Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 september 2002
gepubliceerd op 31 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vervoerskosten, in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013152
pub.
31/10/2002
prom.
30/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/30/2002013152/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vervoerskosten, in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de vervoerskosten, in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juli 2001 Vervoerskosten in uitvoering van artikel 4 van het nationaal akkoord 2001-2002 van 28 mei 2001 (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59081/CO/149.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.

Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Vervoerskosten voor de werklieden die zich van hun woonplaats naar de zetel van de onderneming, de aanwervingsplaats of de ophaalplaats begeven

Art. 3.Vallen onder toepassing van hoofdstuk II, de werklieden aangeworven ofwel op de zetel van de onderneming ofwel op een werf en die zich van hun woonplaats naar de zetel of deze werf begeven, alsook de werklieden die zich van hun woonplaats naar de ophaalplaats, aangeduid door de werkgever, begeven.

A. Vervoer per spoor

Art. 4.De werkgeversbijdrage in de kosten van de treinkaart - 2de klasse van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS), wordt geregeld overeenkomstig de beschikkingen van het koninklijk besluit van 10 december 1990, houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 14 december 1990). Iedere latere aanpassing van deze laatste reglementering wordt toegepast.

B. Overige vervoermiddelen

Art. 5.§ 1. De werkman die zich op een andere wijze dan deze voorzien in hoofdstuk II A, verplaatst, heeft recht op eenzelfde werkgeversbijdrage zoals voorzien in artikel 4, voorzover de werkelijke afstand tussen de woonplaats van de werkman en de onderneming of de aanwervingsplaats minstens één kilometer heen en terug bedraagt. § 2. Wanneer de prijs van het openbaar vervoer niet in verhouding staat tot de afstand of wanneer het een éénheidsprijs betreft en de afgelegde afstand niet kan worden nagegaan of niet het voorwerp kan uitmaken van een optelling, wordt de werkgeverstegemoetkoming vastgesteld op 50 pct. van de door de werkman werkelijk betaalde totaalprijs. § 3. Voor werklieden die zich voor een gedeelte of voor de ganse afstand met de fiets verplaatsen wordt de tussenkomst van de werkgever, bedoeld in dit hoofdstuk, beschouwd als een fietsvergoeding.

De werkgever zal op vraag van de werkman jaarlijks de nodige gegevens bevestigen die het de werkman mogelijk maken zijn fietsgebruik aan te tonen. Deze gegevens hebben betrekking op de in aanmerking genomen afstand tot de werkplaats, het aantal gewerkte dagen en de betaalde vergoeding. HOOFDSTUK III. - Vervoerskosten voor de werklieden die zich van hun woonplaats, de zetel van de onderneming of de ophaalplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is

Art. 6.§ 1. Vallen onder toepassing van hoofdstuk III, de werklieden die zich van hun woonplaats naar een werf begeven of van de zetel van de onderneming of van de ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, voorzover deze werf niet de aanwervingsplaats van de werklieden is. § 2. Indien de zetel van de onderneming niet enkel fungeert als ophaalplaats, maar dat er tevens arbeid wordt geleverd dan dient de arbeidstijd verloond te worden. Voor het vervoer naar de werf geldt enkel de mobiliteitsvergoeding. § 3. De vergoedingen, zoals opgenomen in de kolommen A, B en C van de tabel in bijlage, zijn begrensd tot een maximum afstand van 200 kilometer.

A. Per spoor

Art. 7.De werklieden die zich per spoor van hun woonplaats naar een werf begeven, die niet de aanwervingsplaats is, hebben recht op een werkgeverstegemoetkoming gelijk aan de volledige prijs voor een treinkaart, NMBS 2de klasse - geldig voor één week, zoals voorzien in kolom A van de tabel opgenomen in bijlage.

B. Met persoonlijk voertuig of ander middel

Art. 8.De werklieden die zich met een persoonlijk voertuig of ander middel van hun woonplaats naar een werf begeven, dewelke niet de aanwervingsplaats is, hebben recht op een werkgeverstegemoetkoming op basis van de volledige prijs voor een treinkaart, NMBS 2de klasse, geldig voor één week, zoals voorzien in kolom A, evenals op een bijkomende mobiliteitsvergoeding zoals voorzien in kolom B van de tabel opgenomen in bijlage.

C. Met het voertuig van de werkgever

Art. 9.De werklieden die zich van hun woonplaats naar een werf begeven met een voertuig van de werkgever of van de zetel van de onderneming of een ophaalplaats naar een werf gevoerd worden, die niet de aanwervingsplaats is, hebben recht op een mobiliteitsvergoeding zoals voorzien in kolom C van de tabel opgenomen in bijlage.

D. Vergoeding voor de chauffeur

Art. 10.Als chauffeur wordt aanzien de arbeider die met een bedrijfsvoertuig minimum 3 medepassagiers vervoert. De chauffeur ontvangt bovenop het bedrag van de mobiliteitsvergoeding volgens kolom C een premie gelijk aan 20 pct. van dit bedrag. Gunstiger bepalingen op ondernemingsvlak blijven onverminderd van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Betalingsmodaliteiten

Art. 11.De werkgeverstegemoetkomingen worden minstens eens per maand vereffend.

Art. 12.De werkgeverstegemoetkomingen gebeuren op basis van de tabel opgenomen in bijlage waarbij de afstanden in deze tabel forfaitaire wettelijke afstanden zijn tussen de woonplaats of de ophaalplaats en de werf, enkele afstand. De vermelde werkgeverstegemoetkomingen zijn steeds bedragen heen en terug.

Wanneer de werklieden gebruik maken van een combinatie van verschillende vervoermiddelen hebben ze, voor elk deel van de afgelegde weg met een bepaald vervoermiddel, recht op de hiervoor overeenstemmende werkgeverstegemoetkoming.

Art. 13.De sommen vermeld in kolom A worden geregeld overeenkomstig de tarieven vastgesteld door de NMBS. De sommen vermeld in de kolommen B en C zijn gekoppeld aan het sociaal indexcijfer. Voor de eerste maal is dit het sociaal indexcijfer van 1 januari 1991 : 108,45.

Aanpassingen aan de kolommen B en C grijpen plaats gelijktijdig met deze van kolom A en gebeuren door het sociaal indexcijfer van de maand, voorafgaand aan de maand waarin kolom A wijzigt, te plaatsen tegenover het sociaal indexcijfer van de maand, voorafgaand aan de maand van de vorige wijziging van de kolom A. HOOFDSTUK V. - Kosten en vergoedingen voor verplaatsingen vanaf de werkplaats

Art. 14.Vallen onder toepassing van hoofdstuk V, kosten en vergoedingen voor verplaatsingen, de werklieden die zich van de plaats van tewerkstelling naar een andere plaats van tewerkstelling begeven.

Art. 15.De werkgever betaalt de volledige verplaatsingskosten aan de werklieden bedoeld in artikel 13.

Art. 16.De verplaatsingskosten worden berekend volgens het officiëel tarief van het normaal gebruikt vervoer.

Art. 17.De werkgever is niet verplicht de verplaatsingskosten te betalen indien hij een vervoermiddel ter beschikking stelt van zijn werklieden dat de vereiste veiligheid en comfort biedt.

Art. 18.De verplaatsingstijd wordt beschouwd als prestatie-uren en dient als dusdanig verloond te worden, ook indien de verplaatsing met het voertuig van de werkgever gebeurt.

Art. 19.De berekening van de vergoeding is gebaseerd op het werkelijk uurloon van de betrokken werkman bedoeld in artikel 13.

Art. 20.De werkgever die een werkman naar een werf zendt moet hem behoorlijk kost en inwoon verschaffen voor zover deze verplaatsing een dagelijkse afwezigheid van meer dan twaalf uur van de woonplaats van de betrokkene veroorzaakt.

Art. 21.De werkgever kan, in het raam van artikel 20, aan de werkman die het aangevraagd heeft, het recht toestaan van dagelijks huiswaarts te keren. HOOFDSTUK VI. - Algemene bepalingen

Art. 22.De werkman moet op de werkplaats, aangeduid door de werkgever, de normale wekelijkse arbeidsduur gangbaar in de onderneming presteren.

De werven aan verkeerswegen, waarvan de plaats niet nauwkeurig kan omschreven worden, door de mobiliteit van het werk zelf, worden voor de berekening van de verplaatsingskosten, en/of tijd bepaald door het grondgebied van de gemeente waar de werkman het dagelijks werk aanvangt.

Art. 23.De verplaatsingstijden zoals voorzien in artikel 18 zijn inbegrepen in de bepaling van het aantal prestatie-uren per week zoals vermeld in artikel 21 en maken deel uit van de wekelijkse arbeidsduur.

Art. 24.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn minimumvoordelen die andere in de ondernemingen bestaande voordeliger regelingen onverkort laten.

Art. 25.Voor de toepassing van de artikelen 8, 9, 14 en 15, wordt de berekening van de afstand indien deze niet door de werklieden aan de hand van vervoerdocumenten bewezen wordt, in gemeenschappelijk overleg tussen partijen bepaald in elke onderneming, dit teneinde rekening te houden met de geografische bijzonderheden.

De werkman mag hierbij niet weigeren eventuele vervoersbewijzen of, bij ontstentenis, een door hem ondertekende verklaring, nodig voor het vaststellen van de afgelegde afstand, aan de werkgever voor te leggen.

Deze afstand mag tegenstrijdig gecontroleerd worden. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 september 2001 en geldt voor onbepaalde duur.

Zij kan door één van de partijen worden opgezegd, ten vroegste vanaf 1 januari 2003, met een opzeg van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.

Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 18 oktober 1999 gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de werkgeverstegemoetkomingen in de vervoerskosten van de werklieden en werksters, kosten en vergoedingen voor verplaatsingen vanaf de werkplaats, geregistreerd op 3 april 2001 onder het nummer 54445/CO/149.01.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX.

^