gepubliceerd op 24 februari 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 57 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
30 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 57 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, inzonderheid op artikel 21, 1°;
Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en op het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeids-bescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993;
Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, inzonderheid op artikel 57, gewijzigd bij koninklijk besluit van 17 juli 1991;
Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op 21 december 2001;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 28 februari 2003;
Gelet op het feit dat voldaan is aan de formaliteiten voorgeschreven bij de Richtlijn 98-34-EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de in dit besluit opgenomen voorschriften verbeteringen uitmaken van de reglementering die, om voor de veiligheid te zorgen en om het vrij verkeer van toestellen die beantwoorden aan de Europese norm niet te verhinderen, zonder uitstel dienen verplichtend gemaakt te worden;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, van Onze Minister van Energie en van Onze Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder "Reglement" worden verstaan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, dat het voorwerp is van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993.
Art. 2.Artikel 57 van het Reglement wordt vervangen als volgt : « Artikel 57 : LASSEN EN SNIJDEN MET ELEKTRISCHE VLAMBOOG 01. Toepassingsgebied Dit artikel is van toepassing op alle snij-, las- en aanverwante processen waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektrische boog.02. Bepalingen Nullastspanning van een las- of snijtoestel met vlamboog : de spanning aan de gebruiksklemmen van het las- of snijtoestel waarvan de las- of snijstroombaan open is, de ontsteekspanning of de houdspanning van de boog niet inbegrepen. Voor toestellen uitgerust met een risicobeperkende inrichting is de nullastspanning de spanning aan de gebruiksklemmen van het toestel na de inwerkingtreding van deze risicobeperkende inrichting.
Bij gelijkspanning is de in aanmerking te nemen waarde van de nullastspanning de piek nullastgelijkspanning.
Piek nullastgelijkspanning : topwaarde van de ogenblikkelijke spanning die een gelijkspanning met rimpel kan bereiken.
Risicobeperkende inrichting : inrichting die de gevaren van elektrocutie beperkt die het gevolg kunnen zijn van de nullastspanning. Deze inrichting kan een spanningsbegrenzer zijn of een omschakelinrichting van AC naar DC. Spanningsbegrenzer : risicobeperkende inrichting die automatisch de nullastspanning begrenst tot een waarde die de waarden gegeven in de tabel van punt 03.b niet overschrijdt, zodra de weerstand tussen de gebruiksklemmen van het las- of snijtoestel groter wordt dan 200 ohm.
Omschakelinrichting van AC naar DC : risicobeperkende inrichting die automatisch de nullastspanning omschakelt van wisselspanning naar gelijkspanning, deze beperkt tot een waarde van de tabel 03.b, en dit van zodra de weerstand tussen de gebruiksklemmen van het las- of snijtoestel groter wordt van 200 ohm.
Omgeving met verhoogd risico (voor gevaren van de elektriciteit) : er is een "omgeving met verhoogd risico" : - wanneer ten minste één van de volgende uitwendige invloeden aanwezig is : BB2, BB3, BC3 of BC4; - wanneer de lasser zich in een zogenaamde oncomfortabele stand bevindt (geknield, zittend, liggend). 03. Bescherming tegen elektrische schokken bij rechtstreekse aanraking van actieve delen van de las- of snijstroombaan Het is toegelaten : 1.geen beschermingsmaatregelen te nemen tegen rechtstreekse aanraking wat betreft : - de laselektroden; - de massaklemmen; - de ermee verbonden massa's; - de vaste geleidende elementen welke dienen voor het terugvoeren van de las- of snijstroom; - de mechanisch gehouden elektrodehouders, 2. slechts een bescherming voor de toortsen te verzekeren tegen toevallige aanraking, mits de volgende twee voorwaarden worden nageleefd : a.de nodige maatregelen worden getroffen tot het verminderen van het gevaar voor personen van rechtstreekse aanraking dat inherent is aan de aanwezigheid van de onder spanning staande elektrodes en bij het wisselen ervan; deze maatregelen bestaan uit : - het gebruik van voorzieningen welke toelaten de las- of snijstroombaan buiten spanning te stellen; - het aanwenden van collectieve of individuele beschermingsmiddelen (isolerend tapijt, isolerende handschoenen, enz.); - het naleven van gepaste instructies. b. de nullastspanning van de las- of snijtoestellen mag de waarden vermeld in de onderstaande tabel niet overtreffen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld * Deze waarden zijn enkel toegelaten mits : a) de nullastspanning automatisch wordt onderbroken bij het beëindigen van het lassen, en b) de bescherming tegen elektrische schokken bij rechtstreekse aanraking van onder spanning staande delen wordt verzekerd door : - omhulsels met een beschermingsgraad van minstens IP XX-B, of - een risicobeperkende inrichting. ** Deze waarden zijn enkel toegelaten mits volgende voorwaarden gelijktijdig worden nageleefd : a) de nullastspanning wordt automatisch onderbroken wanneer de las- of snijkring open is;b) de spanning tussen de buitenkant van de toorts en het te bewerken stuk of de aarde bedraagt niet meer dan 48 V wisselspanning wanneer de las- of snijkring open is;c) de gebruikte toorts is zo ontworpen dat zij enkel met behulp van een gereedschap kan worden geopend, of dat zij een automatische onderbrekingsinrichting heeft die verhindert dat de toorts onder spanning wordt gezet zolang zij niet in de werkpositie is geplaatst;d) de beschermingsgraad tegen rechtstreekse aanraking met onder spanning staande delen van de toorts, met uitzondering van de kop, zal minstens IP XX-D bedragen;e) de massaklem moet, behalve voor de contactvlakken, elektrisch zijn geïsoleerd.04. Bijzondere voorschriften met betrekking tot de risicobeperkende inrichting a.Na onderbreking van de las- of snijstroom moet de risicobeperkende inrichting in werking zijn getreden binnen de 0,3 s.
Voor het plasmasnijden moet de risicobeperkende inrichting in werking zijn getreden binnen de 2 s. b. Een visuele aanduiding verschijnt wanneer de risicobeperkende inrichting in werking is getreden. c. Indien de risicobeperkende inrichting faalt moet de spanning tot een waarde, bepaald in tabel 03.b. worden gebracht binnen 1 s nadat de fout zich heeft voorgedaan. 05. Bijzondere voorschriften betreffende het elektrisch booglassen of -snijden a.De las- of snijstroombaan van ieder toestel moet elektrisch gescheiden zijn van de primaire elektrische voedingsstroombaan door een gepaste isolatie. b. De las- of snijstroombaan van toestellen voor manueel gebruik mag noch met de beschermingsgeleider noch met de massa noch met enig tussenstuk van het toestel zijn verbonden.c. Het verbindingssysteem van de soepele leidingen met de stroombron en met de elektrodehouder of toorts moet zo zijn opgevat dat het tenminste voorziet in een bescherming tegen toevallige aanraking.d. De elektrodehouders en las- of snijtoortsen van toestellen voor manueel gebruik omvatten tenminste handvatten uit isolerend materiaal.e. Aangepaste maatregelen zijn getroffen opdat de beschermingsgeleider of de PEN geleider van een elektrische installatie niet zou dienen als terugvoerleiding voor de stroom.f. De massaklemmen moeten zo dicht mogelijk bij de plaats van de las of de snede worden bevestigd, overeenkomstig de regels van goed vakmanschap. Deze massaklem mag nochtans op elke andere plaats van een metalen structuur worden geplaatst, voor zover de las of de snede wordt uitgevoerd op deze structuur zelf of op een element in rechtstreeks contact ermee, en voorzover de doorgang van de maximum las- of snijstroom geen gevaar biedt. »
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op elektrische installaties en belangrijke wijzigingen en uitbreidingen waarvan de uitvoering ter plaatse nog niet is aangevangen op de publicatiedatum van dit besluit.
Art. 2.Onze Minister van Werk, Onze Minister van Energie en Onze Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE De Minister van Energie, Mevr. F. MOERMAN De Staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk, Mevr. K. VAN BREMPT