Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 21 juni 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006201002
pub.
21/06/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 APRIL 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 april 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 2004 Toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels (Overeenkomst geregistreerd op 7 mei 2004 onder het nummer 71069/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de arbeiders die zij tewerkstellen.

Onder "arbeiders" verstaat men : de arbeiders en de arbeidsters.

In overeenstemming met de bepaling van artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, die uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is deze overeenkomst eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1e lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt.

Deze overeenkomst is niet van toepassing op de buitenlandse werkgevers, gevestigd in één van de Lidstaten van de Europese Unie, en op de arbeiders die zij tijdelijk in België tewerkstellen, wanneer deze arbeiders, voor de periode van tewerkstelling in België, reeds voordelen genieten, die vergelijkbaar zijn met de weerverlet- en de getrouwheidszegels, in toepassing van de regelingen waaraan hun werkgever in zijn land van vestiging is onderworpen. HOOFDSTUK II. - Bijdragen bestemd voor de toekenning van zegels

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde ondernemingen en uitzendkantoren zijn het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" een globale bijdrage van 9,12 pct. verschuldigd, waarvan 9 pct. bestemd is voor de toekenning van getrouwheidszegels aan hun werklieden en 0,12 pct. om de beheerskosten te dekken.

Art. 3.De ondernemingen die bedoeld zijn onder artikel 1, 1e lid, en die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", zijn aan dit fonds bovendien een bijdrage verschuldigd van 2,10 pct., waarvan 2 pct. bestemd is voor de toekenning van de weerverletzegels aan hun werklieden en 0,10 pct. om de beheerskosten te dekken.

Deze bijdrage is ook verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van gebruikers die gerangschikt zijn in de categorie A, kengetal-bouw 024 of in de categorie B, kengetal-bouw 054, overeenkomstig artikel 5, 1° en 2° van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 tot vaststelling van het bedrag van de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 4.§ 1. De in artikel 2 en 3 bedoelde bijdragen worden berekend op de brutobezoldigingen aan 100 pct. van de arbeiders en uitzendkrachten vermeld op de driemaandelijkse DMFA-aangifte.

De gegevens uit de DMFA-aangiften worden door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" opgehaald via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en aan het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme bezorgd.

Wijzigingen van deze gegevens die een vermindering van de brutobezoldigingen tot gevolg hebben worden niet meer in aanmerking genomen, noch voor de berekening van de verschuldigde bijdragen, noch voor de berekening van de waarde van de weerverletzegel of de getrouwheidszegel, wanneer deze wijzigingen pas beschikbaar zijn op het ogenblik dat de weerverletkaart of de getrouwheidskaart met betrekking tot het kwartaal waarop de wijziging slaat al uitgegeven is door het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme en overhandigd is door de werkgever of het uitzendkantoor aan de arbeider. § 2. Wanneer de werkgever en de arbeider waarop deze overeenkomst van toepassing is niet onderworpen zijn aan de driemaandelijkse DMFA-aangifte, worden de in artikelen 2 en 3 bedoelde bijdragen berekend op de brutobezoldiging vermeld op een bijzondere aangfitestaat te bezorgen aan het in artikel 6 bedoelde organisme.

Daartoe moet deze werkgever zich bij dit organisme laten inschrijven voor de aanvangsdatum van de uit te voeren werken die onder de bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren. De bijzondere aangifte met de verantwoording van het bedrag van de verschuldigde bijdragen moet uiterlijk de laatste dag van de maand na elk kalenderkwartaal waarop de aangifte betrekking heeft bij het in artikel 6 bedoelde organisme ingediend worden.

Art. 5.Bij ontstentenis van een DMFA-aangifte of van een bijzondere aangiftestaat, of wanneer deze aangiften niet volledig of niet correct werden ingevuld, berekent het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme van rechtswege het bedrag van de verschuldigde bijdragen op basis van de gegevens waarover het beschikt of nadat het alle daartoe nuttige geachte inlichtingen heeft ingewonnen bij de werkgever, die verplicht is deze te verstrekken. HOOFDSTUK III. - Inning en invordering van de voor de toekenning van de zegels bestemde bijdragen

Art. 6.Conform artikel 19 van zijn statuten, belast het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" de vereniging zonder winstbejag "Patronale Dienst voor Organisatie en Kontrole van de Bestaanszekerheidsstelsels" (afgekort P.D.O.K.) waarvan sprake in artikel 23 van bovengenoemde statuten, met de inning en invordering van de bij de artikelen 2 en 3 beoogde bijdragen.

