gepubliceerd op 10 april 2001
Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer
5 APRIL 2001. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer
De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999, inzonderheid op artikel 9bis;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1995 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van artikel 9bis van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningsvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1965 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 februari 1972, 3 april 1989, 18 maart 1991 en 31 oktober 1996, inzonderheid op artikel 53bis;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 april 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer;
Gelet op de beschikking 2001/172/EG van de Commissie betreffende vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/208/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/223/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd;
Gelet op de beschikking 2001/234/EG tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het dringend noodzakelijk is de sanitaire maatregelen aan te passen aan de evolutie van de toestand wat betreft mond- en klauwzeer, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - verzameling : het bijeenbrengen van dieren op openbare plaatsen, meer bepaald de verzamelplaatsen en markten zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra; - bedrijf : elk bedrijf of plaats waar gewoonlijk dieren worden gehouden, erin begrepen de erbij horende terreinen; - verdacht aangetast bedrijf : bedrijf waar één of meer aangetaste dieren aanwezig zijn en waarvan de laboratoriumonderzoeken, uitgevoerd in het Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en Agrochemie, de aanwezigheid van het mond- en klauwzeervirus niet weerlegd hebben; - verdacht besmet bedrijf : bedrijf waar één of meer van besmetting verdachte dieren aanwezig zijn, zelfs als de termijn van 12 dagen verstreken is; - melkinzamelcentrum : plaats waar melk en melkproducten afkomstig van landbouwbedrijven worden afgeladen en terug verzonden; - erkende kalvermesterij : een geografische entiteit waar kalveren worden gehouden met het oog op vetmesting en welke erkend is volgens de procedure gedefinieerd in het ministerieel besluit van 28 januari 1998 houdende de uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, registratie en toepassingsmodaliteiten van het epidemiologisch toezicht van runderen. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.§ 1. Elke verzameling van runderen, varkens, schapen, geiten en andere tweehoevigen is verboden op het grondgebied van het Rijk. § 2. Elke persoon die terugkeert van een land, waar beperkende maatregelen van toepassing zijn ter bestrijding van mond- en klauwzeer, mag gedurende een week na zijn terugkeer op grondgebied van het Rijk een bedrijf of uitbating waar tweehoevigen worden gehouden, niet betreden. § 3. De maatregel bedoeld in § 2 is niet van toepassing op verantwoordelijken van een uitbating waar tweehoevigen worden gehouden, en evenmin op inwonenden zolang aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, punt 3° voldaan wordt en voor zover deze personen in het desbetreffende land geen contact hebben gehad met gevoelige dieren. § 4. De toegang tot bedrijven en uitbatingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden alsook de toegang tot melkinzamelcentra, gelegen op het grondgebied van het Rijk, is verboden voor elke verantwoordelijke of inwonende van een bedrijf gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit. § 5. De toegang tot bedrijven en uitbatingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden alsook de toegang tot melkinzamelcentra gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I van dit besluit, is verboden voor elke verantwoordelijke of inwonende van een bedrijf gelegen op het grondgebied van het Rijk.
Art. 3.Op geheel het grondgebied van het Rijk zijn volgende maatregelen van kracht : 1° de toegang tot een bedrijf of een uitbating, met inbegrip van de slachthuizen, waar runderen, varkens, schapen, geiten of andere tweehoevigen worden gehouden als ook de toegang tot melkinzamelcentra, is verboden voor personen of voertuigen die niet behoren tot dit bedrijf of de hierboven vermelde uitbating, behoudens voor dienst- en bevoorradingsnoodwendigheden;2° van elk vervoermiddel, met inbegrip van deze bestemd voor vleestransport dat een bedrijf of uitbating, bedoeld in punt 1° van dit artikel, verlaat worden de wielen en de banden ontsmet volgens de voorschriften van de dienst;3° elke persoon die een bedrijf of een uitbating bedoeld in 1° van dit artikel om dienst- en bevoorradingsnoodwendigheden moet betreden, is verplicht de nodige hygiënische en ontsmettingsvoorzorgen te nemen bij het betreden en verlaten van het bedrijf volgens de voorschriften van de dienst;4° aan de ingang van elk bedrijf of uitbating waar tweehoevigen worden gehouden als ook aan de ingang van elke stal wordt een ontsmettingsvoetbad met een erkend ontsmettingsmiddel geplaatst volgens de voorschriften van de dienst;5° elke verantwoordelijke van een bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden moet een register bijhouden, waarvan een model in bijlage II van dit besluit, waarin hij dagelijks in chronologische volgorde de personen noteert die zijn bedrijf bezoeken.
Art. 4.In alle inrichtingen of plaatsen van het Rijk, waar zich tweehoevige dieren bevinden, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten, op basis van een gemotiveerd advies, beslissen, om over te gaan tot de preventieve opruiming van alle er aanwezige tweehoevige dieren.
Art. 5.In alle bedrijven waar schapen, geiten, hertachtigen of camelidae afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk werden binnengebracht sedert 1 februari 2001, worden alle vatbare dieren behorende tot deze soorten, preventief afgemaakt. HOOFDSTUK III. - Vervoer van dieren
Art. 6.§ 1. Het transport van tweehoevigen is verboden op het grondgebied van het Rijk. § 2. In uitzondering op § 1 mogen runderen en varkens vervoerd worden rechtstreeks vanuit één beslag : - naar één ander beslag of één kalververzamelplaats, - naar één slachthuis of onder de voorwaarden dat : 1° dieren van verschillende beslagen mogen niet worden samengebracht op hetzelfde transport en mogen tijdens het transport niet in contact komen met dieren van een ander beslag;2° het transportmiddel wordt, na elk transport van dieren, gereinigd en ontsmet. § 3. In uitzondering op § 1 is het rechtstreeks transport van schapen en geiten naar een slachthuis toegelaten onder de volgende voorwaarden : 1° dieren van verschillende beslagen mogen niet worden samengebracht op hetzelfde transport en mogen tijdens het transport niet in contact komen met dieren van een ander beslag;2° elk transport van schapen en geiten moet worden uitgevoerd door een geregistreerde vervoerder.Elk transport moet worden begeleid door een document zoals in bijlage III van het onderhavig besluit; 3° na elk transport van schapen en geiten moet het transportmiddel worden gereinigd en ontsmet en moet het document zoals in bijlage IV van het onderhavig besluit worden ingevuld. § 4. De documenten zoals vermeld in § 3, 1° die schapen en geiten begeleiden naar een slachthuis op het grondgebied van het Rijk worden bewaard in het slachthuis en ter beschikking gesteld van de verantwoordelijke Inspecteur-dierenarts. § 5. Onverminderd de bepalingen van § 2 moet het transport van varkens van één beslag naar één ander beslag gebeuren onder de volgende bijkomende voorwaarden : 1° het transport moet vergezeld zijn van een document zoals in bijlage V van dit besluit.Dit document wordt ingevuld door de verantwoordelijke van het herkomstbedrijf. Het origineel vergezelt de lading tot het bedrijf van bestemming, een kopie blijft op het bedrijf van herkomst; 2° op het bedrijf van bestemming voert de bedrijfsdierenarts 5 dagen na opzet van de varkens een controlebezoek uit.De dierenarts is verplicht om alle nodige hygiënische voorzorgsmaatregelen te nemen; § 6. In afwijking van § 1 en onverminderd de bepalingen van § 2, mogen kalveren jonger dan 42 dagen worden vervoerd van een erkende kalververzamelplaats naar een erkende kalvermesterij, onder de volgende voorwaarden : 1° in het kader van het onderhavig besluit houdende tijdelijke maatregelen zijn de kalververzamelcentra erkend volgens een versnelde procedure.Op basis van een advies van de Inspecteur-dierenarts verleent het Hoofd van de Veterinaire Dienst een erkenning voor een periode van 15 dagen. Deze erkenning kan eventueel worden hernieuwd.
De voorwaarden en de erkenningsprocedure worden weergegeven in bijlage VI van het onderhavig besluit; 2° elk kalververzamelcentrum verzamelt tegelijkertijd alleen kalveren bestemd voor één enkele kalvermesterij;3° geen enkel dier mag in het kalververzamelcentrum aanwezig zijn buiten de openingsuren;4° elk kalververzamelcentrum wordt door de bevoegde Inspecteur- dierenarts onder toezicht geplaatst van een erkende dierenarts, die hiervoor speciaal is aangeduid;5° deze dierenarts is constant aanwezig tijdens de openingsuren van het kalververzamelcentrum.Hij controleert de identificatie van de kalveren bij aankomst en vertrek, controleert hun paspoorten, voert een klinisch onderzoek uit waarbij hij speciaal let op symptomen die kunnen wijzen op mond- en klauwzeer en verifieert of de voorwaarden met betrekking tot het dierenwelzijn voldaan zijn. Indien nodig euthanaseert hij ter plaatse, op koste van de verantwoordelijke, de slecht geïdentificeerde dieren en dieren die niet geschikt zijn voor transport; 6° het transport van een erkend kalververzamelcentrum naar een erkende kalvermesterij moet vergezeld zijn van een vervoersdocument zoals in bijlage VII van het onderhavig besluit en ingevuld door de aangeduide dierenarts;7° de erkende dierenarts controleert ook de reiniging en ontsmetting van de transportmiddelen en van het erkend kalververzamelcentrum;8° de kosten die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen in het kalververzamelcentrum zijn ten laste van de verantwoordelijke. § 7. Alle vervoerders van varkens zijn er toe gehouden om de vervoersdocumenten dagelijks over te maken aan het Verbond voor dierenziektenbestrijding.
Art. 7.In afwijking van artikel 5, § 1 is, met uitzondering voor een bufferzone, het naar de weide brengen van dieren voorlopig toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de weiden moeten gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente waar de dieren worden gehouden of in een straal van 5 km rond het bedrijf; - de weiden mogen niet gelegen zijn in een bufferzone noch in een bewakingszone.
Elke afwijking van deze bepaling moet aangevraagd worden met een grondige motivatie aan de bevoegde Inspecteur-dierenarts, tenminste 10 dagen vóór de dieren naar de weiden worden gebracht.
Art. 8.Na akkoord van de Inspecteur-dierenarts van de plaats van vertrek en van de burgemeester van de plaats van bestemming mag elk circus dat gevoelige dieren huisvest zich verplaatsen op grondgebied van het Rijk onder voorwaarden vastgesteld door de Inspecteur-dierenarts bevoegd voor de plaats van bestemming. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen in het kader van het intracommunautaire handelsverkeer
Art. 9.Elke certificatie van een zending van tweehoevigen zoals bedoeld in artikel 6, § 2 en § 3 naar een andere lidstaat moet, voor zover de lidstaat van bestemming zijn goedkeuring geeft, tijdig aangevraagd worden zodat 24 uur voor het transport melding kan gedaan worden door de bevoegde diergeneeskundige inspectie aan de centrale en lokale Veterinaire Diensten van het land van bestemming.
Art. 10.§ 1. Het binnenbrengen van runderen, varkens, schapen, geiten, herten of andere tweehoevigen, paarden, pluimvee en konijnen afkomstig van of via een land, vermeld in bijlage I van dit besluit, is verboden. § 2. In afwijking van § 1 is het binnenbrengen van gezelschapsdieren, broedeieren en ééndagskuikens toegelaten; § 3. In afwijking van § 1 en onverminderd de bepalingen van de richtlijn 90/539/EG is het binnenbrengen van slachtpluimvee en slachtkonijnen naar een slachthuis gelegen op het grondgebied van het Rijk toegelaten onder de volgende voorwaarden : 1) het herkomstbedrijf is gelegen buiten een toezichtszone zoals voorzien in de richtlijn 85/511/EG;2) het slachtpluimvee en de slachtkonijnen worden rechtstreeks vanuit het herkomstbedrijf naar het slachthuis van bestemming vervoerd;3) het slachtpluimvee en de slachtkonijnen zijn niet afkomstig van een bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden;4) het transport moet vooraf worden gemeld zoals voorzien in richtlijn 71/118/EG. § 4. In afwijking van § 1 is de invoer van paarden vanuit Frankrijk op het grondgebied van het Rijk, toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de paarden moeten vergezeld zijn van een geldig paspoort conform aan de bepalingen van de richtlijn 93/623/EEG. - de paarden mogen in het land van verzending gedurende tenminste 15 dagen niet in contact zijn geweest met een bedrijf, waar gevoelige dieren worden gehouden; - de paarden mogen in het land van verzending gedurende tenminste 15 dagen niet hebben verbleven in een gebied waar beperkende maatregelen tegen mond- en klauwzeer van kracht zijn. § 5. Het transport van veevoeder of grondstoffen om veevoeders te produceren is toegelaten tussen de productie- of opslagplaats op het grondgebied van een land vermeld in Bijlage I en een opslagplaats of veevoederfabriek op het grondgebied van het Rijk waarbij de lading intact moet blijven. Dit transport moet verplicht gebeuren via een autosnelweg.
Vooraleer de plaats van bestemming binnen te rijden moet het transportmiddel worden gereinigd en ontsmet volgens de procedure bepaald in artikel 14. § 6. De rechtstreekse bevoorrading van landbouwbedrijven, gelegen op het grondgebied van het Rijk, met stro, hooi en veevoeders vanuit een land vermeld in Bijlage I is verboden. § 7. Op heel het grondgebied van het Rijk is het binnenbrengen vanuit een land vermeld in Bijlage I van mest en gier afkomstig van tweehoevigen en waterrijke dierenvoeders die producten afkomstig van tweehoevigen bevatten verboden. § 8. De ophaling van de melk in de grensstreek met een land vermeld in Bijlage I gebeurt volgens de voorschriften van de Dienst.
Art. 11.§ 1. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit het Verenigd Koninkrijk moeten voldoen aan de bepalingen : - van de beschikking 2001/145/EG van de Commissie van 21 februari 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk; - van de beschikking 2001/172/EG van de Commissie van 1 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in het Verenigd Koninkrijk, zoals gewijzigd. § 2. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit Frankrijk moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/208/EG van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Frankrijk, zoals gewijzigd. § 3. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit Nederland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/223/EG van de Commissie van 21 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Nederland, zoals gewijzigd; § 4. Producten van dierlijke oorsprong, afkomstig van tweehoevigen, die worden binnengebracht vanuit Ierland moeten voldoen aan de bepalingen van de beschikking 2001/234/EG van de Commissie van 22 maart 2001 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met mond- en klauwzeer in Ierland, zoals gewijzigd.
Art. 12.In afwijking van artikel 11 moeten producten van dierlijke oorsprong afkomstig van tweehoevigen, komende uit een land vermeld in bijlage I van het onderhavig besluit, die reeds aanwezig zijn op het grondgebied van het Rijk op het moment van het in voege treden van de hiervermelde Europese Beschikkingen een specifieke behandeling ondergaan welke gespecifieerd wordt in diezelfde Beschikkingen.
Indien deze behandeling niet kan worden uitgevoerd moeten de producten worden vernietigd.
Art. 13.§ 1. Het binnenkomen op het grondgebied van het Rijk van alle wegtransport van toegelaten producten van dierlijke oorsprong of toegelaten landbouwdieren, of van producten bestemd voor de bevoorrading van de onderneming (veevoeder,..) komende van of via een land vermeld in bijlage I van het onderhavig besluit moet verplicht gebeuren langs een autosnelweg. § 2. De toegang tot het grondgebied van het Rijk is verboden voor elk transportmiddel komende van een landbouwbedrijf, waar gevoelige dieren worden gehouden, dat is gelegen in een land vermeld in bijlage I van onderhavig besluit. § 3. De toegang tot een bedrijf of een uitbating waar landbouwhuisdieren worden gehouden gelegen op het grondgebied van een land vermeld in bijlage I, is verboden voor elk transportmiddel, zijn bestuurder en begeleiders komende van het grondgebied van het Rijk. § 4. Elk transportmiddel, zijn bestuurder en begeleiders komende van het grondgebied van het Rijk mogen alleen toegang hebben tot een melkinzamelcentrum gelegen in een land vermeld in bijlage I mits de strikte naleving van de bepalingen van artikel 14. § 5. Alvorens het bedrijf van bestemming te betreden wordt het vervoer opgesomd in § 1 onderworpen aan de voorwaarden van het artikel 14. § 6. Elke vervoerder, die verantwoordelijk is voor een voertuig dat dieren heeft vervoerd bestemd voor of herkomstig van een land, waar beperkende maatregelen van kracht zijn ter bestrijding van mond- en klauwzeer, ongeacht de eindbestemming, is verplicht dit, bij terugkeer op het grondgebied van het Rijk, onverwijld te melden aan de Inspecteur-dierenarts die territoriaal bevoegd is voor de plaats waar de zetel van de vervoersonderneming is gevestigd.
Art. 14.§ 1. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de bescherming van de dieren tijdens het vervoer en de erkenningvoorwaarden van vervoerders, handelaars, halteplaatsen en verzamelcentra, moet er een bijkomende reiniging en ontsmetting worden uitgevoerd onder officieel toezicht, vooraleer men toegang heeft tot een bedrijf of uitbating met inbegrip van de slachthuizen waar landbouwhuisdieren worden gehouden, als ook tot melkinzamelcentra waar melk worden binnengebracht.
De bijkomende reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel moet ten laatste binnen de drie werkdagen volgend op de terugkeer op het grondgebied van het Rijk, worden uitgevoerd op de daartoe ingerichte plaats van de bedrijfszetel van de vervoerder, onder officieel toezicht van een aangenomen dierenarts die daartoe door de territoriaal bevoegde Inspecteur-dierenarts werd aangeduid.
De reiniging en de ontsmetting moet onder officieel toezicht worden uitgevoerd volgens de procedure en met de ontsmettingsmiddelen voorgeschreven door de Inspecteur-dierenarts.
Het model van het gezondmakingsdocument bevindt zich in bijlage VIII van het onderhavig besluit. § 2. De erkende dierenarts belast met het officieel toezicht op de reiniging en ontsmetting van het transportmiddel, controleert, tekent en brengt zijn stempel aan op het daarvoor voorziene luik van het gezondmakingsdocument en overhandigt dit aan de verantwoordelijke van het transportmiddel. § 3. Na de bijkomende reiniging en ontsmetting zendt de vervoerder het dubbel van het document voor gezondmaking onverwijld naar de Inspecteur-dierenarts.
Het origineel van het document voor gezondmaking wordt door de vervoerder gedurende tenminste één jaar bewaard. HOOFDSTUK V. - Maatregelen in een bufferzone
Art. 15.§ 1.Voor de toepassing van dit besluit bakent de Inspecteur-dierenarts een bufferzone, met een straal van tenminste 10 kilometer rond een verdacht aangetast bedrijf.
Het bestaan van de zone wordt bekendgemaakt aan het publiek door de burgemeester. Met dit doel plaatst hij op de wegen aan de grens van de bufferzone witte waarschuwingsborden met in zwarte hoofdletters het opschrift : "BUFFERZONE MOND- EN KLAUWZEER BEPERKENDE MAATREGELEN VAN TOEPASSING". § 2. In de bufferzone zijn de volgende maatregelen van kracht : - elk vervoer of verplaatsen van tweehoevigen op de openbare weg is verboden; - alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - van elk vervoermiddel dat een bedrijf verlaat waar tweehoevigen worden gehouden, worden de wielen en de banden ontsmet; - de toegang tot elk bedrijf waar tweehoevigen worden gehouden, wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding "TOEGANG VERBODEN"; - het ophalen van melk is verboden behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee op bedrijven waar tweehoevigen worden gehouden moeten worden opgesloten; - het verzamelen van andere landbouwdieren dan tweehoevigen is verboden; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten de bufferzone worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VI. - Maatregelen in een verdacht besmet bedrijf
Art. 16.In een verdacht besmet bedrijf zijn de volgende maatregelen van kracht : - elke aanvoer of afvoer van dieren is verboden; - alle tweehoevige dieren van het bedrijf moeten afgezonderd worden of in kantonnement geplaatst. Alle varkens moeten worden binnengehouden in de bedrijfsgebouwen; - het is verboden het bedrijf te betreden of te verlaten, behoudens toelating van de Inspecteur-dierenarts. De wielen en de banden van de voertuigen die het bedrijf verlaten, moeten afgespoten worden en ontsmet met een erkend product; - de toegang tot het bedrijf wordt afgesloten met een rood-witte ketting met een waarschuwingsbord waarop duidelijk leesbaar de vermelding : "TOEGANG VERBODEN"; - het ophalen van melk is verboden, behalve volgens de voorschriften van de Dienst; - honden, katten en loslopend pluimvee moeten worden opgesloten; - huisslachtingen van tweehoevigen zijn verboden; - sperma, eicellen en embryo's van tweehoevigen mogen niet buiten het bedrijf worden gebracht; - vlees en vleesproducten, diervoeders, landbouwgereedschap, verpakkingen, mest, alsmede alle voorwerpen of afvallen die de vermoede ziekte kunnen overbrengen, mogen niet buiten het bedrijf gebracht worden. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 17.De kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit zijn ten laste van de verantwoordelijke.
Art. 18.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Art. 19.Bij dringende gevallen, welke niet beschreven zijn in dit besluit, kan het Hoofd van de Veterinaire Diensten een beslissing nemen op basis van een gemotiveerd advies.
Art. 20.Het ministerieel besluit van 4 april 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer wordt opgeheven.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 5 april 2001, om 7 uur.
Brussel, 5 april 2001.
J. GABRIELS
Bijlage I bij het ministerieel besluit van 5 april 2001 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer Landen waarvoor de bepalingen, vermeld in dit besluit van toepassing zijn : 1. Verenigd Koninkrijk.2. Frankrijk.3. Nederland.4. Ierland. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 5 april 2001.
De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld