspersoon gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt van een onderneming die op buitenlands grondgebied gevestigd is en naar het recht van het land van vestiging opgericht is; - elke rechtspersoon gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die een bijkantoor bezit dat op buitenlands grondgebied gevestigd is; - elk bijkantoor van een onderneming van buitenlands recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België; - elke rechtspersoon gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die, in zijn geheel of voor een gedeelte, een onroerend goed bezit dat op buitenlands grondgebied gelegen is;
In bijzondere omstandigheden kan het criterium van tien procent eigendom van de gewone aandelen of stemrechten vervangen worden door het begrip van inmengingsrecht vanwege de directe investeerder in het bestuurs- en beslissingsproces.
Art. 2.§ 1. De onderworpen personen maken jaarlijks aan het Instituut informatie over in verband met de waarde van de directe investeringen die ze in het buitenland aanhouden alsook in verband met de waarde van de directe investeringen die ze vanwege niet-ingezetenen genieten, evenals inzake de leningen en handelsvorderingen tussen verbonden ondernemingen.
Zij delen tevens informatie mee aangaande de veranderingen, ten opzichte van het vorig boekjaar, in de directe investeringen die zij aanhouden en in de directe investeringen die zij genieten. § 2. De informatie wordt aan het Instituut meegedeeld, enerzijds per onderneming waarin wordt geïnvesteerd, voor de directe investeringen die de onderworpen personen hebben verricht en, anderzijds per niet-ingezeten investeerder voor de directe investeringen die de onderworpen personen genieten.
Wanneer de directe investeringen betrekking hebben op onroerende goederen, mag de mededeling van deze informatie gegroepeerd per land geschieden.
Art. 3.Naast de identificatiegegevens van de ondernemingen met directe-investeringsrelaties, omvat de door de onderworpen personen meegedeelde informatie statistische gegevens die betrekking hebben op : 1°) voor de directe investeringen van een niet-ingezeten onderneming in een onderneming gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België : - het kapitaal en de reserves van de ingezeten onderneming; - de netto-activa van de ingezeten onderneming; - de leningen toegestaan aan of ontvangen van de niet-ingezeten onderneming en de desbetreffende interesten; - de handelsvorderingen en -schulden tegenover de niet-ingezeten onderneming; - de resultaten van de ingezeten onderneming; - de aard van de deelnemingsrelatie; - de toewijzing van de eigen middelen van de ingezeten onderneming. 2°) voor de directe investeringen van een ingezeten onderneming in een onderneming gevestigd op buitenlands grondgebied : - het kapitaal en de reserves van de niet-ingezeten onderneming; - de netto-activa van de niet-ingezeten onderneming; - de boekwaarde van de deelneming in de niet-ingezeten onderneming; - de leningen toegestaan aan of ontvangen van de niet-ingezeten onderneming en de desbetreffende interesten; - de handelsvorderingen en -schulden tegenover de niet-ingezeten onderneming; - de resultaten van de niet-ingezeten onderneming; - de omzet van de niet-ingezeten onderneming; - het aantal arbeidsplaatsen in de niet-ingezeten onderneming; - het bestaan van daaropvolgende buitenlandse directe investeringen. 3°) wat de leningen en handelsvorderingen tussen zustermaatschappijen betreft : - de leningen toegestaan aan of ontvangen van de niet-ingezeten onderneming en de desbetreffende interesten; - de handelsvorderingen en -schulden tegenover de niet-ingezeten onderneming.
Bovendien is voornoemde informatie vergezeld van een schematische beschrijving van de structuur van het aandeelhouderschap en de structuur van de deelnemingen van de ingezeten onderneming.
De ingezamelde informatie heeft betrekking op de tegoeden en schulden van de onderworpen personen op 31 december van het referentiejaar. Er wordt tevens melding gemaakt van de financiële stromen die tijdens de afgelopen periode werden geboekt alsmede de schommelingen en aanpassingen ten gevolge van prijs- en wisselkoersschommelingen alsmede van andere correcties.
Art. 4.De onderworpen personen worden op de hoogte gebracht van hun verplichting om de vereiste informatie mee te delen aan het Instituut, dat hun de passende vragenlijsten bezorgt, opgesteld overeenkomstig de informatie opgesomd in artikel 3.
Art. 5.De onderworpen personen maken, naar gelang van het geval, gebruik van : 1° de vragenlijst « O » om informatie mee te delen betreffende het bezit van onroerende goederen gelegen op buitenlands grondgebied;2° de vragenlijst « A » om de structuur van het aandeelhouderschap en de structuur van de deelnemingen van de ingezeten onderneming mee te delen;3° de vragenlijst « B » om informatie mee te delen betreffende de directe investeringen van een niet-ingezeten onderneming in een onderneming gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de vragenlijst « C » om informatie mee te delen over de directe investeringen van een ingezeten onderneming in een onderneming gevestigd op buitenlands grondgebied;5° de vragenlijst « D » om informatie mee te delen over de leningen en handelsvorderingen tussen zustermaatschappijen in het kader van een directe-investeringsrelatie met het buitenland;6° de vragenlijst « E » wanneer de door het Instituut benaderde ingezetene niet beantwoordt aan de definitie van « onderworpen persoon ». De vragenlijsten moeten behoorlijk ingevuld en ondertekend naar het Instituut worden teruggestuurd, vóór 30 juni van het jaar volgend op het referentiejaar.
Art. 6.De onderworpen personen bewaren gedurende een periode van vierentwintig maanden de informatie die aan de basis ligt van de vereiste inlichtingen die ze aan het Instituut overmaken. Die periode gaat in op de datum van terugzending van de vragenlijsten naar het Instituut.
Art. 7.Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 1995, onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlage 5 bij het ministerieel besluit Reglement B 5 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting in België van een jaarlijkse enquête over de directe investeringen met het buitenland bij de ingezeten kredietinstellingen De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België;
Overwegende dat artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit de overmaking voorziet aan het Instituut, door de ingezetene rechtspersonen, van informatie aangaande hun directe investeringen in het buitenland alsook informatie aangaande de directe investeringen waarvan zij genieten;
Overwegende dat artikel 10 van datzelfde besluit voorziet dat het Instituut bij reglement bepaalt op welke wijze deze overmaking geschiedt;
Overwegende dat de informatie die ingezameld wordt onder meer noodzakelijk is om een volledige opstelling mogelijk te maken van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » ingezeten kredietinstelling » : elke in België gevestigde onderneming die een kredietinstelling is in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.
Worden aan een ingezeten kredietinstelling gelijkgesteld : 1° de Nationale Bank van België;2° de financiële diensten van « De Post » (Postcheque); - » directe investering » : 1° het geheel van de middelen die een directe investeerder op een gegeven ogenblik via directe-investeringstransacties ter beschikking stelt van ondernemingen waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft;2° elk op buitenlands grondgebied gelegen onroerend goed of deel daarvan dat eigendom van een ingezetene is, alsmede elk op het grondgebied van het Koninkrijk België gelegen onroerend goed, of deel daarvan, dat eigendom van een niet-ingezetene is; - » directe-investeringsrelatie » : elke directe of indirecte band tussen een ingezetene en een onderneming gevestigd op buitenlands grondgebied, of tussen een niet-ingezetene en een onderneming gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België, die deze ingezetene of deze niet-ingezetene - »de directe investeerder » - in staat stelt een significante invloed uit te oefenen op het bestuur van de bedoelde onderneming - »de onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » - en die getuigt van een duurzaam belang van de directe investeerder in genoemde onderneming.
Wanneer een directe of indirecte deelneming minimaal tien procent van het kapitaal bedraagt, bestaat er een vermoeden van directe-investeringsrelatie; - » directe-investeringstransactie » : 1° elke transactie die tot doel heeft een directe-investeringsrelatie te doen ontstaan;2° elke transactie waardoor een directe investeerder middelen ter beschikking stelt van een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft en, omgekeerd, elke transactie waardoor een directe investeerder uit een onderneming waarmee hij een directe-investeringsrelatie heeft, middelen terugtrekt die hij eerder ter beschikking van die onderneming had gesteld; - » directe-investeerder » : elke openbare of private onderneming met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke groep van onderling verbonden ondernemingen met of zonder rechtspersoonlijkheid, elke regering, elke natuurlijke persoon of groep van onderling verbonden natuurlijke personen die een directe-investeringsonderneming bezit die actief is in een ander land dan het (de) land(en) van verblijf van de directe investeerder(s); - » onderneming waarin direct wordt geïnvesteerd » : elke onderneming waarin een directe investeerder minstens tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt - ingeval van een dochtermaatschappij of verbonden onderneming - of het equivalent als het gaat om een bijkantoor of een bedrijfszetel of elke onderneming waarin een directe investeerder een inmengingsrecht in de beslissings- en beheersprocessen uitoefent; - » onderworpen instelling » : elke ingezeten kredietinstelling die zich in een directe investeringsrelatie met een niet-ingezetene bevindt, ofwel in zijn hoedanigheid van directe investeerder, ofwel in zijn hoedanigheid van begunstigde van een directe investering, in zoverre hij beantwoordt aan een van volgende omschrijvingen : - elke instelling gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt van een onderneming die op buitenlands grondgebied gevestigd is en naar het recht van het land van vestiging opgericht is; - elke instelling gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die een bijkantoor bezit dat op buitenlands grondgebied gevestigd is; - elke instelling naar Belgisch recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België waarvan een niet-ingezetene ten minste tien procent van de gewone aandelen of stemrechten aanhoudt; - elk bijkantoor van een instelling van buitenlands recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België; - elke instelling gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België die, in zijn geheel of voor een gedeelte, een onroerend goed bezit dat op buitenlands grondgebied gelegen is.
In bijzondere omstandigheden kan het criterium van tien procent eigendom van de gewone aandelen of stemrechten vervangen worden door het begrip van inmengingsrecht vanwege de directe investeerder in het bestuurs- en beslissingsproces.
Art. 2.§ 1. De onderworpen instellingen maken jaarlijks aan het Instituut informatie over in verband met de waarde van de directe investeringen die ze op een buitenlands grondgebied aanhouden alsook in verband met de waarde van de directe investeringen die ze vanwege niet-ingezetenen genieten.
Zij delen tevens informatie mee aangaande de veranderingen, ten opzichte van het vorig boekjaar, in de directe investeringen die zij aanhouden en in de directe investeringen die zij genieten. § 2. De informatie wordt aan het Instituut meegedeeld, enerzijds per onderneming waarin geïnvesteerd wordt voor de directe investeringen die de onderworpen instellingen hebben verricht, en anderzijds per buitenlandse investeerder voor de directe investeringen waarvan de onderworpen instellingen genieten.
Wanneer de directe investeringen betrekking hebben op onroerende goederen, mag de mededeling van deze informatie gegroepeerd per land geschieden.
Art. 3.Naast de identificatiegegevens van de ondernemingen met directe-investeringsrelaties, omvat de door de onderworpen instellingen meegedeelde informatie statistische gegevens die betrekking hebben op : 1° voor de directe investeringen van een ingezeten kredietinstelling in een dochtermaatschappij of een aanverwante maatschappij gevestigd op buitenlands grondgebied : - de deelneming in de dochtermaatschappij/ aanverwante maatschappij; - het kapitaal en de reserves van de dochtermaatschappij/aanverwante maatschappij; - -het resultaat van de dochtermaatschappij/aanverwante maatschappij; - het aantal arbeidsplaatsen in de dochtermaatschappij/aanverwante maatschappij; - de monetaire evaluatie toegepast op de gegevens van de deelneming. 2° voor de directe investeringen van een ingezeten kredietinstelling in een bijkantoor gevestigd op buitenlands grondgebied : - de netto-activa van het bijkantoor; - het resultaat van het bijkantoor; - het aantal arbeidsplaatsen in het bijkantoor; - de monetaire evaluatie toegepast op de gegevens van de deelneming. 3° voor de directe investeringen van een niet-ingezetene in een kredietinstelling van Belgisch recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België (dochtermaatschappij of aanverwante maatschappij) : - het kapitaal van de dochtermaatschappij/ aanverwante maatschappij; - de reserves van de dochtermaatschappij/ aanverwante maatschappij; - het resultaat van de dochtermaatschappij/ aanverwante maatschappij; - de monetaire evaluatie toegepast op de gegevens van de deelneming. 4° voor de directe investeringen door een niet-ingezetene in een kredietinstelling van buitenlands recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België (bijkantoor) : - de netto-activa van het bijkantoor; - het resultaat van het bijkantoor; - de monetaire evaluatie toegepast op de gegevens van de deelneming.
Bovendien is voornoemde informatie vergezeld van een schematische beschrijving van de structuur van het aandeelhouderschap en de structuur van de deelnemingen van de onderworpen instelling.
De ingezamelde informatie heeft betrekking op de tegoeden en schulden van de onderworpen instellingen op 31 december van het referentiejaar.
Er wordt tevens melding gemaakt van de financiële stromen die tijdens de afgelopen periode werden geboekt alsmede de schommelingen en aanpassingen ten gevolge van prijs- en wisselkoersschommelingen alsmede van andere correcties.
Art. 4.De onderworpen instellingen worden door het Instituut op de hoogte gebracht van hun verplichting om de vereiste informatie mee te delen aan het Instituut, dat hun de passende vragenlijsten bezorgt, opgesteld overeenkomstig de informatie opgesomd in artikel 3.
Art. 5.De onderworpen instellingen maken, naar gelang van het geval, gebruik van : 1° de vragenlijst « 70 » om informatie mee te delen betreffende het bezit door een ingezeten kredietinstelling van onroerende goederen gelegen op buitenlands grondgebied;2° de vragenlijst « 71 » om informatie mee te delen betreffende de directe investeringen door een ingezeten kredietinstelling in een dochtermaatschappij of een aanverwante maatschappij gevestigd op buitenlands grondgebied;3° de vragenlijst « 72 » om informatie mee te delen betreffende de directe investeringen door een ingezeten kredietinstelling in een bijkantoor gevestigd op buitenlands grondgebied;4° de vragenlijst « 73 » om informatie mee te delen betreffende de directe investeringen door een niet-ingezeten onderneming in een dochtermaatschappij of een aanverwante maatschappij gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° de vragenlijst « 74 » om informatie mee te delen betreffende de directe investeringen door een niet-ingezeten onderneming in een bijkantoor dat gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° de vragenlijst « 75 » om de structuur van het aandeelhouderschap en de structuur van de deelnemingen van de ingezeten kredietinstelling mee te delen;7° de vragenlijst « 76 » wanneer de door het Instituut benaderde ingezetene niet beantwoordt aan de definitie van « onderworpen instelling ». De vragenlijsten moeten, behoorlijk ingevuld en getekend, naar het Instituut worden overgemaakt, vóór 30 juni van het jaar volgend op het referentiejaar.
Art. 6.De onderworpen instellingen bewaren gedurende een periode van vierentwintig maanden de informatie die aan de basis ligt van de vereiste inlichtingen die ze aan het Instituut overmaken. Die periode gaat in op de datum van terugzending van de vragenlijsten naar het Instituut.
Art. 7.Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 1995, onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlage 6 bij het ministerieel besluit Reglement B 6 van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut ter inrichting, in België, van een jaarlijkse enquête bij de ingezeten rechtspersonen naar de beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, inzonderheid op de artikelen 11 en 12;
Overwegende dat artikel 11 van voornoemd koninklijk besluit de overmaking voorziet aan het Instituut, door de ingezetene rechtspersonen, van informatie aangaande hun beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen;
Overwegende dat artikel 12 van datzelfde besluit voorziet dat het Instituut bij reglement bepaalt op welke wijze deze overmaking geschiedt;
Overwegende dat de gegevens die het voorwerp uitmaken van de inzameling aangewend worden voor de opstelling van de betalingsbalans van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - » Instituut » : het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut; - » buitenlands grondgebied » : elk ander grondgebied dan het grondgebied van het Koninkrijk België; - » ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijfplaats heeft op het grondgebied van het Koninkrijk België, hierbij inbegrepen de ambtenaren van een organisatie naar internationaal of Europees recht gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België.Elke persoon die in de bevolkingsregisters van een gemeente ingeschreven is, wordt geacht daar zijn hoofdverblijfplaats te hebben; 2° elke natuurlijke persoon van Belgische nationaliteit die in een Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland een zending vervult, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° elke rechtspersoon naar Belgisch publiekrecht en alle diensten daarvan op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de Belgische diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen gevestigd in het buitenland;4° elke rechtspersoon naar Belgisch privaatrecht, voor de activiteiten van zijn maatschappelijke zetel, van zijn dochtermaatschappijen, bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;5° elke rechtspersoon naar buitenlands recht, voor de activiteiten van zijn bijkantoren en bedrijfszetels gevestigd op het grondgebied van het Koninkrijk België;6° elke natuurlijke persoon die, ofschoon hij zijn hoofdverblijfplaats op buitenlands grondgebied heeft of niet in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente is ingeschreven, op duurzame wijze een onderneming uitbaat op het grondgebied van het Koninkrijk België, en dat voor de activiteiten van die onderneming; - » niet-ingezetene » : 1° elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet als een ingezetene mag beschouwd worden;2° elke natuurlijke persoon van buitenlandse nationaliteit die een betrekking uitoefent in een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van zijn land die gevestigd is op het grondgebied van het Koninkrijk België, alsook de familieleden die deel uitmaken van zijn gezin en die hem vergezellen;3° de organisaties naar internationaal of Europees recht die gevestigd zijn op het grondgebied van het Koninkrijk België;4° de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van een buitenlandse Regering die op het grondgebied van het Koninkrijk België gevestigd zijn; - » belegging in effecten » : elke belegging in effecten onder de vorm van eigendomsbewijzen, schuldbewijzen of geldmarktinstrumenten, in zoverre het gaat om effecten die verhandelbaar zijn op een al dan niet georganiseerde markt en met uitzondering van voornoemde waarden waarvan het bezit door een onderworpen persoon hem toelaat op een duurzame wijze een reële invloed uit te oefenen op het bestuur van de onderneming die deze waarden uitgeeft.
Een reële invloed wordt vermoed wanneer op directe of indirecte wijze een deelneming van minimaal 10% van het kapitaal wordt aangehouden; - » finale belegger » : elke ingezetene die voor eigen rekening een belegging aanhoudt in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen; - » bewaarnemer » : elke ingezetene die voor rekening van een derde effecten bewaart; - » onderworpen persoon » : elke ingezetene die een belegging in effecten aanhoudt uitgegeven door niet-ingezetenen, ofwel in zijn hoedanigheid van finale belegger, ofwel in zijn hoedanigheid van bewaarnemer, in zoverre hij behoort tot één van volgende categorieën : 1° kredietinstelling in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;2° beursvennootschap in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs;3° instelling voor collectieve belegging (gemeenschappelijke beleggingsfondsen, beleggingsvennootschappen) in de zin van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;4° onderneming onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit nr.64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen; 5° verzekeringsonderneming in de zin van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;6° private voorzorgsinstelling die krachtens het koninklijk besluit van 14 mei 1985 onder de wet valt van 9 juli 1975 inzake de controle der verzekeringsondernemingen;7° elke rechtspersoon, andere dan deze opgenomen onder 1° tot 6° supra, die overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen bij de balanscentrale van de Nationale Bank een jaarrekening moet neerleggen. Worden enkel beoogd, de rechtspersonen waarvan het totaal der balansposten betreffende de activa onder vorm van effecten, buiten directe investeringen, groter is dan 200 miljoen frank of de tegenwaarde van dit bedrag in een andere valuta.
Art. 2.Het Instituut zamelt jaarlijks bij de onderworpen personen informatie in met betrekking tot. beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen, hierbij een onderscheid makend tussen deze die ze als finale belegger aanhouden en deze die ze als bewaarnemer voor rekening van een ingezeten finale belegger aanhouden.
Art. 3.§ 1. De ingezamelde informatie wordt meegedeeld op een geaggregeerde basis volgens volgende categorieën : 1° de beleggingen in eigendomsbewijzen;2° de beleggingen in schuldbewijzen op korte termijn;3° de beleggingen in schuldbewijzen op lange termijn; telkens een onderscheid makend tussen : a) effecten neergelegd bij niet-ingezetenen;b) effecten neergelegd bij ingezetenen;c) effecten in eigen bewaring. Wordt als een schuldbewijs op korte termijn beschouwd, elk schuldbewijs met een initiële looptijd van minder dan of gelijk aan één jaar.
Wordt als een schuldbewijs op lange termijn beschouwd, elk schuldbewijs met een initiële looptijd van meer dan één jaar. § 2. Elke categorie zal bovendien uitgesplitst worden volgens het land van de niet-ingezeten emittent van het effect.
Wanneer de emittent een internationale organisatie is, mag de te vermelden landcode niet deze zijn van het land waar deze organisatie gevestigd is. In dat geval wordt gebruik gemaakt van de naam van de organisatie en van de afkorting die overeen stemt met de door het Instituut aan deze categorie van niet-ingezetenen toegekende landcode.
De ingezamelde informatie heeft betrekking op de door de onderworpen personen aangehouden waaarden per 31 december van het referentiejaar.
Art. 4.De onderworpen personen worden op de hoogte gebracht van hun verplichting om de vereiste informatie mee te delen aan het Instituut, dat hun de passende vragenlijsten bezorgt, opgesteld overeenkomstig de informatie opgesomd in artikel 3.
Art. 5.Voor de mededeling van de door het Instituut vereiste informatie, maken de onderworpen personen, naar gelang het geval, gebruik van : 1° vragenlijst « E » voor de beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen die de onderworpen persoon aanhoudt in zijn hoedanigheid van finale belegger;2° vragenlijst « C » voor de beleggingen in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen die de onderworpen persoon aanhoudt in zijn hoedanigheid van bewaarnemer voor rekening van een ingezeten finale belegger;3° vragenlijst « N » wanneer de onderworpen persoon geen enkele belegging aanhoudt in effecten uitgegeven door niet-ingezetenen, noch voor eigen rekening noch als bewaarnemer voor rekening van een derde. De vragenlijsten dienen, behoorlijk ingevuld en ondertekend, aan het Instituut overgemaakt te worden vóór 31 maart van het jaar volgend op het referentiejaar.
Art. 6.De onderworpen personen bewaren gedurende een periode van vierentwintig maanden de informatie die aan de basis ligt van de vereiste inlichtingen die ze aan het Instituut overmaken. Die periode gaat in op de datum van terugzending van de vragenlijsten naar het Instituut.
Art. 7.Onderhavig reglement wordt van kracht op 1 januari 1998 onder de vorm die door het Instituut op die datum werd voorzien, en op 1 juli 1998 onder de vorm die door het Instituut in deze tekst werd voorgeschreven.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlage 7 bij het ministerieel besluit Reglement van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut houdende afschaffing van de reglementen "A" tot "N" betreffende de wisselcontrole De Raad van het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, Gelet op de Belgische wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, inzonderheid op artikel 36 houdende de wet met betrekking tot het Belgisch-Luxemburgs Wisselinstituut, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993 houdende fiscale en financiële bepalingen en bij de wet van 12 december 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1997 met betrekking tot het inventariseren van het buitenlands betalingsverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en van de lopende rekening van de betalingsbalans van het Koninkrijk België, inzonderheid artikel 22 dat het besluit van de Regent van 6 oktober 1944 betreffende de wisselcontrole (toepassingsmodaliteiten) intrekt;
Gelet op het « arrêté grand-ducal du 10 novembre 1944 relatif au contrôle des changes (principes généraux) », gewijzigd bij de groothertogelijke besluiten van 20 juli 1945 en 30 januari 1947, de wetten van 31 maart 1978 en 26 juni 1987 en bij de groothertogelijke reglementen van 17 november 1990 en 12 januari 1993;
Gelet op het « règlement grand-ducal du 19 juillet 1997 relatif au recensement des paiements extérieurs et de la balance des paiements », inzonderheid artikel 21;
Overwegende dat artikel 22 van het Belgisch koninklijk besluit en artikel 21 van het Groothertogelijk reglement allebei de uitvoeringsbesluiten betreffende de wetgeving inzake wisselcontrole intrekken;
Overwegende dat er derhalve voor het Instituut geen enkele reden meer is om in beide Staten de geldigheid te behouden van de reglementen die het op basis van deze wetgeving heeft genomen, Besluit :
Artikel 1.De reglementen "A" tot "N" die door het Instituut werden genomen in uitvoering van de wetgeving op de wisselcontrole, worden ingetrokken.
Art. 2.Dit reglement wordt van kracht op 1 januari 1995.
Luxemburg, 27 april 1998.
A. Verplaetse, voorzitter P. Jaans, ondervoorzitter
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld