Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2020
gepubliceerd op 06 november 2020

Koninklijk besluit tot vaststelling van de lichtseinen waarover voertuigen aan de kop van een trein moeten beschikken

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2020043083
pub.
06/11/2020
prom.
30/09/2020
ELI
eli/besluit/2020/09/30/2020043083/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2020. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de lichtseinen waarover voertuigen aan de kop van een trein moeten beschikken


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Spoorcodex, artikel 68, § 2, 1°, c), vervangen bij de wet van 23 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/06/2020 pub. 02/07/2020 numac 2020041892 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex sluiten tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex;

Gelet op de raadpleging van de spoorwegondernemingen, de houders, de infrastructuurbeheerder en de fabrikanten;

Gelet op de voorlegging van dit besluit aan de Europese Commissie voor onderzoek;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op advies nr. 67.874/2/V van de Raad van State, gegeven op 7 september 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 van de Commissie van 16 mei 2019 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van besluit 2012/757/EU in punt 4.2.2.1.2 van haar bijlage voorziet dat de voorzijde van het voertuig aan de kop van een trein moet zijn uitgerust met drie lichten in de vorm van een gelijkbenige driehoek;

Overwegende dat bepaalde voertuigen aan de kop van een trein die in België rijden niet over een derde frontlicht beschikken maar enkel uitgerust zijn met twee frontlichten;

Overwegende dat hoger gemelde uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 voorziet in de mogelijkheid om in aanhangsel I, punt 1, af te wijken van de in punt 4.2.2.1.2. vastgestelde regel, namelijk de noodzaak om de voorzijde van het voertuig aan de kop uit te rusten met drie lichten in de vorm van een gelijkbenige driehoek voor alle bestaande niet-TSI conforme voertuigen;

Overwegende dat het bijgevolg nodig is zo'n afwijking aan te nemen om bestaande voertuigen die enkel beschikken over twee frontlichten toe te laten te blijven rijden op het nationale spoorwegnet;

Overwegende dat de afwijking aangenomen in dit besluit op grond van hoger gemelde uitvoeringsverordening (EU) 2019/773 moet beschouwd worden als een operationele regel die van toepassing is op infrastructuurgebruikers en niet als een technische eis waaraan het rollend materieel moet voldoen;

Overwegende dat de technische eis volgens dewelke voertuigen aan de kop van een trein moeten uitgerust zijn met drie frontlichten, reeds bestond in de beschikking 2008/232/EC van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en in het besluit 2011/291/EU van de Commissie van 26 april 2011 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel - "Locomotieven en reizigerstreinen" van het conventionele trans-Europees spoorwegsysteem, en, bijgevolg reeds van toepassing was op fabrikanten en constructeurs van rollend materieel, of op hun toegelaten mandatarissen;

Overwegende dat omwille van het bestaan van deze technische eis in het kader van de beschikking 2008/232/EC en van het besluit 2011/291/EU, al het gebouwde rollend materieel in dienst gesteld na de datum van het van toepassing worden van die reglementeringen noodzakelijkerwijze moet zijn uitgerust met drie frontlichten;

Overwegende dat bijgevolg enkel het rollend materieel in dienst gesteld vóór de datum van het van toepassing worden van de beschikking 2008/232/EC en van het besluit 2011/291/EU nog mag uitgerust zijn met twee frontlichten;

Overwegende dat bijgevolg voor dit rollend materieel in het bijzonder een afwijkende nationale operationele regel dient te worden aangenomen overeenkomstig voormelde uitvoeringsverordening (EU) 2019/773, dat infrastructuurgebruikers toelaat om met dergelijk rollend materieel te blijven rijden op het spoornet;

Op de voordracht van de Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op voertuigen aan de kop van een trein uitgerust met twee frontlichten, in dienst gesteld volgens het voertuigtype vóór: a) het van toepassing worden van de beschikking 2008/232/EC van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem, hetzij 1 september 2008; of b) het van toepassing worden van het besluit 2011/291/EU van de Commissie van 26 april 2011 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel - "Locomotieven en reizigerstreinen" van het conventionele trans-Europees spoorwegsysteem, hetzij 1 juni 2011.

Art. 2.De twee witte lichten aan de voorzijde van het voertuig aan de kop van een trein bedoeld in artikel 1, branden bestendig wanneer de trein met die kant naar voren wordt bestuurd.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop artikel 68 van de Spoorcodex zoals vervangen bij de wet van 23 juni 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/06/2020 pub. 02/07/2020 numac 2020041892 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Wet tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex sluiten tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex van toepassing wordt.

Art. 4.De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT

^