Art. 7.De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bijdragen moeten driemaandelijks en uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op het kwartaal worden gestort bij het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme.

De betaling van de bijdragen mag uitsluitend geschieden via storting of overschrijving op het credit van de financiële rekening van het inningsorganisme, waarbij gebruik moet worden gemaakt van het overschrijvingsformulier dat het inningsorganisme in de loop van de 3e maand van elk kwartaal aan de in artikel 1 bedoelde werkgevers toestuurt. De datum van inschrijving op de rekening van het inningsorganisme geldt als betalingsdatum.

Art. 8.De bijdragen die niet werden betaald binnen de door artikel 7 vastgestelde termijn geven aanleiding tot de betaling door de werkgever van een bijdrageverhoging met 10 pct. van het verschuldigde bedrag en een verwijlinterest waarvan het percentage overeenstemt met wat is bepaald voor de sociale zekerheidsbijdragen in toepassing van de wet van 27 juni 1969 houdende herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

De verwijlinterest is verschuldigd vanaf het verstrijken van de door artikel 7 vastgestelde termijn, tot op de dag waarop de bijdragen werden betaald.

De bijdrageverhogingen en de verwijlinteresten worden door het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme geïnd voor rekening van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

Art. 9.De erkende sociale secretariaten van werkgevers beschikken over een termijn van 20 werkdagen vanaf het verstrijken van de in artikel 7, bedoelde termijn om aan het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme de bijdragen te laten geworden die zij binnen die termijn van hun aangeslotenen hebben bekomen. HOOFDSTUK IV. - Administratieve bepalingen

Art. 10.Het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme is belast met het vervaardigen van de kaarten met daarop de zegels waarvoor de bijdragen werden gestort en die, conform de artikelen 2 en 3, 9 pct. vertegenwoordigden van de bezoldiging voor de toekenning van getrouwheidszegels en 2 pct. van de bezoldiging voor de toekenning van weerverletzegels.

Art. 11.Voor ieder dienstjaar worden kaarten en zegels met verschillende drukkleur uitgegeven. De zegels en de kaarten die betrekking hebben op een bepaald dienstjaar worden met dezelfde drukkleur uitgegeven.

Onder "dienstjaar" verstaat men : de periode van 12 maand begrepen tussen : 1° 1 juli en 30 juni van het volgende jaar, wat de getrouwheidszegels betreft;2° 1 januari en 31 december van hetzelfde jaar, wat de weerverletzegels betreft.

Art. 12.De gegevens uit de DMFA-aangiften en de bijzondere aangfitestaten worden opgetekend en per bijdrageplichtige werkgever op een individuele rekening genoteerd.

Op het einde van elk halfjaar van het dienstjaar sluit het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme de individuele rekening af en maakt een vergelijking tussen het resultaat en de gegevens uit de aangiften, bedoeld in het vorige lid.

De aldus opgemaakte verrekening wordt meegedeeld aan de werkgevers welke hun verplichtingen niet zijn nagekomen. HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende het overhandigen van de zegels door de werkgever

Art. 13.Op het einde van het dienstjaar ontvangt de werkgever of het uitzendkantoor vanwege het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme de kaarten waarop, conform artikel 10, eenzegel werd aangebracht.

Art. 14.De werkgever of het uitzendkantoor overhandigt aan de arbeider de kaart voorzien van de zegel, tegen afgifte van een ontvangstbewijs volgens voorgeschreven model, uiterlijk op : 1° 31 oktober volgend op het einde van het in artikel 11, 2e lid, 1°, vastgestelde dienstjaar, als het de getrouwheidskaart betreft;2° 29 april volgend op het einde van het in artikel 11, 2e lid, 2°, vastgestelde dienstjaar, als het de weerverletkaart betreft. Zo de afgifte niet van hand tot hand kan geschieden, moet de werkgever of het uitzendkantoor de kaart aangetekend, uiterlijk tegen bovengenoemde data, aan de arbeider opsturen. Het ontvangstbewijs van de post geldt in dat geval als kwijting voor de werkgever.

Art. 15.Zo de arbeider op de in artikel 14 vermelde data de van de verdiende zegel voorziene kaart niet heeft ontvangen, moet hij ze onmiddellijk aan de werkgever of het uitzendkantoor vragen en eventueel zo snel mogelijk klacht indienen bij de dienst inspectie van de sociale wetten.

Indien de arbeider zes maand na de in artikel 14 vastgestelde data, in weerwil van de gedane stappen nog niet in het bezit werd gesteld van zijn van de verdiende zegel voorziene kaart, behoort hij een verzoekschrift in te dienen bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" met het oog op de aanvullende tussenkomst van dit fonds; bij dit verzoekschrift voegt hij alle nodige inlichtingen in verband met de ten laste van zijn werkgever ingediende klacht.

Als het verzoek gegrond is, levert het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" de arbeider een zogeheten "geschillenkaart" af die overeenstemt met de waarde van de verdiende zegel.

Art. 16.Als het niet overhandigen van de kaart met de verdiende zegel te wijten is aan het faillissement van de werkgever, dan dient de arbeider zijn schuldvordering voor zegels rechtstreeks in bij het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" binnen vijfenveertig dagen na het vonnis waarin het faillissement werd uitgesproken.

Als de schuldvordering bewezen is, overhandigt het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" aan de arbeider een zogeheten "geschillenkaart" die overeenstemt met de waarde van de verdiende zegel.

Art. 17.Elk beding waarbij de arbeider er zich toe verbindt af te zien van de zegel waarop hij in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst recht heeft, is nietig.

Art. 18.Als de arbeider zijn kaart verliest, kan hij aan het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme een duplicaat vragen van de verloren kaart als hij ter staving van de aanvraag de dienstgetuigschriften van de werkgever of het uitzendkantoor voorlegt die de te vervangen kaart met zegel heeft afgeleverd.

Geen enkele kaart wordt vervangen zo de waarde van de zegel 4,96 EUR niet overschrijdt.

De afgifte van een duplicaat geeft aanleiding tot de betaling van een retributie van 3,72 EUR ten laste van de aanvrager. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de valorisatie van de zegels

Art. 19.De uitbetalingsinstellingen van de vakorganisaties bedoeld in artikel 8 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" alsook het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme hebben tot taak de arbeiders de tegenwaarde uit te betalen van de zegels op de kaarten die werden afgeleverd, hetzij door de werkgever of het uitzendkantoor overeenkomstig artikel 14, hetzij door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" overeenkomstig de artikelen 15 en 16.

Art. 20.De georganiseerde arbeiders wenden zich tot de betalingsinstelling van de vakorganisaties waarbij zij zijn aangesloten.

De niet georganiseerde arbeiders kunnen zich eveneens wenden tot een betalingsinstelling van een vakorganisatie welke, in dit geval, op de verschuldigde bedragen een inhouding mag doen waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de raad van beheer van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf".

De al dan niet georganiseerde arbeiders kunnen zich ook wenden tot het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme dat ertoe gehouden is bovengenoemde inhouding te doen.

Art. 21.De betaling van de tegenwaarde van de zegels gebeurt : 1° vanaf de eerste werkdag van de maand november volgend op het einde van het in artikel 11, 2e lid, 1°, vastgestelde dienstjaar, als het getrouwheidszegels betreft;2° vanaf 30 april volgend op het einde van het in artikel 11, 2e lid, 2°, vastgestelde dienstjaar, als het weerverletzegels betreft. De betaling van de tegenwaarde van de overeenkomstig artikel 16 afgeleverde zegels gebeurt uiterlijk één jaar na de datum van de uitspraak van het faillissement. HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen

Art. 22.De in artikel 1 bedoelde werkgevers en uitzendkantoren dienen de richtlijnen na te leven die door het in artikel 6 bedoelde inningsorganisme worden verspreid in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 23.De Patronale Dienst voor Organisatie en Controle van de Bestaanszekerheidsstelsels, vereniging zonder winstbejag, is onder de bij artikel 23 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" gestelde voorwaarden, belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Inzonderheid eist het van de in artikel 19 bedoelde betalingsinstellingen, de nodige rechtvaardigingsstaten met het oog op de toekenning van de bedragen die deze instellingen nodig hebben om hun verplichtingen na te komen. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheidsduur

Art. 24.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2004 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1988 betreffende de toekenning van getrouwheidszegels en weerverletzegels.

Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd met dien verstande dat ze te allen tijde kan worden aangepast aan bepalingen van andere in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

Zij kan worden opgezegd bij eenparig akkoord van de partijen, mits een opzeggingstermijn van twee jaar in acht wordt genomen, betekend bij een ter post aangetekende brief die moet worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 april 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^