gepubliceerd op 19 januari 2001
Koninklijk besluit betreffende de medische profylaxemaatregelen toepasselijk op de militairen
29 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit betreffende de medische profylaxemaatregelen toepasselijk op de militairen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, inzonderheid op artikel 90, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 november 1978 tot bepaling van de preventieve vaccinaties en inentingen bij de krijgsmacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1983;
Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de Krijgsmacht, afgesloten op 15 januari 2000;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 31 mei 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 26 september 2000;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° vaccinatie : de toediening door inenting, langs perorale of een andere weg van verzwakte of gedode ziektekiemen of van een product dat ervan is afgeleid teneinde een tijdelijke of levenslange immuniteit tegen deze kiemen te verkrijgen;2° farmacologische profylaxe : de preventieve inname of de preventieve toediening door inspuiting of op een andere wijze van een geneesmiddel teneinde een bescherming te bieden tegen bepaalde ziektekiemen of ziekten.
Art. 2.De militair in werkelijke dienst wordt periodiek gevaccineerd tegen tetanus en difterie.
Art. 3.De militair die behoort tot een van de eenheden of tot een van de categorieën vastgesteld door de stafchef van de medische dienst wordt periodiek gevaccineerd tegen de volgende aandoeningen : 1° hepatitis A;2° hepatitis B;3° poliomyelitis;4° buiktyfus;5° gele koorts. Bij het vaststellen van de eenheden of categorieën bedoeld in het eerste lid houdt de stafchef van de medische dienst rekening met de verwachte blootstelling aan een besmetting door een van de aandoeningen bedoeld in het eerste lid ten gevolge van : 1° de aard van de functie die de betrokken militair uitoefent;2° de plaats waar de betrokken militair zijn functie uitoefent of zal uitoefenen.
Art. 4.De stafchef van de medische dienst stelt de periodiciteit bedoeld in artikel 2 en in artikel 3, eerste lid, vast zodanig dat de bescherming tegen de aandoeningen afdoende blijft.
Art. 5.De stafchef van de medische dienst kan vereiste vaccinaties opleggen aan de militair die een verhoogd risico loopt op een infectieziekte teneinde hem en de andere militaire en burgerlijke perosneelsleden afdoende te beschermen.
Art. 6.De militairen bedoeld in de artikelen 2, 3, eerste lid, en 5, worden gevaccineerd volgens een programma opgesteld door de stafchef van de medische dienst, tenzij de operationele behoeften van de krijgsmacht het volgen van dit programma onmogelijk maken.
Art. 7.Mits een gunstig medisch advies van zijn eenheidsgeneesheer of zijn arbeidsgeneesheer kan de militair op eigen aanvraag gevaccineerd worden tegen de volgende aandoeningen : 1° bof;2° mazelen;3° rubella;4° influenza en pneumococcie op voorwaarde dat hij lijdt aan een van volgende aandoeningen : a) diabetes;b) een chronische longaandoening;c) een hartaandoening.
Art. 8.De farmacologische profylaxe gebeurt uitsluitend op voorschrift door een geneesheer.
Art. 9.De vaccinaties en de farmacologische profylaxes worden niet toegediend indien de geneesheer die de vaccinatie of farmacologische profylaxe voorschrijft kennis heeft van : 1° enige allergie van de betrokken militair voor de toe te dienen producten;2° enige medische contra-indicatie waardoor de toediening van deze producten schade aan de gezondheid van de betrokken militair zou kunnen berokkenen.
Art. 10.De stafchef van de medische dienst stelt de nadere regels vast betreffende de medische profylaxemaatregelen toepasselijk op de militairen.
Art. 11.Het koninklijk besluit van 9 november 1978 tot bepaling van de preventieve vaccinaties en inentingen bij de krijgsmacht, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 1983, houdt op van toepassing te zijn op de militairen.
Art. 12.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 november 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT