gepubliceerd op 20 augustus 1999
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende oprichting en samenstelling der colleges van dienstchefs van het Ministerie van Financiën en waarbij aan deze colleges sommige bevoegdheden inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel worden toevertrouwd
4 AUGUSTUS 1999. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende oprichting en samenstelling der colleges van dienstchefs van het Ministerie van Financiën en waarbij aan deze colleges sommige bevoegdheden inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel worden toevertrouwd
De Minister van Financiën, Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1998 houdende oprichting enerzijds van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen en van de Administratie van de invordering en anderzijds van de graad van auditeur-generaal, dienstchef, en houdende hervorming van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende oprichting en samenstelling der colleges van dienstchefs van het ministerie van Financiën en waarbij aan deze colleges sommige bevoegdheden inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel worden toevertrouwd, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 maart 1989, 10 juni 1994, 16 december 1994, 2 augustus 1995 en 16 januari 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de oprichting van de beheercentra bij de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit en de toewijzing van diensten en personeel aan de Administratie van de invordering gevolgen hebben voor de samenstelling van de colleges van dienstchefs van het Ministerie van Financiën;
Overwegende dat met oog op een uniforme afwikkeling van de loopbanen bij de Administraties van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, van de invordering en van het kadaster, de registratie en de domeinen, het noodzakelijk is dat die colleges geldig worden samengesteld en kunnen vergaderen; dat derhalve dit besluit zonder dralen dient te worden genomen, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2, § 2, van het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende oprichting en samenstelling der colleges van dienstchefs van het Ministerie van Financiën en waarbij aan deze colleges sommige bevoegdheden inzake de loopbaan van het Rijkspersoneel worden toevertrouwd, wordt vervangen als volgt : « § 2. Het college van dienstchefs van de Administratie der thesaurie is samengesteld uit de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie opgenomen betrekking bezetten, met uitzondering van de adviseurs-generaal van de thesaurie. »
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt een § 2bis en een § 2ter ingevoegd, luidende : « § 2bis. De in artikel 1, 3°, 4°, 6° en 9° bedoelde colleges zijn samengesteld uit de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie opgenomen betrekking bezetten. § 2.ter. Het college van dienstchefs van de Administratie der directe belastingen dat zich moet uitspreken over een dienst of over een personeelslid waarover de directeur-generaal van de invordering niet bevoegd is, is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, en de ambtenaren-generaal die een in de perosneelsformatie opgenomen betrekking bezetten;
Het college van dienstchefs van de Administratie der directe belastingen dat zich moet uitspreken over een dienst of over een personeelslid waarover de directeur-generaal van de invordering bevoegd is, is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van de invordering, en de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie opgenomen betrekking bezetten;
Het college van dienstchefs van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen dat zich moet uitspreken over een dienst of over een personeelslid van de sector B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen waarover de directeur-generaal van de invordering bevoegd is, is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van de invordering, en de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie van de sector B.T.W. van de centrale diensten van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen opgenomen betrekking bezetten;
Het college van dienstchefs van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen dat zich moet uitspreken over een dienst of over een personeelslid van de sector B.T.W. van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen waarover de directeur-generaal van de invordering niet bevoegd is, is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, en de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie van de sector B.T.W. van de centrale diensten van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen opgenomen betrekking bezetten;
Het college van dienstchefs van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen dat zich moet uitspreken over een dienst of over een personeelslid van de sector registratie van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen, is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, en de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie van de sector registratie van de centrale diensten van de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen opgenomen betrekking bezetten;
Het college van dienstchefs van de Administratie van het kadaster is samengesteld uit de directeur-generaal en de directeur-generaal, tweetalig adjunct, van de Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, en de ambtenaren-generaal die een in de personeelsformatie opgenomen betrekking bezetten. »
Art. 3.Artikel 4, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Het bij artikel 1, 4°bis bedoelde college wordt voorgezeten door de Administrateur-generaal van de belastingen.
De bij artikel 1, 5° en 7° bedoelde colleges worden voorgezeten door de directeur-generaal van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit wanneer deze colleges zich dienen uit te spreken over aangelegenheden die vallen onder de bevoegheid van de directeur-generaal van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.
De bij artikel 1, 5° en 7° bedoelde colleges worden voorgezeten door de directeur-generaal van de invordering wanneer deze colleges zich dienen uit te spreken over aangelegenheden die behoren tot de bevoegheid van de directeur-generaal van de invordering.
De andere bij artikel 1 bedoelde colleges worden voorgezeten door de respectievelijke administratiechefs. » Brussel, 4 augustus 1999.
D. REYNDERS