gepubliceerd op 24 september 1997
Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie
30 MEI 1997. Koninklijk besluit houdende vereenvoudiging van de loopbaan van sommige ambtenaren van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op het artikel 3, § 1, 37°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1994, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 april 1995, en 39°, ingevoegd bij koninklijk besluit van 10 april 1995;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 mei 1997 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie kunnen titularis zijn;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 10 december 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister voor Ambtenarenzaken, gegeven op 10 december 1996;
Gelet op het protocol van 26 maart 1997 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd binnen het sectorcomité XII worden vermeld;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De ambtenaren die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit titularis zijn van de geschrapte bijzondere graad die hierna in de linkerkolom voorkomt, worden ambtshalve benoemd in één van de graden die in de rechterkolom voorkomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De ambtenaren benoemd krachtens § 1 behouden in hun nieuwe graad de anciënniteit die werd verworven in de graad waarvan zij titularis waren. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van adjunct-adviseur (rang 10), worden de toelaatbare diensten die in een graad van de rangen 10, 11 en 12 werden gepresteerd, geacht te zijn vervuld in de graad van rang 10; § 4. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van sociaal inspecteur (rang 10), worden de toelaatbare diensten die in een graad van de rangen 10, 11 en 12 werden gepresteerd, geacht te zijn vervuld in de graad van rang 10. § 5. De door de ambtenaren bedoeld in § 1 verkregen weddeanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 2.§ 1. De ambtenaren die op datum van de inwerkingtreding van dit besluit, titularis zijn van één van de geschrapte bijzondere graden die hierna in de linkerkolom voorkomen, worden ambtshalve benoemd in één van de graden die in de rechterkolom voorkomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De ambtenaren benoemd krachtens § 1 behouden in hun nieuwe graad, de anciënniteit die werd verworven in de graad waarvan zij titularis waren. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van arbeider (rang 40), worden de toelaatbare diensten die in een graad van de rangen 40 en 41 werden gepresteerd, geacht vervuld te zijn in de graad van rang 40. § 4. voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van geschoold arbeider (rang 42), worden de toelaatbare diensten die in een graad van de rangen 42, 43 en 44 werden gepresteerd, geacht vervuld te zijn in de graad van rang 42. § 5. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van vakman (rang 30), worden de toelaatbare diensten die in een graad van de rangen 30, 32, 33 en 34 werden gepresteerd, geacht vervuld te zijn in de graad van rang 30. § 6. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van bestuursassistent (rang 20), worden de toelaatbare diensten die in een graad van rangen 20 en 21 werden gepresteerd, geacht vervuld te zijn in de graad van rang 20. § 7. De door de ambtenaren bedoeld in § 1 verkregen weddeanciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddeschaal.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 19 juni 1997 houdende vaststelling van de personeelsformatie van de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie met uitzondering van artikel 2, dat in werking treedt op 1 januari 1994.
Art. 4.Onze Minister van Sociale zaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN