gepubliceerd op 11 maart 2020
Ministerieel besluit over een oproep voor 2020 tot indiening van steunaanvragen als vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015 betreffende steun voor innovaties in de landbouw
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
3 MAART 2020. - Ministerieel besluit over een oproep voor 2020 tot indiening van steunaanvragen als vermeld in artikel 7 van het
besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
24/04/2015
pub.
22/05/2015
numac
2015035618
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun voor innovaties in de landbouw
sluiten betreffende steun voor innovaties in de landbouw
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1° en 4°, en tweede lid; - het
besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015Relevante gevonden documenten
type
besluit van de vlaamse regering
prom.
24/04/2015
pub.
22/05/2015
numac
2015035618
bron
vlaamse overheid
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun voor innovaties in de landbouw
sluiten betreffende steun voor innovaties in de landbouw, artikel 7 en 9, derde lid.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - de inspectie van financiën heeft advies gegeven op 9 januari 2020; - de Raad van State heeft advies 66.902/3 gegeven op 29 januari 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE EN LANDBOUW BESLUIT:
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder het besluit van 24 april 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/04/2015 pub. 22/05/2015 numac 2015035618 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende steun voor innovaties in de landbouw sluiten betreffende steun voor innovaties in de landbouw.
Art. 2.Het budget, vermeld in artikel 7, eerste lid, 1°, van het besluit van 24 april 2015, wordt voor de oproep 2020 vastgelegd op 5.500.000 euro (vijf miljoen vijfhonderdduizend euro). Het voormelde bedrag wordt voor 50% gefinancierd met Europese PDPO III-middelen en voor 50% met Vlaamse middelen.
Art. 3.De periode waarin de steunaanvragen ingediend worden, vermeld in artikel 7, eerste lid, 2°, van het besluit van 24 april 2015, loopt van 1 maart 2020 tot en met 30 april 2020. Overeenkomstig artikel 8 van het voormelde besluit worden de steunaanvragen ingediend via het e-loket.
Art. 4.Ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, 2°, van het besluit van 24 april 2015 geeft de aanvrager de volgende informatie door via het e-loket: 1° een beschrijving van de achtergrond en de probleemstelling of uitdaging;2° een beschrijving van het innovatiedoel;3° gegevens over de technologische vernieuwing, het proces en, als dat van toepassing is, het beoogde product;4° een plan van aanpak;5° de gegevens van de aanvrager en de projectpartners;6° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de economische duurzaamheid van het bedrijf of de sector;7° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de ecologische duurzaamheid van het bedrijf of de sector;8° een beschrijving van de bijdrage van het project aan de sociale duurzaamheid van het bedrijf of de sector;9° in voorkomend geval, een beschrijving van de bijdrage van het project, of van de mogelijke resultaten ervan, aan de samenwerking in de keten of aan de ketenoverschrijdende samenwerking;10° in voorkomend geval, een beschrijving van de link van het project met Europees partnerschap voor innovatie (EIP) - operationele groepen of demoprojecten;11° een gedetailleerde inschatting van de projectkosten, ingedeeld volgens de rubrieken, vermeld in artikel 4, eerste lid, van het voormelde besluit.Die inschatting wordt gestaafd met offerten, bestekken of ramingen van externe leveranciers. Als het niet mogelijk is om die stukken ter staving voor te leggen, wordt dat gemotiveerd in de aanvraag.
Art. 5.De periode waarin de uitgaven gedaan worden, vermeld in artikel 7, eerste lid, 3°, van het besluit van 24 april 2015, duurt drie jaar vanaf de kennisgeving van de selectie van het project.
Art. 6.De investeringsfocus, vermeld in artikel 7, tweede lid, 1°, van het besluit van 24 april 2015, ligt op circulaire economie.
Van het beschikbare budget, vermeld in artikel 2, wordt 2.000.000 euro voorbehouden voor innovatieve projecten in het kader van circulaire economie.
Van het beschikbare budget, vermeld in artikel 2, is 3.500.000 euro beschikbaar buiten de voormelde investeringsfocus.
Als binnen de voormelde investeringsfocus onvoldoende aanvragen de minimumscore behalen om het budget volledig te benutten, wordt het niet-benutte deel van het budget beschikbaar buiten de investeringsfocus.
Art. 7.De maximale subsidie per aanvraag, vermeld in artikel 7, tweede lid, 2°, van het besluit van 24 april 2015, bedraagt 200.000 euro.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de maximale subsidie per aanvraag, vermeld in artikel 7, tweede lid, 2°, van het voormelde besluit, 300.000 euro als de aanvraag ingediend is door een kandidaat-begunstigde als vermeld in artikel 6, eerste lid, 2°, van het voormelde besluit.
De minimale investeringsuitgaven per aanvraag, vermeld in artikel 7, tweede lid, 2°, van het voormelde besluit, bedragen 25.000 euro.
Art. 8.De uitgaven, vermeld in artikel 4, eerste lid, 4°, van het besluit van 24 april 2015, kunnen maximaal 20% van de totale uitgaven, vermeld in artikel 4, eerste lid, van het voormelde besluit, bedragen.
Art. 9.De aanvrager voegt de volgende documenten bij de aanvraag tot uitbetaling, vermeld in artikel 7, tweede lid, 4°, a), van het besluit van 24 april 2015, die ingediend wordt via het e-loket: 1° een aparte projectboekhouding en administratie, bijgehouden tijdens de looptijd van het project;2° een verklaring waarin de aanvrager ermee akkoord gaat om op eenvoudig verzoek van de bevoegde entiteit zijn medewerking te verlenen aan evaluatieonderzoeken;3° een eindrapport waarin de projectresultaten in minimaal drie en maximaal vijf bladzijden beschreven worden.
Art. 10.Het beoordelingscollege, vermeld in artikel 9, derde lid, van het besluit van 24 april 2015, wordt samengesteld door het hoofd van de bevoegde entiteit en bestaat uit experten van het beleidsdomein Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 11 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
Het beoordelingscollege kent scores toe aan de verschillende selectiecriteria en legt een minimumscore vast. Alleen projecten die de minimumscore behalen, komen in aanmerking voor steun.
Brussel, 3 maart 2020.
De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS