Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 maart 1999
gepubliceerd op 17 april 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing

bron
ministerie van financien
numac
1999003204
pub.
17/04/1999
prom.
30/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/30/1999003204/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 MAART 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op : - artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994 en bij het koninklijk besluit van 20 december 1996; - artikel 275, §§ 1 en 2; - artikel 463bis, ingevoegd door de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wetten van 30 maart 1994, 21 december 1994 en 20 december 1995; - artikel 469;

Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op : - artikel 88; - bijlage III, vervangen door het koninklijk besluit van 4 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende : - dat dit besluit van toepassing moet zijn op de vanaf 1 april 1999 betaalde of toegekende inkomsten; - dat het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing; - dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Bijlage III van het KB/WIB 92, vervangen door het koninklijk besluit van 4 december 1998, wordt vervangen door de bijlage van dit besluit.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 april 1999 betaalde of toegekende inkomsten.

Art. 3.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Zermatt, 30 maart 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 22 juli 1993, Belgisch Staatsblad van 26 juli 1993.

Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.

Wet van 6 juli 1994, Belgisch Staatsblad van 16 juli 1994.

Wet van 21 december 1994, Belgisch Staatsblad van 23 december 1994 (2de uitgave).

Wet van 20 december 1995, Belgisch Staatsblad van 28 december 1995.

Koninklijk besluit van 20 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996 (4de uitgave).

Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989.

Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996, err. 8.10.1996.

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Koninklijk besluit van 5 december 1997, Belgisch Staatsblad van 31 december 1997, err. 4.2.1998.

Koninklijk besluit van 4 december 1998, Belgisch Staatsblad van 24 december 1998 (2de uitgave).

Bijlage bij het koninklijk besluit van 30 maart 1999 Bijlage III van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Schalen en regels die van toepassing zijn om de bedrijfsvoorheffing vast te stellen bij de bron verschuldigd op inkomsten betaald of toegekend vanaf 1 april 1999 (Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 88) Toepassingsregels HOOFDSTUK I. - Voorafgaande begrippen Afdeling 1. - Grondslag

1. Aftrekken A.De bedrijfsvoorheffing op beroepsinkomsten (hoofdstukken II tot V) wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd met de verplichte inhoudingen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut.

B. De brutobezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten (hoofdstukken II en V) worden bovendien verminderd met de buitengewone beroepskosten als vermeld in artikel 89 van dit besluit.

C. De bedrijfsvoorheffing op maandelijkse bezoldigingen van bedrijfsleiders (nrs. 39 tot 42, 56 en 57) die onderworpen zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen wordt vastgesteld op grondslag van de werkelijk betaalde of toegekende bruto-inkomsten, verminderd zoals aangegeven in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Voordelen van alle aard A.De waarde van de voordelen van alle aard wordt voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing : - toegevoegd aan het bedrag van de bezoldigingen wanneer zij, gelijktijdig met de betaling of toekenning van bezoldigingen, worden toegekend of geacht worden toegekend te zijn; - behandeld als in nr. 16, A, vermelde exceptionele vergoedingen, in het andere geval.

B. Voordelen wegens leningen tegen gunstvoorwaarden worden voor het jaar waarin de lening begint te lopen, voor het vaststellen van de bedrijfsvoorheffing en zolang de Koning de voor dat jaar in aanmerking te nemen referentierentevoeten niet heeft bepaald, berekend op basis van het verschil tussen de referentierentevoet die geldt voor het laatste vorige jaar en de werkelijk aangerekende rentevoet. 3. Fooien Voor werknemers wier bezoldiging geheel of gedeeltelijk uit fooien bestaat, moet, voor de toepassing van nr.1, onder bruto-inkomsten worden verstaan : a) wanneer de fooien worden berekend op de ontvangsten, ongeacht of die fooien al dan niet begrepen zijn in de door de klanten betaalde prijs : het bedrag van de vaste bezoldiging verhoogd met het aandeel van de werknemer in de fooien (waarbij het totaal van die fooien ten minste gelijk moet zijn aan het produkt verkregen door vermenigvuldiging van de ontvangsten die aanleiding gaven tot de inning van fooien met het percent dat in de onderneming gewoonlijk wordt toegepast) of, indien dit hoger is, het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke door die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn;b) in de andere gevallen : het bedrag van de forfaitaire bezoldigingen die tot grondslag hebben gediend voor de berekening van de bijdragen welke die werknemers en hun werkgever ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid verschuldigd zijn.4. Cumulatie van bepaalde pensioenen of renten (nrs.28 tot 32 en 35) A. In geval van cumulatie van pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut ten laste van eenzelfde schuldenaar van bedrijfsvoorheffing, wordt de bedrijfsvoorheffing per verkrijger overeenkomstig de regels van de nrs. 28 tot 32 vastgesteld op het totaalbedrag van de gecumuleerde pensioenen of renten.

B. In geval van cumulatie van pensioenen of renten als vermeld in punt A, betaald : - ofwel door de Rijksdienst voor Pensioenen (hierna de Rijksdienst) en de Administratie der Pensioenen (hierna de Administratie); - ofwel door de Rijksdienst en/of de Administratie en door een andere instelling vermeld in artikel 68, § 1, l, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, wordt het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente in te houden bedrijfsvoorheffing vastgesteld en medegedeeld door de Rijksdienst of door de Administratie, naar analogie van de artikelen 68 tot 68quinquies van voormelde wet.

In geval van cumulatie van een of meerdere pensioenen of renten verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut, waarvan tenminste een wordt betaald door de Rijksdienst of door de Administratie, met een of meerdere pensioenen of renten die niet worden verleend ter uitvoering van dergelijk statuut, is het eerste lid eveneens van toepassing voor de vaststelling van het percentage van de per verkrijger op elk pensioen of rente verleend ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut in te houden bedrijfsvoorheffing.

Het percentage wordt berekend op grond van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing verkregen door toepassing van de nrs. 28 tot 32 op het verschil tussen : - eensdeels, het totale brutobedrag van de wettelijke pensioenen en aanvullende voordelen als vermeld in artikel 68, § 1, a en c, van voormelde wet van 30 maart 1994, met uitzondering van de in de vorm van kapitaal uitbetaalde voordelen, zoals dat bedrag voor de toepassing van de artikelen 68 tot 68quinquies van dezelfde wet werd medegedeeld; - anderdeels, de verplichte sociale inhoudingen vermeld in nr. 1, A, of een forfait van 5 pct.

Dit percentage wordt afgerond tot het hogere of lagere tiende van een punt naargelang het cijfer van de honderdsten van een punt al dan niet 5 bereikt.

Bij wijziging van het percentage moet de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht. Afdeling 2. - Verminderingen wegens gezinslasten

5. Gezinstoestand Voor de toepassing van de bedrijfsvoorheffing wordt verstaan : 1° onder echtgenoten : de gehuwden die zich niet in een van de in sub 2°, b vermelde gevallen bevinden;2° onder alleenstaanden : a) de ongehuwde personen;b) de gehuwde personen : - voor het jaar van het huwelijk; - vanaf het jaar na dat waarin de feitelijke scheiding heeft plaatsgevonden, voor zover die scheiding in het belastbare tijdperk niet ongedaan is gemaakt; - voor het jaar van de ontbinding van het huwelijk of van de scheiding van tafel en bed; - die rijksinwoners zijn, indien de echtgenoot beroepsinkomsten heeft van meer dan 300.000 F per jaar die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op de andere inkomsten van het gezin; - die niet-inwoners zijn, indien slechts één van de echtgenoten in België aan de belasting onderworpen inkomsten verkrijgt en de andere echtgenoot binnenlandse beroepsinkomsten die bij overeenkomst zijn vrijgesteld of buitenlandse beroepsinkomsten heeft van meer dan 300.000 F per jaar.

Om de vermindering van de bedrijfsvoorheffing wegens gezinslasten vast te stellen, moet de gezinstoestand van de verkrijger van de inkomsten in aanmerking worden genomen zoals die zich voordoet op 1 januari van het jaar waarin de inkomsten worden betaald of toegekend.

De schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing : - mag echter, bij wijziging van de gezinstoestand in de loop van het jaar, de nieuwe toestand in aanmerking nemen zodra hij daarover is ingelicht; - moet evenwel rekening houden met de gezinstoestand die hem door de Administratie der directe belastingen zou zijn medegedeeld en zulks vanaf de eerste betaling of toekenning van inkomsten tijdens de tweede maand die op de mededeling volgt. 6. Gezinslasten A.Wanneer beide echtgenoten beroepsinkomsten verkrijgen : - worden de verminderingen wegens gezinslasten, behalve die voor de gehandicapte echtgenote, aan de man verleend; - wordt aan de vrouw, indien die zelf gehandicapt is, de vermindering wegens handicap verleend.

B. Wanneer een kind ten laste of een in artikel 136, 2° tot 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde persoon ten laste overlijdt, wordt de vermindering voor dat kind of die persoon verder toegestaan tot het einde van het jaar van overlijden.

C. Met betrekking tot de vermindering bepaald in nr. 9, A, b, 6 en 7, en met betrekking tot de afwijking bepaald in nrs. 9,B, 11,B, 28,B, 30,B, 39,B en 41,B, dienen de grenzen inzake beroepsinkomsten van respectievelijk 6.100 F, 12.100 F en 3.700 F NETTO per maand als volgt te worden vastgesteld : - de brutoberoepsinkomsten verminderen met de verplichte inhoudingen of bijdragen ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een ermede gelijkgesteld wettelijk of reglementair statuut; - vervolgens het verschil verminderen met 20 pct. 7. Gehandicapten A.Gehandicapt kind Hieronder wordt verstaan : - het kind dat tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen; - het kind van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar : a) ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;b) ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten;c) ofwel, na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet;d) ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct.blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard.

Het gehandicapte kind ten laste wordt voor twee geteld.

B. Andere gehandicapten Hieronder wordt verstaan : - diegene van wie vóór 1 januari 1989 is vastgesteld dat hij tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen; - diegene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar : a) ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;b) ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten;c) ofwel, na de periode van primaire ongeschiktheid bepaald in artikel 87 van de gecoördineerde wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet;d) ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct.blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard. Afdeling 3. - Afronding

8. Het bedrag van de bedrijfsvoorheffing wordt steeds op de lagere frank afgerond. HOOFDSTUK II. - Bezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde inkomsten Afdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 250.000 F

9. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : a) Vermindering voor kinderen ten laste Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Vermindering voor groepsverzekering en voor extra-wettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood Na toekenning van de onder sub a en b vermelde verminderingen wordt de bedrijfsvoorheffing nog verminderd met 30 pct.van : - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extra-wettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 10 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 10. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : a) Vermindering voor kinderen ten laste Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Vermindering voor groepsverzekering en voor extra-wettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood Na toekenning van de onder sub a en b vermelde verminderingen wordt de bedrijfsvoorheffing nog verminderd met 30 pct.van : - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een groepsverzekeringscontract; - de verplichte inhoudingen ter uitvoering van een extra-wettelijke voorzorgsregeling van verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood. Afdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 250.000 F

11. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldigingen afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 120.343 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.9, A, a tot c.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 12 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 12. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 111.668 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.10, a tot c. Afdeling 3. - Bijzondere regels

13. Betalingen per veertien dagen Voor de per veertien dagen betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing de helft van de voorheffing die volgens de regels van nrs.9 tot 12 per maand verschuldigd is op tweemaal de bezoldiging per veertien dagen. 14. Betalingen per week Voor de per week betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het vierde van de voorheffing die volgens de regels van nrs.9 tot 12 per maand verschuldigd is op viermaal de bezoldiging per week. 15. Betalingen per werkdag Voor de per werkdag betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van de voorheffing die volgens de regels van nrs.9 tot 12 per maand verschuldigd is op twintigmaal de bezoldiging per werkdag. 16. Exceptionele vergoedingen A.Voor andere exceptionele vergoedingen en toelagen dan opzeggingsvergoedingen die een werkgever, buiten de normale bezoldigingen aan leden van zijn personeel betaalt (vergoedingen voor extrawerk, toevallige commissielonen op een geheel van verrichtingen, bijzondere en exceptionele vergoedingen, vakantiegeld, enz.), wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens het in a vermelde tarief, gelet op het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen van de verkrijger van de inkomsten.

Wanneer echter het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging niet meer bedraagt dan het grensbedrag dat volgens het aantal kinderen ten laste vermeld is in tabel b, wordt de exceptionele vergoeding vrijgesteld ten belope van het verschil tussen het voornoemde grensbedrag en het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging.

Wanneer de verkrijger van een exceptionele vergoeding niet meer dan vijf kinderen ten laste heeft en het jaarbedrag van zijn normale brutobezoldiging niet hoger is dan het bedrag dat -volgens het aantal kinderen ten laste- in kolom 3 van tabel c vermeld is, wordt een vermindering toegekend op de bedrijfsvoorheffing die volgens de twee vorige leden op de exceptionele vergoeding is verschuldigd; die vermindering wordt volgens het aantal kinderen ten laste berekend met het percent vermeld in kolom 2 van tabel c. a) Tarief Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.In afwijking van punt A : a) wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig op 16,48 pct.(zonder vrijstelling) vastgesteld voor de eindejaarspremies die in één keer worden uitbetaald en afhankelijk zijn van prestaties die per stuk of taak worden bezoldigd; b) is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd wanneer het twaalfde van het totaal van het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen en de exceptionele vergoedingen en toelagen volgens de regels van nr.9 (schaal I) of nr. 10 (schaal II) inzake per maand betaalde bezoldigingen geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 17. Achterstallen A.Voor achterstallige bezoldigingen (m.a.w. bezoldigingen waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens het in a vermelde tarief, gelet op de referentiebezoldiging, d.w.z. het jaarbedrag van de normale brutobezoldiging die onmiddellijk vóór de herziening die tot de uitbetaling van de achterstallen aanleiding gaf aan de verkrijger van de inkomsten is betaald.

Wanneer echter de referentiebezoldiging niet meer bedraagt dan het grensbedrag dat volgens het aantal kinderen ten laste vermeld is in tabel b, worden de achterstallige bezoldigingen vrijgesteld ten belope van het verschil tussen het voornoemde grensbedrag en de referentiebezoldiging. a) Tarief Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.In afwijking van punt A is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd wanneer het twaalfde van de referentiebezoldiging volgens de regels van nr. 9 (schaal I) of nr. 10 (schaal II) inzake per maand betaalde bezoldigingen geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 18. Opzeggingsvergoedingen Opzeggingsvergoedingen worden als volgt aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : a) wanneer zij bruto niet meer dan 28.000 F bedragen, de opzeggingsvergoedingen als een maandbezoldiging beschouwen en de bedrijfsvoorheffing vaststellen volgens de regels van nr. 9 (schaal I) of nr. 10 (schaal II); b) wanneer zij bruto meer dan 28.000 F bedragen, de bedrijfsvoorheffing vaststellen volgens de regels van nr. 17, A, met dien verstande dat voor het bepalen van het tarief van de bedrijfsvoorheffing de in aanmerking te nemen referentiebezoldiging die is welke tot grondslag diende voor het vaststellen van de vergoeding of, bij gebreke daaraan, de bezoldiging die de verkrijger heeft ontvangen tijdens de laatste periode van normale activiteit in dienst van de werkgever die de vergoeding uitbetaalt. 19. Schadeloosstelling van tijdelijke derving van bezoldigingen, winst of baten A.Wettelijke of extra-wettelijke vergoedingen betaald of toegekend als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van bezoldiging ingevolge ongeval, ziekte, invaliditeit of andere soortgelijke gebeurtenissen, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : 1° wanneer die vergoedingen door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger worden betaald : a) volgens de regels van nrs.9 tot 15 op het totaalbedrag van de normale bezoldigingen en de vergoedingen in kwestie ingeval deze laatste voor een bepaalde periode samen met de normale bezoldigingen van diezelfde periode worden betaald; b) volgens de regels van nr.16, A, in de andere gevallen, met dien verstande dat voor het vaststellen van het tarief van de bedrijfsvoorheffing de normale jaarbezoldiging in aanmerking komt die tot grondslag voor het berekenen van de schadeloosstelling heeft gediend; 2° wanneer die vergoedingen, zonder tussenkomst van de werkgever, door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een andere tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald : tegen het tarief van 11,33 pct.of 22,66 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of om extra-wettelijke vergoedingen.

B. Wettelijke of extra-wettelijke vergoedingen betaald of toegekend als schadeloosstelling van een tijdelijke derving van winst of baten, zelfs indien ze op een vorige beroepswerkzaamheid betrekking hebben, en die door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een andere tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 11,33 pct. of 22,66 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of om extra-wettelijke vergoedingen.

C. Evenwel moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden wanneer de vergoeding is verkregen door een werknemer die bewijst dat het twaalfde van het jaarbedrag van de bezoldiging die tot grondslag diende voor het berekenen van de vergoeding volgens de regels van nrs. 9 tot 12, inzake per maand betaalde bezoldigingen, geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing.

D. Ook is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op : - wettelijke vergoedingen toegekend krachtens de wetgeving betreffende de verzekering tegen ziekte en invaliditeit; - wettelijke onderbrekingsuitkeringen toegekend aan werknemers die hun beroepsloopbaan onderbreken; - wettelijke premies toegekend aan de personeelsleden van overheidsdiensten ter gelegenheid van hun halftijdse vervroegde uittreding. 20. Werkloosheidsuitkeringen A.Wettelijke en extra-wettelijke uitkeringen van alle aard, wachtuitkeringen inbegrepen, verkregen als volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen ten gevolge van volledige of gedeeltelijke werkloosheid, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,30 pct.

B. In afwijking van punt A moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden op de wettelijke werkloosheids- of wachtuitkeringen van volledig werkloze werknemers die generlei inkomen uit beroepswerkzaamheid verkrijgen en die in de zin van de reglementering inzake werkloosheid de hoedanigheid hebben : - ofwel van samenwonende met recht op een toeslag voor het verlies van een enig inkomen; - ofwel van samenwonende die noch recht heeft op een toeslag voor het verlies van een enig inkomen noch op een aanpassingstoeslag, en, indien de werknemer samenwoont met een echtgenoot, op voorwaarde dat de beroepsinkomsten van die echtgenoot uitsluitend uit vervangingsinkomsten bestaan; - ofwel van samenwonende die slechts over werkloosheids-uitkeringen beschikt, bestaande uit het al of niet verhoogde wettelijk forfait; - ofwel van alleenwonende; - ofwel van werknemer die recht heeft op een wachtuitkering; - ofwel van werknemer die een vrijstelling geniet wegens sociale en familiale redenen. 21. Brugpensioenen A.Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend en vermeld in artikel 146, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (brugpensioenen oud stelsel), zijn van bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag niet te boven gaat van het brugpensioen bepaald overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 16 januari 1975.

Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake brugpensioen te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt verkregen door de bedrijfsvoorheffing die volgens de regels van de nrs. 28 tot 32 op het totaalbedrag van de vergoedingen verschuldigd is te verminderen met : - 4.107 F wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen niet hoger is dan 55.000 F; - een gedeelte van 4.107 F, berekend met de hierna opgegeven formule, wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen begrepen is tussen 55.000 F en 110.000 F : 1.369 + 2.738 x (110.000 - totale maandbedrag vergoedingen); 55.000 - 1.369 F wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen 110.000 F of meer bedraagt.

B. Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend en niet vermeld in artikel 146, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn van de bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag inzake werkloosheidsuit-kering niet te boven gaat.

Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkeringen te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt volgens de regels van de nrs. 28 tot 32 berekend op het totaalbedrag van de vergoedingen.

C. Van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig de punten A of B mag evenwel nog de vermindering voor groepsverzekering en voor extra-wettelijke verzekering tegen ouderdom of vroegtijdige dood vermeld in nr. 9, A, c, worden afgetrokken. 22. Toevallig of periodiek en bijkomstig betaalde vergoedingen en toelagen Niet in de nrs.16 tot 21 vermelde vergoedingen en toelagen die een schuldenaar van bedrijfsvoorheffing uitbetaalt aan personen die slechts toevallig of periodiek en bijkomstig door hem of door zijn tussenkomst worden bezoldigd (toevallige commissielonen, vergoedingen, presentiegelden, enz.) zijn volgens onderstaand tarief (zonder verminderingen) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 23. Schuldvorderingen die de hoedanigheid van bezoldigingen hebben en vermeld zijn in artikel 270, 6°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Voor de schuldvorderingen met de hoedanigheid van bezoldigingen als bedoeld in artikel 30 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 die worden gehonoreerd door curatoren in faillissementen, vereffenaars van gerechtelijke akkoorden, vereffenaars van vennootschappen of personen die gelijkaardige functies uitoefenen, wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig (zonder vermindering) vastgesteld op 27,25 pct.24. Bezoldigingen voor stukwerk De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen toegekend aan werklieden die stukwerk verrichten en van wie de onregelmatige en door de werkgever niet gecontroleerde prestaties niet worden uitgedrukt in dagen, weken, veertien dagen of maanden arbeid, wordt berekend volgens de regels van nrs.9 tot 15, met inachtneming van de duur van het tijdperk waarop de bezoldigingen betrekking hebben. De bedrijfsvoorheffing mag in deze gevallen echter nooit minder bedragen dan 11,33 pct. van de bezoldigingen. 25. Artiesten en musici Personen behorend tot bijzondere categorieën bepaald door de directeur-generaal van de directe belastingen De bedrijfsvoorheffing wordt eenvormig (zonder vermindering) bepaald op 11,33 pct.voor : 1° de bezoldigingen die door ondernemingen voor vertoningen en vermakelijkheden worden betaald aan artiesten en musici die niet tot het vast personeel van de onderneming behoren en niet kunnen beschouwd worden als zijnde door de onderneming bijkomstig bezoldigd;2° de bezoldigingen betaald aan personen die behoren tot de categorieën bepaald door de directeur-generaal van de directe belastingen en die, gelet op de omstandigheden waarin zij hun beroepswerkzaamheid uitoefenen, volgens bijzondere regels worden bezoldigd.26. Vakantiegeld betaald door verlofkassen De vakantiegelden die zonder tussenkomst van de werkgever door de kassen voor jaarlijks verlof worden betaald of toegekend, zijn volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 27.Studenten In afwijking van de vorige regels is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de bezoldigingen betaald of toegekend aan studenten wier tewerkstelling, in het kader van een schriftelijke arbeidsovereenkomst, tijdens de maanden juli, augustus en september geen maand overschrijdt en op voorwaarde dat voor die bezoldigingen geen bijdragen ter uitvoering van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid, met uitzondering van de solidariteitsbijdrage, verschuldigd zijn. HOOFDSTUK III. - Pensioenen, renten, kapitalen, afkoopwaarden en ermede gelijkgestelde inkomsten Afdeling 1. - Maandelijkse pensioenen of renten tot 250.000 F

28. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog worden afgetrokken : a) de vermindering voor kinderen ten laste vermeld in nr.9, A, tabel a; b) de verminderingen voor andere gezinslasten vermeld in nr.9, A, tabel b, behalve de vermindering voor alleenstaanden (vermeld in nr. 9, A, tabel b, punt 1).

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 29 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 29. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen voor kinderen ten laste en voor andere gezinslasten worden afgetrokken; die verminderingen zijn vermeld in de tabellen a en b van nr. 10. Afdeling 2. - Maandelijkse pensioenen of renten boven 250.000 F

30. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse pensioenen of renten afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 123.450 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse pensioenen of renten boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b, mogen evenwel nog de volgende verminderingen worden afgetrokken : 1° de vermindering voor kinderen ten laste vermeld in nr.9, A, tabel a; 2° de verminderingen voor andere gezinslasten vermeld in nr.9, A, tabel b, behalve de vermindering voor alleenstaanden (vermeld in nr. 9, A, tabel b, punt 1).

