gepubliceerd op 08 november 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden
30 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001 Regeling van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van deeltijds tewerkgestelde werklieden (Overeenkomst geregistreerd op 16 juli 2001 onder het nummer 57923/CO/145)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf en minder dan 20 werklieden tewerkstellen.
Voor wat de berekening van de norm van 20 werklieden betreft wordt verwezen naar de berekeningstechniek zoals voor de sociale verkiezingen.
Art. 2.De ondertekenende partijen stellen vast dat in de tuinbouwsector deeltijdse arbeid vrij frequent voorkomt.
Zij erkennen dat de onverkorte toepassing van de in de programmawet voorziene bepalingen met betrekking tot de te bereiken gemiddelde minimale arbeidsduur over de periode van een trimester, in sommige deelsectoren aanleiding kan geven tot problemen onder meer in verband met werkorganisatie.
Zij verwijzen in dit verband ten andere naar de commentaar die als bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 maart 1995 is gevoegd, en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 15 november 1996.
Teneinde de werkgevers uit de sector niet in moeilijkheden te brengen, komen de ondertekenende partijen overeen om een tijdelijke afwijking op de in de programmawet voorziene bepalingen te aanvaarden, namelijk met ingang van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2003 dit binnen de voorwaarden omschreven onder artikel 3.
Art. 3.De in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten opgenomen "1/3e-norm" is niet van toepassing op de in artikel 1 bedoelde werklieden.
Er zal evenwel te allen tijde rekening worden gehouden met een minimale gemiddelde weekprestatie van 9 uren per week.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2001 en treedt buiten werking op 1 juli 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 30 september 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX