gepubliceerd op 15 februari 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed
30 DECEMBER 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, artikel 4, § 1, vervangen bij de wet van 18 december 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed;
Gelet op advies 47.387/1 van de Raad van State, gegeven op 24 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Klimaat en Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/112/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van de Richtlijnen 76/768/EEG, 88/378/EEG en 1999/13/EG van de Raad en de Richtlijnen 2000/53/EG, 2002/96/EG en 2004/42/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde ze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.
Art. 2.In bijlage II, deel II « Bijzondere gevaren », afdeling 2 « Ontvlambaarheid » en afdeling 3 « Chemische eigenschappen », en in bijlage IV, afdeling 4 van het koninklijk besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed wordt het woord « preparaat » en het woord « preparaten » telkens vervangen door respectievelijk het woord « mengsel » en « mengsels ».
Art. 3.In bijlage II, deel II « Bijzondere gevaren », afdeling 2 « Ontvlambaarheid », van hetzelfde besluit, wordt punt b) vervangen als volgt : « b) Speelgoed mag als zodanig geen stoffen of mengsels bevatten die ontvlambaar worden door het verlies van vluchtige niet-ontvlambare componenten, indien het om te kunnen functioneren, met name materiaal en apparatuur voor scheikundige experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, emailleren, fotograferen of soortgelijke activiteiten, mengsels bevat die gevaarlijk zijn zoals omschreven in Richtlijn 67/548/EEG, noch stoffen waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en van de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, vervuld zijn : i) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F ; ii) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; iii) gevarenklasse 4.1; iv) gevarenklasse 5.1. »
Art. 4.In bijlage II, deel II « Bijzondere Gevaren », afdeling 2 « Ontvlambaarheid », van hetzelfde koninklijk besluit, wordt punt b) vervangen als volgt : « b) Speelgoed mag als zodanig geen stoffen of mengsels bevatten die ontvlambaar worden door het verlies van vluchtige niet-ontvlambare componenten, indien het om te kunnen functioneren, met name materiaal en apparatuur voor scheikundige experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, emailleren, fotograferen of soortgelijke activiteiten, stoffen of mengsels bevat waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en van de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels vervuld zijn : i) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F ; ii) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; iii) gevarenklasse 4.1; iv) gevarenklasse 5.1. »
Art. 5.In bijlage II, deel II « Bijzondere gevaren », afdeling 3 « Chemische eigenschappen », van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid van punt 3 vervangen als volgt : « 3. Speelgoed mag geen mengsels bevatten die gevaarlijk zijn in de zin van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, noch stoffen waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 vervuld zijn : a) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F ; b) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; c) gevarenklasse 4.1; d) gevarenklasse 5.1, in hoeveelheden die de gezondheid van het kind dat het speelgoed gebruikt, kunnen schaden. In ieder geval is het formeel verboden in speelgoed dergelijke stoffen of mengsels te verwerken indien het speelgoed bestemd is om als zodanig bij het spelen te worden gebruikt. »
Art. 6.In bijlage II, deel II, « Bijzondere gevaren », afdeling 3 « Chemische eigenschappen », van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid van punt 3 vervangen als volgt : « 3. Speelgoed mag geen stoffen of mengsels waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 vervuld zijn : a) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F ; b) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; c) gevarenklasse 4.1; d) gevarenklasse 5.1, bevatten in hoeveelheden die de gezondheid van het kind dat het speelgoed gebruikt, kunnen schaden. In ieder geval is het formeel verboden in speelgoed dergelijke stoffen of mengsels te verwerken indien het speelgoed bestemd is om als zodanig bij het spelen te worden gebruikt. »
Art. 7.In bijlage IV van hetzelfde besluit wordt afdeling 4 vervangen als volgt : « 4. Speelgoed dat stoffen of mengsels bevat die als zodanig gevaarlijk zijn. Chemisch speelgoed.
Als chemisch speelgoed worden met name beschouwd : dozen voor chemische proeven, dozen voor plasticinsluiting, miniatuurateliers voor keramiek- en emailbewerking, fotografie en soortgelijk speelgoed. a) Onverminderd de toepassing van Verordening (EG) nr.1272/2008 wordt op de gebruiksaanwijzing van het speelgoed dat mengsels bevat die als zodanig gevaarlijk zijn of stoffen waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 vervuld zijn : i) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F; ii) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; iii) gevarenklasse 4.1; iv) gevarenklasse 5.1, de gevaarlijke aard van deze stoffen of mengsels vermeld, alsmede de voorzorgsmaatregelen die de gebruiker in acht moet nemen om de desbetreffende gevaren te vermijden, die al naargelang van het type speelgoed kort nader moeten worden aangeduid. Tevens wordt aangegeven welke eerste hulp moet worden verleend bij ernstige ongevallen die het gevolg zijn van het gebruik van dit soort speelgoed. Ook wordt vermeld dat het speelgoed buiten het bereik van zeer jonge kinderen moet worden gehouden. b) Naast de onder a) bedoelde aanwijzingen dient chemisch speelgoed op de verpakking voorzien te zijn van het opschrift : "Voorzichtig! Uitsluitend voor kinderen ouder dan ... jaar (leeftijd door de fabrikant te bepalen). Te gebruiken onder toezicht van volwassenen. »
Art. 8.In bijlage IV van hetzelfde besluit wordt afdeling 4 vervangen als volgt : « 4. Speelgoed dat stoffen of mengsels bevat die als zodanig gevaarlijk zijn. Chemisch speelgoed.
Als chemisch speelgoed worden met name beschouwd : dozen voor chemische proeven, dozen voor plasticinsluiting, miniatuurateliers voor keramiek- en emailbewerking, fotografie en soortgelijk speelgoed. a) Onverminderd de toepassing van Verordening (EG) nr.1272/2008 wordt op de gebruiksaanwijzing van het speelgoed dat stoffen of mengsels bevat waarvoor de criteria van een of meer van de volgende gevarenklassen of categorieën van bijlage I bij die verordening vervuld zijn : i) de gevarenklassen 2.1 tot en met 2.4, 2.6 en 2.7, 2.8 typen A en B, 2.9, 2.10, 2.12, 2.13 categorieën 1 en 2, 2.14 categorieën 1 en 2, en 2.15 typen A tot en met F ; ii) de gevarenklassen 3.1 tot en met 3.6, 3.7 schadelijke effecten op de seksuele functie en de vruchtbaarheid of de ontwikkeling, 3.8 andere effecten dan een narcotische werking, 3.9 en 3.10; iii) gevarenklasse 4.1; iv) gevarenklasse 5.1, de gevaarlijke aard van deze stoffen of mengsels vermeld, alsmede de voorzorgsmaatregelen die de gebruiker in acht moet nemen om de desbetreffende gevaren te vermijden, die al naargelang van het type speelgoed kort nader moeten worden aangeduid. Tevens wordt aangegeven welke eerste hulp moet worden verleend bij ernstige ongevallen die het gevolg zijn van het gebruik van dit soort speelgoed. Ook wordt vermeld dat het speelgoed buiten het bereik van zeer jonge kinderen moet worden gehouden. b) Naast de onder a) bedoelde aanwijzingen dient chemisch speelgoed op de verpakking voorzien te zijn van het opschrift : « Voorzichtig! Uitsluitend voor kinderen ouder dan ... jaar (leeftijd door de fabrikant te bepalen). Te gebruiken onder toezicht van volwassenen ». »
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2010, met uitzondering van de artikelen 3, 5 en 7, die inwerking treden op 1 december 2010, en van de artikelen 4, 6 en 8, die in werking treden op 1 juni 2015.
De artikelen 3, 5 en 7 treden buiten werking op 1 juni 2015.
Art. 10.De Minister bevoegd voor de Bescherming van de veiligheid van de consumenten wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 30 december 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Klimaat en Energie, P. MAGNETTE