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 31 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 31. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse pensioenen of renten hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse pensioenen of renten afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 114.774 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse pensioenen of renten boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b, mogen evenwel nog de verminderingen voor kinderen ten laste en voor andere gezinslasten worden afgetrokken;die verminderingen zijn vermeld in de tabellen a en b van nr. 10. Afdeling 3. - Bijzondere regels

32. Betalingen anders dan per maand Voor anders dan per maand betaalde pensioenen of renten, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het dertigste van het produkt verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat zou verschuldigd zijn op het overeenstemmende maandelijks pensioen of rente, met het aantal dagen van het tijdperk waarop het pensioen of de rente betrekking heeft. 33. Achterstallen Pensioen- of rente-achterstallen (d.w.z. pensioenen of renten waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen volgens de regels van nr. 17, A, met dien verstande dat het toe te passen tarief mutatis mutandis bepaald wordt volgens het jaarbedrag van de normale brutopensioenen of -renten die onmiddellijk vóór de herziening die tot de uitbetaling van de achterstallen aanleiding gaf aan de verkrijger zijn betaald of, bij gebreke daarvan, volgens het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen, verhoogd met de eventuele pensioen- of rentevoorschotten, die de verkrijger tijdens zijn laatste jaar van normale activiteit heeft ontvangen. 34. Vakantiegeld De bedrijfsvoorheffing op vakantiegelden toegekend aan personen die een rust- of overlevingspensioen genieten ten laste van het pensioenstelsel voor loontrekkers, is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.28 tot 31 verschuldigd zou zijn op het pensioen van de maand waarin het vakantiegeld wordt betaald, verhoogd met een twaalfde van dat vakantiegeld; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels op dat afzonderlijk beschouwde maandbedrag van het pensioen verschuldigd is. 35. Pensioenen en renten niet verleend in het kader van het pensioensparen, noch ter uitvoering van een wettelijk of reglementair statuut A.Rust- en overlevingspensioenen of -renten die niet verleend worden in het kader van het pensioensparen, noch ter uitvoering van de sociale wetgeving of van een wettelijk of reglementair statuut dat de betrokkenen uit het toepassingsgebied van de sociale wetgeving sluit, eensdeels, en ouderdoms- en weduwrenten die verzekeringsinstellingen verlenen als tegenwaarde van stortingen die vrij zijn verricht in het kader van de wetgeving betreffende het bedieningspensioen, anderdeels, zijn volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. In afwijking van punt A moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden : a) op de pensioenen en renten indien en in zoverre die pensioenen of renten zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen;b) wanneer de verkrijger van de pensioenen of renten aantoont dat het twaalfde van het totale jaarbedrag van zijn wettelijk en zijn aanvullend pensioen volgens de nrs.28 tot 31 geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 36. Toelagen of renten verleend naar aanleiding van een ongeval, een ziekte of een invaliditeit Toelagen of renten die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een in artikel 23, § 1, 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde beroepswerkzaamheid of die het herstel van een bestendige derving van bezoldigingen, winst of baten uitmaken en die worden verleend naar aanleiding van een ongeval, een ziekte, een invaliditeit of andere soortgelijke gebeurtenissen, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : 1° wanneer die toelagen of renten door de werkgever of door diens tussenkomst aan de verkrijger worden betaald : volgens de regels van nr.16, A, met dien verstande dat het toe te passen tarief bepaald wordt volgens het jaarbedrag van de normale brutobezoldigingen die tot grondslag dienden voor het berekenen van die toelagen of renten; 2° wanneer die toelagen of renten zonder tussenkomst van de werkgever, door een verzekeringsinstelling of door een andere instelling of een tussenpersoon aan de verkrijger worden betaald : tegen het tarief van 11,33 pct.of van 22,66 pct. (zonder vermindering) naargelang het gaat om wettelijke of extra-wettelijke toelagen of renten. In dit geval moet echter geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden wanneer de verkrijger van de renten of toelagen aantoont dat het twaalfde van de jaarbezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de schadeloosstelling volgens de regels van de nrs. 28 tot 31 geen aanleiding geeft tot bedrijfsvoorheffing. 37. Kapitalen en afkoopwaarden niet verleend in het kader van het pensioensparen A.Kapitalen en afkoopwaarden, of de schijven daarvan, die krachtens artikel 169, § 1, of 515bis, 4e lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 volgens het omzettingsstelsel in de personenbelasting worden belast, worden voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing slechts in aanmerking genomen tot het bedrag van de lijfrente die voortvloeit uit hun omzetting volgens de in artikel 73 van dit besluit bepaalde coëfficiënten.

De rente wordt tegen 11,33 pct. (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen.

B. Op kapitalen en afkoopwaarden die krachtens artikel 171, 2°, b tot d, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 10,30 pct. (zonder vermindering).

C. Op kapitalen en afkoopwaarden, op kapitalen geldend als renten of pensioenen en op de afkoop van de gekapitaliseerde waarde van een deel van het wettelijk rust- of overlevingspensioen die krachtens artikel 171, 4°, f tot h, of 515bis, 5e lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of krachtens artikel 104, 2e lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 17 pct. (zonder vermindering).

D. Een bedrijfsvoorheffing van 33,99 pct. (zonder vermindering) is verschuldigd op : 1° kapitalen en afkoopwaarden die krachtens artikel 171, 1°, d tot f, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast;2° kapitalen, afkoopwaarden en op kapitalen geldend als renten of pensioenen, of op de schijven daarvan, die niet worden bedoeld onder de punten A tot D, 1°, hiervoor. E. In afwijking van de punten B tot D hiervoor moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden indien en in zoverre de kapitalen, afkoopwaarden en de kapitalen geldend als renten of pensioenen zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen of in artikel 119, 1°, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen. 38. Pensioensparen A.Pensioenen en renten van een spaarverzekering worden volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Spaartegoeden van spaarrekeningen en kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens de artikelen 171, 2°, e, 174 en 515ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en krachtens artikel 105 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, worden aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 10,30 pct. (zonder vermindering), met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

C. Spaartegoeden van spaarrekeningen en kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens de artikelen 515bis, vijfde lid, en 515ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en krachtens artikel 104, tweede lid, van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, worden aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 17 pct. (zonder vermindering), met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden als vermeld in artikel 9, § 4, van het koninklijk besluit van 22 december 1986 tot invoering van een stelsel van derdeleeftijds- of pensioensparen.

D. Een bedrijfsvoorheffing van 33,99 pct. (zonder vermindering) is verschuldigd op : 1° spaartegoeden van spaarrekeningen en op kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die krachtens artikel 171, 1°, g, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 afzonderlijk in de personenbelasting worden belast, met dien verstande dat voor spaartegoeden het belastbare bedrag moet worden bepaald overeenkomstig de artikelen 34, § 3, en 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek;2° spaartegoeden van spaarrekeningen en op kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen die niet bedoeld zijn onder de punten B tot D, 1°, hiervoor.Bovendien moet voor spaartegoeden het belastbare bedrag worden bepaald overeenkomstig artikel 515bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek.

Het vorige lid is eveneens van toepassing op de overdrachten als vermeld in artikel 34, § 2, 3°, van hetzelfde Wetboek.

E. In afwijking van de punten B tot D hiervoor moet geen bedrijfsvoorheffing worden ingehouden indien en in zoverre de spaartegoeden van spaarrekeningen en de kapitalen en afkoopwaarden van spaarverzekeringen zijn verleend ter uitvoering van contracten die het voorwerp zijn geweest van een taks op het lange termijnsparen als bepaald in titel XIII van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen of in artikel 119 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen. HOOFDSTUK IV. - Bezoldigingen van bedrijfsleiders Afdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 250.000 F

39. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten (schaal I) A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal I. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr. 9, A, a tot c.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 40 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 40. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten (schaal II) Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal II. Van de bedrijfsvoorheffing volgens die schaal mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr. 10, a tot c. Afdeling 2.- Maandelijkse brutobezoldigingen boven 250.000 F

41. De verkrijger van de inkomsten is een alleenstaande OF de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft eveneens beroepsinkomsten A.Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 120.343 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.9, A, a tot c.

B. In afwijking van punt A wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens de regels van nr. 42 wanneer de echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten persoonlijke beroepsinkomsten heeft die uitsluitend bestaan uit pensioenen, renten of ermede gelijkgestelde inkomsten waarvan het bedrag niet hoger is dan 3.700 F NETTO per maand.

De nettoberoepsinkomsten worden vastgesteld volgens de regels van nr. 6, C. 42. De echtgenoot van de verkrijger van de inkomsten heeft geen beroepsinkomsten Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 111.668 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F; c) van de bedrijfsvoorheffing berekend overeenkomstig b mogen evenwel nog de verminderingen worden afgetrokken die zijn vermeld in nr.10, a tot c. Afdeling 3. - Bijzondere regels

43. Periodieke betalingen anders dan per maand Voor periodieke bezoldigingen die anders dan per maand worden betaald, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van het produkt, verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die volgens de regels van de nrs.39 tot 42 verschuldigd is op de overeenstemmende maandbezoldiging, met het aantal werkdagen van het tijdperk waarop de bezoldiging betrekking heeft. 44. Niet-periodieke bezoldigingen De bedrijfsvoorheffing op niet-periodieke bezoldigingen is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.39 tot 42 verschuldigd is op een inkomen gelijk aan de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend, verhoogd met een twaalfde van de niet-periodieke bezoldiging; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels verschuldigd is op de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend. HOOFDSTUK V. - Bezoldigingen en brugpensioenen betaald of toegekend aan niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben behouden Afdeling 1. - Bezoldigingen van werknemers en ermede gelijkgestelde

inkomsten In afwijking van de nrs. 9 tot 18 en 24 wordt de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen van werknemers betaald of toegekend aan niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben behouden, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels.

Onderafdeling 1. - Maandelijkse brutobezoldigingen tot 250.000 F 45. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) vastgesteld volgens schaal III. Onderafdeling 2. - Maandelijkse brutobezoldigingen boven 250.000 F 46. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 123.532 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F. Onderafdeling 3. - Bijzondere regels 47. Betalingen per veertien dagen Voor de per veertien dagen betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing de helft van de voorheffing die volgens de regel van nr.45 of 46 per maand verschuldigd is op tweemaal de bezoldiging per veertien dagen. 48. Betalingen per week Voor de per week betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het vierde van de voorheffing die volgens de regel van nr.45 of 46 per maand verschuldigd is op viermaal de bezoldiging per week. 49. Betalingen per werkdag Voor de per werkdag betaalde bezoldigingen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van de voorheffing die volgens de regel van nr.45 of 46 per maand verschuldigd is op twintigmaal de bezoldiging per werkdag. 50. Exceptionele vergoedingen Voor de exceptionele vergoedingen (vergoedingen voor extrawerk, commissielonen, vakantiegeld, eindejaarspremies, enz.) die een werkgever, buiten de normale bezoldigingen aan leden van zijn personeel betaalt, wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) vastgesteld volgens het onderstaande tarief, gelet op het jaarbedrag van de normale in België betaalde of toegekende brutobezoldigingen van de verkrijger van de inkomsten.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 51. Achterstallen en opzeggingsvergoedingen Voor achterstallige bezoldigingen (m.a.w. bezoldigingen waarvan de uitbetaling of de toekenning door toedoen van de overheid of wegens het bestaan van een geschil slechts heeft plaatsgehad na het verstrijken van het belastbare tijdperk waarop zij in werkelijkheid betrekking hebben) en voor de opzeggingsvergoedingen, wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) vastgesteld volgens het onderstaande tarief, gelet op de referentiebezoldiging, d.w.z. : - ofwel het jaarbedrag van de normale in België betaalde of toegekende brutobezoldiging die onmiddellijk vóór de herziening die tot de uitbetaling van de achterstallen aanleiding gaf aan de verkrijger van de inkomsten werd betaald; - ofwel de bezoldiging die tot grondslag diende voor het vaststellen van de opzeggingsvergoeding of, bij gebreke daaraan, de bezoldiging die de verkrijger heeft ontvangen tijdens de laatste periode van normale activiteit in dienst van de werkgever die de vergoeding uitbetaalt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 52. Bezoldigingen voor stukwerk De bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen toegekend aan werklieden die stukwerk verrichten en van wie de onregelmatige en door de werkgever niet gecontroleerde prestaties niet worden uitgedrukt in dagen, weken, veertien dagen of maanden arbeid, wordt berekend volgens de regels van de nrs.45 tot 49, met inachtneming van de duur van het tijdperk waarop de bezoldigingen betrekking hebben. Afdeling 2. - Brugpensioenen

In afwijking van nr. 21 wordt de bedrijfsvoorheffing op brugpensioenen van werknemers betaald of toegekend aan niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben behouden, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels. 53. Brugpensioenen A.Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend en vermeld in artikel 146, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (brugpensioenen oud stelsel), zijn van bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag niet te boven gaat van het brugpensioen bepaald overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, algemeen verbindend verklaard door het koninklijk besluit van 16 januari 1975.

Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake brugpensioen te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt verkregen door de bedrijfsvoorheffing die volgens de regels van de nrs. 54 en 55 op het totaalbedrag van de vergoedingen verschuldigd is te verminderen met : - 4.107 F wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen niet hoger is dan 56.000 F; - een gedeelte van 4.107 F, berekend met de hierna opgegeven formule, wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen begrepen is tussen 56.000 F en 111.000 F : 1.369 + 2.738 x (111.000 - totale maandbedrag vergoedingen); 55.000 - 1.369 F wanneer het totale maandbedrag van de vergoedingen 111.000 F of meer bedraagt.

B. Vergoedingen, in het kader of naar aanleiding van een brugpensioenregeling aan ontslagen of op rust gestelde werknemers betaald of toegekend en niet vermeld in artikel 146, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn van de bedrijfsvoorheffing vrijgesteld in zover hun totaalbedrag het maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkering niet te boven gaat.

Voor het gedeelte van het totaalbedrag van die vergoedingen dat het hierboven vermelde maximumbedrag inzake werkloosheidsuitkering te boven gaat, moeten de schuldenaars van dat gedeelte bedrijfsvoorheffing inhouden en storten. Die bedrijfsvoorheffing wordt volgens de regels van de nrs. 54 en 55 berekend op het totaalbedrag van de vergoedingen. 54. Maandelijkse brugpensioenen A.Wanneer het totaalbedrag van deze maandelijkse vergoedingen niet hoger is dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal III. B. Wanneer het totaalbedrag van deze maandelijkse vergoedingen hoger is dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing als volgt vastgesteld : a) het maandelijkse totaalbedrag afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 125.666 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van het maandelijkse totaalbedrag boven 250.000 F. 55. Anders dan per maand betaalde brugpensioenen Voor de anders dan per maand betaalde brugpensioenen bedraagt de bedrijfsvoorheffing het dertigste van het produkt verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing dat zou verschuldigd zijn op het overeenstemmende maandelijkse totaalbedrag van het brugpensioen, met het aantal dagen van het tijdperk waarop het brugpensioen betrekking heeft. Afdeling 3. - Bezoldigingen van bedrijfsleiders

In afwijking van de nrs. 39 tot 44 wordt de bedrijfsvoorheffing op bezoldigingen van bedrijfsleiders, betaald of toegekend aan niet-inwoners die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België hebben behouden, vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende regels.

Onderafdeling 1.- Maandelijkse brutobezoldigingen tot 250.000 F 56. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen niet hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing vastgesteld volgens schaal III. Onderafdeling 2.- Maandelijkse brutobezoldigingen boven 250.000 F 57. Wanneer de maandelijkse brutobezoldigingen hoger zijn dan 250.000 F wordt de bedrijfsvoorheffing (zonder vermindering) als volgt vastgesteld : a) de maandelijkse brutobezoldiging afronden op het lagere veelvoud van vijfhonderd; b) de bedrijfsvoorheffing op dat afgeronde bedrag is gelijk aan 123.532 F verhoogd met 59,95 pct. van het gedeelte van de maandelijkse brutobezoldiging boven 250.000 F. Onderafdeling 3. - Bijzondere regels 58. Periodieke betalingen anders dan per maand Voor periodieke bezoldigingen die anders dan per maand worden betaald, bedraagt de bedrijfsvoorheffing het twintigste van het produkt, verkregen door vermenigvuldiging van het bedrag van de bedrijfsvoorheffing, dat volgens de regel van nr.56 of 57 verschuldigd is op de overeenstemmende maandbezoldiging, met het aantal werkdagen van het tijdperk waarop de bezoldiging betrekking heeft. 59. Niet-periodieke bezoldigingen De bedrijfsvoorheffing op niet-periodieke bezoldigingen is gelijk aan twaalf maal het verschil tussen : - eensdeels, de voorheffing die volgens de regels van de nrs.56 tot 58 verschuldigd is op een inkomen gelijk aan de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend, verhoogd met een twaalfde van de niet-periodieke bezoldiging; - anderdeels, de voorheffing die volgens dezelfde regels verschuldigd is op de periodieke bezoldigingen van de maand waarin de niet-periodieke bezoldiging wordt betaald of toegekend. HOOFDSTUK VI. - Presentiegelden die baten zijn als vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 6 0. Grondslag en tarief Presentiegelden betaald of toegekend aan personen voor wie die presentiegelden baten zijn als vermeld in artikel 23, § 1, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (leden van provincie- en gemeenteraden, van agglomeratieraden, van raden voor maatschappelijk welzijn, van beheerscomités van openbare instellingen of lichamen, enz.) zijn voor hun brutobedrag aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het in nr. 22 vermelde tarief. HOOFDSTUK VII. - Prijzen, subsidies, renten of pensioenen vermeld in artikel 90, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 6 1. Grondslag en tarief De bedrijfsvoorheffing bedraagt 18,54 pct.van het brutobedrag voor de prijzen, subsidies, renten of pensioenen die Belgische of buitenlandse openbare machten of openbare instellingen zonder winstoogmerken in België betalen of toekennen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars, met uitzondering van de sommen die zijn betaald of toegekend als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn.

Evenwel bedraagt de bedrijfsvoorheffing 27,30 pct. van het brutobedrag voor de prijzen, subsidies, renten of pensioenen die Belgische openbare machten of openbare instellingen betalen of toekennen aan geleerden, schrijvers of kunstenaars die niet-inwoner zijn, met uitzondering van de sommen die betaald of toegekend zijn als bezoldiging van bewezen diensten en beroepsinkomsten zijn. 62. Vrijstelling Met betrekking tot de prijzen en de gedurende twee jaar betaalde of toegekende subsidies is geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de eerste schijf van 111.000 F. Bovendien zijn de prijzen en subsidies niet aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen, indien zij overeenkomstig artikel 53 van dit besluit zijn vrijgesteld. HOOFDSTUK VIII. - Onderhoudsuitkeringen en kapitalen vermeld in artikel 90, 3° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, die aan niet-rijksinwoners worden betaald 6 3. Uitkeringen Op het bedrag van de in artikel 90, 3° en 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde uitkeringen die rijksinwoners aan niet-rijksinwoners betalen, is een bedrijfsvoorheffing verschuldigd van 27,30 pct.op 80 pct. van het bedrag van die uitkeringen. 64. Kapitalen A.Wanneer in nr. 63 vermelde uitkeringen worden vervangen door een kapitaal dat wordt betaald aan een niet-inwoner die gedurende het volledige belastbare tijdperk in België een tehuis heeft behouden, bedraagt de bedrijfsvoorheffing 27,30 pct. van 80 pct. van het jaarbedrag van die uitkeringen.

Het jaarbedrag van de uitkeringen wordt vastgesteld door op het kapitaal artikel 73 van dit besluit toe te passen.

B. Wanneer nochtans in nr. 63 vermelde uitkeringen worden vervangen door een kapitaal dat wordt betaald aan een niet-inwoner die niet gedurende het volledige belastbare tijdperk een tehuis in België heeft behouden, bedraagt de bedrijfsvoorheffing 27,30 pct. van 80 pct. van dat kapitaal. HOOFDSTUK IX. - In artikel 87, 5°, a tot c en e, van dit besluit vermelde inkomsten, betaald of toegekend aan niet-inwoners vermeld in die bepaling 6 5. Grondslag en tarief Voor de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, a tot c en e, van dit besluit, betaald of toegekend aan aldaar vermelde niet-inwoners, moet de bedrijfsvoorheffing onderscheidenlijk als volgt worden berekend : a) op 30,90 pct.van het brutobedrag voor de winst en baten vermeld in artikel 87, 5°, a; b) volgens de regels en het tarief van nr.22 voor de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, b; c) op 4,02 pct.van het brutobedrag van de premies betreffende de in België gedane verrichtingen voor de winst vermeld in artikel 87, 5°, c; d) op 38,16 pct.van het brutobedrag voor de winst vermeld in artikel 87, 5°, e. HOOFDSTUK X. - Inkomsten van podiumkunstenaars en sportbeoefenaars die niet-inwoners zijn 6 6. Grondslag en tarief In afwijking van de bepalingen van de hoofdstukken II en V en van nr. 65, a en b, wordt de bedrijfsvoorheffing eenvormig (zonder vermindering) vastgesteld op 18 pct. van het brutobedrag van de inkomsten vermeld in artikel 87, 5°, d, van dit besluit. HOOFDSTUK XI. - Winst en baten van niet-inwonende vennoten of leden van burgerlijke vennootschappen of van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, vermeld in artikel 229, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 6 7. Grondslag en tarief De in artikel 87, 7°, van dit besluit vermelde inkomsten van iedere vennoot of ieder lid zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : A.Inkomsten die worden geacht te zijn toegekend aan niet-rijksinwoners vermeld in artikel 227, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 : de bedrijfsvoorheffing wordt vastgesteld volgens het onderstaande tarief (zonder vermindering) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Inkomsten die worden geacht te zijn toegekend aan niet-inwoners vermeld in artikel 227, 2°, van voormeld Wetboek : de bedrijfsvoorheffing wordt éénvormig vastgesteld op 40,17 pct. HOOFDSTUK XII. - In artikel 87, 8°, van dit besluit vermelde meerwaarden, verwezenlijkt door niet-inwoners in het kader van hun beroepswerkzaamheid 6 8. De in artikel 87, 8°, van dit besluit vermelde meerwaarden, vastgesteld krachtens artikel 235, 1° of 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen naar het volgende onderscheid : A.Meerwaarden verwezenlijkt door niet-rijksinwoners vermeld in artikel 227, 1°, van voormeld Wetboek, zijn aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het in nr. 67, A, vermelde tarief (zonder vermindering).

In afwijking van vorig lid worden meerwaarden verwezenlijkt op onroerende goederen die op het ogenblik van hun vervreemding sedert meer dan 5 jaar voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt, aan de bedrijfsvoorheffing onderworpen tegen het tarief van 18 pct. (zonder vermindering).

B. Meerwaarden verwezenlijkt door niet-inwoners vermeld in artikel 227, 2°, van voormeld Wetboek : de bedrijfsvoorheffing wordt éénvormig vastgesteld op 40,17 pct. HOOFDSTUK XIII. - Aanvullende inhoudingen 6 9. Algemeen A.Ten laatste vanaf de eerste betaling tijdens de tweede maand na de datum van de schriftelijke aanvraag die de verkrijger van de inkomsten daartoe tot de schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing richt, MOET deze laatste, boven de inhoudingen volgens de nrs. 1 tot 65, aanvullende inhoudingen van bedrijfsvoorheffing doen.

Deze aanvullende inhoudingen moeten bij elke betaling of toekenning van inkomsten gebeuren volgens een vast bedrag dat door de verkrijger zelf in zijn aanvraag wordt voorgesteld.

De verkrijger van de inkomsten is door zijn aanvraag gebonden tot hij ze herroept. De herroeping heeft slechts uitwerking vanaf de eerste betaling tijdens de derde maand die op de herroeping volgt.

B. Buiten de regeling van punt A MOGEN de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten die zij betalen of toekennen en op aanvraag van de verkrijgers daarvan, hogere bedragen inhouden dan die welke volgen uit de toepassing van de nrs. 1 tot 65. 70. Bedrijfsvoorheffing vermeld in artikel 158 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Om als bedrijfsvoorheffing voor de toepassing van artikel 158 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 in aanmerking te kunnen komen, moeten de in nr.69 vermelde aanvullende inhoudingen op bezoldigingen vermeld in de nrs. 39 tot 44 : a) gedaan worden op alle vaste en veranderlijke bezoldigingen die de werkgever in de loop van het jaar aan de verkrijgers betaalt of toekent;b) binnen de gestelde termijn bij de ontvanger van de belastingen worden gestort;c) bovendien, wanneer het aanvullende inhoudingen betreft als vermeld in nr.69, B : - ofwel een eenvormig gedeelte vertegenwoordigen van de bedrijfsvoorheffing berekend volgens de nrs. 39 tot 44; - ofwel het verschil vertegenwoordigen tussen het bedrag dat voor het hele jaar wordt berekend tegen een forfaitair percent en de bedrijfsvoorheffing berekend volgens de nrs. 39 tot 44.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 30 maart 1999.

ALBERT De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR

^