gepubliceerd op 25 augustus 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sociaal Fonds voor de sector opvang van kinderen" en tot vaststelling van zijn statuten
31 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sociaal Fonds voor de sector opvang van kinderen" en tot vaststelling van zijn statuten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheids-inrichtingen en -diensten;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid, genaamd "Sociaal Fonds voor de sector opvang van kinderen" en tot vaststelling van zijn statuten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Ponza, 31 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 februari 1999 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds voor de sector opvang van kinderen" en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 6 mei 1999 onder het nummer 50674/CO/305.02) A. Oprichting
Artikel 1.Bij deze collectieve arbeidsovereenkomst en bij toepassing van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, richt het Paritair Subcomité voor gezondheidsinrichtingen en -diensten een fonds voor bestaanszekerheid op, waarvan de statuten hierna zijn vastgesteld.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de Nederlandstalige kinderkribben, peutertuinen, buitenschoolse opvang, diensten voor opvanggezinnen, diensten voor thuisopvang van zieke kinderen en gelijkaardige instellingen en diensten voor de opvang van kinderen, die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en gelegen zijn in het Vlaamse Gewest of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Onder "werkgevers" wordt verstaan de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of hetzij als een vennootschap, hetzij een instelling met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven.
Onder "werknemers" wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking op 1 maart 1998 en is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd voor 30 juni van ieder jaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend jaar. De opzegging dient betekend te worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en waarvan deze laatste een kopij aan elk der ondertekenende partijen laat geworden.
B. Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming en maatschappelijk zetel
Art. 4.Met ingang van 1 maart 1998 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genaamd "Sociaal Fonds voor de sector opvang van kinderen" waarvan de zetel gevestigd is in de Brusselse agglomeratie. Deze zetel kan bij unanieme beslissing van het beheerscomité, voorzien bij artikel 12, elders overgeplaatst worden. HOOFDSTUK II. - Doel
Art. 5.Het fonds verzekert de financiering, de toekenning en de vereffening van aanvullende sociale voordelen ten behoeve van de werknemers van de inrichtingen bedoeld in artikel 2, voor zover deze voordelen bij collectieve arbeidsovereenkomsten zijn vastgesteld die in de schoot van voornoemd paritair subcomité gesloten zijn en bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaard werden.
Het fonds heeft tevens als taak de bijdragen voor de vormings- en tewerkstellingsinitiatieven voor de risicogroepen te ontvangen, te controleren, te beheren en toe te wijzen voor de objectieven waarvoor ze bestemd zijn. HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 6.De geldmiddelen van het fonds bestaan uit bijdragen gestort door de in artikel 2 vermelde werkgevers, evenals uit de eventuele intrestopbrengst van deze gekapitaliseerde bijdragen.
Art. 7.§ 1. Het bedrag van de bijdragen wordt bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaard, bepaald in functie van de opdrachten die het paritair subcomité aan het sociaal fonds wil toevertrouwen. § 2. Bij beslissing van het beheerscomité van het fonds, voorzien bij artikel 12, goedgekeurd in het paritair subcomité, kunnen de bijdragen derwijze bepaald worden dat een nodig geachte financiële reserve wordt verzekerd.
Art. 8.De bijdragen worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.
Art. 9.De administratiekosten van het fonds worden elk jaar vastgesteld door het paritair beheerscomité voorzien bij artikel 12.
Deze kosten worden in eerste instantie gedekt door de renten van de kapitalen voortkomend van de storting van de bijdragen en eventueel bijkomend door een afhouding op de voorziene bijdragen en waarvan het bedrag vastgesteld is door het voornoemd beheerscomité. HOOFDSTUK IV. - Rechthebbenden, toekenning en vereffening van de voordelen
Art. 10.De werknemers van de inrichtingen bedoeld onder artikel 2 hebben recht op de sociale voordelen waarvan het bedrag, de aard en de toekenningsvoorwaarden worden bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheids-inrichtingen en -diensten.
Art. 11.De uitbetaling van de voordelen kan in geen geval afhankelijk gemaakt worden van de betaling der verschuldigde bijdragen door de werkgever. HOOFDSTUK V. - Beheer
Art. 12.Het fonds wordt beheerd door een paritair beheerscomité bestaande uit tien effectieve ledenbeheerders.
Deze leden worden aangeduid door en onder de leden van het betrokken paritair subcomité, voor de helft op voordracht van de beroepsorganisaties van de werkgevers en voor de andere helft op voordracht van de werknemersorganisaties.
De leden van het beheerscomité worden aangesteld voor dezelfde periode als deze van hun mandaat van lid van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Het mandaat van lid van het beheerscomité vervalt door ontslag, overlijden of wanneer zijn mandaat als lid van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten een einde neemt of wegens ontslag gegeven door de organisatie die hem voorgedragen heeft. Het nieuw lid voltooit desgevallend het mandaat van zijn voorganger.
De mandaten van de leden van het beheerscomité zijn hernieuwbaar.
Art. 13.De beheerders van het fonds gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan in verband met verbintenissen van het fonds. Hun verantwoordelijkheid beperkt zich tot de uitvoering van het mandaat van beheer dat zij ontvangen hebben.
Art. 14.Het beheerscomité kiest elk jaar een voorzitter en een ondervoorzitter onder zijn leden, beurtelings uit de werknemers- en de werkgeversdelegatie. Het duidt eveneens de perso(o)n(en) aan die met het secretariaat wordt(en) belast.
Art. 15.Het beheerscomité beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het beheer en de administratie van het fonds, binnen de limieten gesteld door de wet of deze statuten.
Tenzij andersluidende beslissing van het beheerscomité treedt dit laatste al in zijn handelingen op en handelt het in rechte via de voorzitter en de ondervoorzitter gezamenlijk, elk desgevallend vervangen door een afgevaardigde-beheerder, door het beheerscomité daartoe aangesteld.
Het beheerscomité heeft onder meer als opdracht : 1° over te gaan tot de eventuele aanwerving en afdanking van het personeel van het fonds;2° controle te doen en alle nodige maatregelen te treffen voor de uitvoering van deze statuten;3° de administratiekosten alsmede het aandeel van de jaarlijkse inkomsten die deze dekken, vast te stellen;4° tijdens de maand juni van elk jaar schriftelijk verslag over te maken aan het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten over de vervulling van zijn zending.
Art. 16.Het beheerscomité vergadert minstens éénmaal per semester ter zetel van het fonds, hetzij op uitnodiging van de voorzitter ambtshalve handelend, hetzij op vraag van tenminste de helft der leden van het beheerscomité, evenals op vraag van een der vertegenwoordigde organisaties.
De uitnodigingen moeten de agenda bevatten. De notulen worden opgemaakt door de secretaris, aangewezen door het beheerscomité en ondertekend door degene die de vergadering heeft voorgezeten.
Uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter en de ondervoorzitter ondertekend.
Art. 17.Het beheerscomité kan slechts geldig vergaderen en beslissen indien minstens de helft zowel van de leden van de werknemersafvaardiging als van de leden van de werkgeversafvaardiging aanwezig is.
De beslissingen van het beheerscomité worden in beginsel getroffen bij eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden, behoudens andersluidende bepalingen in het huishoudelijk reglement dat door het beheerscomité wordt opgesteld. HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 18.Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, duidt het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten minstens één expert-boekhouder aan ter controle van het beheer van het fonds.
Deze moet minstens één maal per jaar verslag uitbrengen bij het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.
Bovendien licht hij het beheerscomité van het fonds regelmatig in over de resultaten van zijn onderzoeken en doet de aanbevelingen die hij nodig acht. HOOFDSTUK VII. - Balans en rekeningen
Art. 19.Elk jaar vanaf 1999 wordt op 31 december de "balans en rekeningen" van het verlopen dienstjaar afgesloten. De eerste "balans en rekeningen" zal de startperiode van 1998 includeren. HOOFDSTUK VIII. - Ontbinding en vereffening
Art. 20.Het fonds is opgericht voor een onbepaalde tijd. Het wordt ontbonden door het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten ingevolge een gebeurlijke vooropzeg, zoals voorzien door artikel 3. Voornoemd paritair subcomité beslist over de bestemming van de goederen en waarden van het fonds na betaling van het passief. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het doel waartoe het fonds werd opgericht.
Het voornoemde paritair subcomité duidt de vereffenaars aan onder de leden van het beheerscomité.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX