Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 14 januari 2010

Bindende unanieme beslissing nr. 21/2007 van 20 maart 2007 van de stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 16, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de Advies met betrekking tot. bepaalde mogelijkheden om het bewijs van ondernemersvaardigheden te beko(...)

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2009022542
pub.
14/01/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Bindende unanieme beslissing nr. 21/2007 van 20 maart 2007 van de stuurgroep van de provinciale registratiecommissies genomen in uitvoering van artikel 16, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 26 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 400, 401, 403, 404 en 406 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders Advies met betrekking tot. bepaalde mogelijkheden om het bewijs van ondernemersvaardigheden te bekomen.

Probleemstelling : Over welke mogelijkheden beschikt de provinciale registratiecommissie indien zij vermoedt dat een aannemer niet over de vereiste ondernemersvaardigheden beschikt ? Elementen van antwoord : 1. Definitie van het begrip "ondernemersvaardigheden" Om ieder mogelijk misverstand te vermijden, moet eerst bepaald worden wat er precies onder het begrip "ondernemersvaardigheden" moet worden verstaan. In artikel 3 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap wordt bepaald dat onder "ondernemersvaardigheden" zowel de basiskennis van het bedrijfsbeheer dient te worden verstaan als de beroepsbekwaamheid.

Hieruit volgt dat de ondernemersvaardigheden niet alleen betrekking hebben op de vereiste beroepskennis in functie van de gereglementeerde beroepen, maar ook de kennis van het bedrijfsbeheer. 2. Geen systematisch onderzoek noodzakelijk van het bestaan van het bewijs van de ondernemersvaardigheden. Er wordt in geen geval verwacht dat de provinciale registratiecommissie in ieder dossier systematisch het bewijs op het vlak van de ondernemersvaardigheden nagaat. Het is immers niet de bedoeling het werk van de ondernemingsloketten over te nemen of het systematisch te controleren.

In uitzonderlijke gevallen waarin op flagrante wijze blijkt dat de aannemer niet over de vereiste ondernemersvaardigheden beschikt of waarin de commissie sterke vermoedens heeft in die zin, kan zij het bewijs van het tegendeel leveren.

De commissie beschikt over de soevereine appreciatiebevoegdheid om te bepalen of het bewijs van het tegendeel zich al dan niet opdringt in een welbepaald dossier. 3. Bewijs van het tegendeel. Vooreerst moet worden opgemerkt dat, met het oog op een administratieve vereenvoudiging, de wetgever met de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, het principe heeft ingevoerd van de unieke gegevensinzameling, hetgeen tot gevolg heeft dat de gegevens die reeds meegedeeld werden aan een overheidsdienst, niet opnieuw bij de natuurlijke- of rechtspersoon kunnen worden opgevraagd.

Hiervoor kan verwezen worden naar artikel 22 van de bovengenoemde KBO-wet. «

Art. 22.Overheden, administraties en diensten die gemachtigd zijn de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen te raadplegen, mogen deze gegevens niet meer opnieuw rechtstreeks opvragen bij de ondernemingen bedoeld in artikel 4 of bij de lasthebbers van deze laatste.

Eens een gegeven is medegedeeld aan en opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen kunnen de diensten die gemachtigd zijn de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen te raadplegen, het niet rechtstreeks meedelen ervan niet langer ten laste leggen aan betrokkene. » Krachtens artikel 76 van dezelfde wet van 16 januari 2003, geldt de inschrijving in KBO als handels- of ambachtsonderneming als bewijs dat aan de gestelde eisen inzake ondernemersvaardigheden werd voldaan, behoudens bewijs van het tegendeel.

Deze bepaling wijzigde artikel 9 van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap.

De toepassing van deze artikelen maakt het voor de provinciale registratiecommissies onmogelijk om systematisch bij de aanvrager het bewijs van de ondernemersvaardigheden op te vragen. Dat is trouwens niet de bedoeling (zie hoger). De Kruispuntbank van Ondernemingen mag (en moet zelfs), via het ondernemingsloket, systematisch vragen om dit bewijs te leveren.

De provinciale registratiecommissie beschikt evenwel over de mogelijkheid om het tegendeel te bewijzen.

In de praktijk is het mogelijk om het bewijs van het tegendeel te leveren wanneer de KBO in gebreke zou blijven om aan de registratiecommissie, die erom verzoekt, het bewijs van de beroepsbekwaamheid van een bepaalde aannemer ter beschikking te stellen.

In dat geval zou het zelfs mogelijk zijn het bewijs van beroepskennis rechtstreeks bij de aannemer of zijn lasthebber op te vragen, aangezien de KBO er zelf nog niet over beschikt.

Verder kan onderzoek op het terrein, door bijvoorbeeld een inspectiedienst, aan het licht brengen dat een bepaalde onderneming een andere beroepsactiviteit uitoefent dan diegene waarvoor zij bij KBO is ingeschreven. Ook dan moet de provinciale registratiecommissie de mogelijkheid hebben om het bewijs op te vragen bij de KBO, en in laatste instantie bij de aannemer zelf indien KBO het bewijs niet heeft.

Besluit : In uitzonderlijke gevallen, waarin de commissie op basis van haar soevereine appreciatiebevoegdheid oordeelt dat op flagrante wijze blijkt dat de aannemer niet over de vereiste ondernemersvaardigheden beschikt of waarin de commissie sterke vermoedens in die zin heeft en waarin de Kruispuntbank van de Ondernemingen in gebreke blijft het bewijs te leveren, kan zij alsnog aan de aannemer dat bewijs vragen.

Indien hij op zijn beurt in gebreke blijft het bewijs voor te leggen, kan dit beschouwd worden als het bewijs van het tegendeel.

Het verdient aanbeveling dat dit advies wordt nagevolgd door alle provinciale registratiecommissies om tot een eenvormigheid in de beslissingen te komen.

Voor de stuurgroep : De voorzitter, S. LEO Samenstelling van de stuurgroep : -Een vertegenwoordiger van de Federatie van Algemene Bouwaannemers - Een vertegenwoordiger van het ACLVB - Een vertegenwoordiger van « CSC Bâtiment et Industrie » - Een vertegenwoordiger van ACV Bouw en Industrie - Een vertegenwoordiger van Agoria - Een vertegenwoordiger van Bouwunie - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Financiën - Een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Sociale Zaken - Een vertegenwoordiger van « CGSLB » - Een vertegenwoordiger van de « Centrale générale FGTB » - Een vertegenwoordiger van de Confederatie Bouw - Een vertegenwoordiger van het ABVV

^