Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juni 2014
gepubliceerd op 19 augustus 2014

Koninklijk besluit betreffende het welzijn van konijnen in fokkerijen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2014024303
pub.
19/08/2014
prom.
29/06/2014
ELI
eli/besluit/2014/06/29/2014024303/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2014. - Koninklijk besluit betreffende het welzijn van konijnen in fokkerijen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 4, § 4;

Gelet op het akkoord van de Gewestregeringen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2013;

Gelet op advies 56.103/3 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat maatregelen moeten worden genomen om het welzijn te waarborgen van konijnen die in traditionele kooien gehouden worden;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de dierenbescherming behoort;2° Konijn : een dier behorende tot de soort Oryctolagus cuniculus, gehouden voor de productie van vlees;3° Fokker : elke natuurlijke persoon (of rechtspersoon) die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor of belast is met de zorg voor de dieren;4° Bedrijf : plaats waar konijnen gefokt worden;5° Fokkonijnen : mannelijke volwassen konijnen vanaf de eerste dekking en vrouwelijke volwassen konijnen vanaf de eerste worp;6° Vleeskonijnen : gespeende konijnen tijdens de groeiperiode, met inbegrip van vrouwelijke dieren bestemd voor de fok;7° Inseminatie : natuurlijke inseminatie (dekking) of kunstmatige inseminatie;8° Verrijkte kooi : kooi die is uitgerust met verrijkingsmaterialen waarbij elk fokkonijn over een minimale oppervlakte van 3 000 cm2 beschikt en een maximale bezetting van 16 vleeskonijnen per m2 wordt gewaarborgd;9° Verrijkt park : huisvesting voor konijnen in groep met het oog op gedragsverrijking van de dieren.Het dak van een park is open en het park is uitgerust met plateaus, knaagmateriaal en tunnels. Indien het park is uitgerust met een draadgaasbodem is minimaal 80 % van de oppervlakte bedekt met voetmatjes of comfortzones of -matten. In het geval van vleeskonijnen zijn de groepen samengesteld uit minstens 20 dieren, met een maximale bezetting van 12,5 konijnen per m2 (800 cm2 per konijn). Eén van de zijden is minstens 1,80 m lang. De oppervlakte van het platform wordt in de berekening van de beschikbare oppervlakte opgenomen, voor zover ze maximum 40 % van het grondoppervlak bedraagt en de hoogte onder het platform minstens 25 cm is; 10° Verrijkingsmateriaal : houtblok, stro, hooi, wortels en andere adequate substraten.

Art. 2.Geen enkel konijn gevangen in de natuur mag voor landbouwdoeleinden gehouden worden. HOOFDSTUK II. - Verzorging van de dieren

Art. 3.De konijnen worden minstens twee keer per dag gecontroleerd.

Art. 4.Konijnen die gewond zijn of duidelijk blijk geven van een gezondheidsstoornis en vermoedelijk lijden, worden onverwijld behandeld en zo nodig gescheiden van de rest van de groep of worden onmiddellijk gedood. Telkens als het nodig is, moet een dierenarts worden geconsulteerd.

Art. 5.§ 1. Bij de omgang met de konijnen wordt onnodig lijden of stress vermeden. Ze worden nooit opgetild aan de oren of de ledematen. § 2. Als een identificatieteken wordt aangebracht, moet dat gebeuren met een minimum aan pijn of stress. HOOFDSTUK III. - Uitrusting, hokken en beheer van de fokkerij Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 6.De lokalen waarin de konijnen gehuisvest worden, bieden hen bescherming tegen slechte weersomstandigheden.

Art. 7.Het verlichtingssysteem moet een 24-uurscyclus volgen met een ononderbroken lichtperiode van minstens acht uren waarbij de minimale verlichtingssterkte minstens twintig lux bedraagt, een ononderbroken donkerperiode van minstens acht uren en tussen beide een schemerperiode van minstens dertig minuten.

Art. 8.De konijnen worden ondergebracht in installaties waarbij oog- en geurcontact tussen soortgenoten mogelijk is.

Art. 9.Het geluidsniveau dient zo laag mogelijk te worden gehouden.

Ultrasone trillingen en plotse geluiden moeten worden vermeden.

Art. 10.Het ontwerp van het voedersysteem en de drinkwatervoorziening moeten waarborgen dat ieder dier voldoende voedsel en drinkbaar water tot zich kan nemen, zelfs in aanwezigheid van concurrenten. Per 20 dieren moet er minstens één drinknippel aanwezig zijn.

Art. 11.Vanaf de speenleeftijd beschikken de konijnen in alle kooien over verrijkingsmateriaal.

Art. 12.De gebouwen zijn ontworpen om aanvallen door predators te voorkomen en het binnendringen van ongewenste dieren tot een minimum te beperken.

Art. 13.In elk bedrijf zijn aangepaste maatregelen en materiaal zoals voldoende brandblusapparatuur, een alarmsysteem en een evacuatieplan voorzien voor noodgevallen.

Art. 14.Het is verboden te roken in de lokalen waar konijnen zijn ondergebracht. Afdeling 2. - Beschrijving van de hokken

Art. 15.§ 1. De vloeren van de hokken en de plateaus vormen een vlak, stevig, stabiel en niet glijdend oppervlak. Urine, uitwerpselen en water moeten goed afgevoerd kunnen worden zonder hygiënerisico voor de andere dieren. § 2. Wanneer fok-of vleeskonijnen gehuisvest worden op een gaasbodem, moet een comfortzone voorzien worden (voetmatje, stro of ander geschikt materiaal).

Art. 16.§ 1. Vleeskonijnen worden gehuisvest in groepen van minimum 4 dieren. § 2. De groepen van geschikte grootte worden gevormd met konijnen van dezelfde leeftijd die vanaf het spenen zoveel mogelijk samen in hetzelfde hok blijven.

Art. 17.De maximale bezetting van de groep bedraagt 16 konijnen per m2 zodat elk konijn over een minimaal bruikbare oppervlakte van 625 cm2 beschikt.

Art. 18.De hokken voor konijnen worden aangepast overeenkomstig de volgende tijdstippen : 1° Vanaf de inwerkingtreding van dit besluit moet elk bedrijf dat voor het eerst in gebruik wordt genomen, verrijkte parken voorzien voor de huisvesting van vleeskonijnen, en verrijkte parken of verrijkte kooien voorzien voor de huisvesting van fokkonijnen.2° Vanaf 1 januari 2016, voldoet de huisvesting van vleeskonijnen in alle bedrijven aan de voorwaarden van verrijkte parken vastgesteld door de Minister behalve : - De bedrijven die een individueel dossier hebben ingediend waarin de stopzetting van de activiteit voorzien is vóór 1 januari 2020; - De bedrijven die vóór 1 januari 2016 verrijkte kooien geïnstalleerd hebben. Deze mogen deze kooien gebruiken tot 31 december 2024; - De bedrijven die reeds verrijkte parken geïnstalleerd hebben voordat de Minister de normen voor deze parken heeft bepaald, mogen deze parken onveranderd gebruiken tot 31 december 2024. 3° Vanaf 1 januari 2021 : - Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister, behalve op die bedrijven die vóór 1 januari 2016, verrijkte kooien hebben geïnstalleerd.Deze kooien mogen worden gebruikt tot 31 december 2024. - Alle mannelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte kooien of verrijkte parken. 4° Vanaf 1 januari 2025 : - Alle vleeskonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister. - Alle vrouwelijke fokkonijnen worden gehuisvest in verrijkte parken die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de Minister. Afdeling 3. - Uitbating van de fokkerij

Art. 19.De inseminatie van de vrouwelijke konijnen mag slechts gebeuren vanaf de leeftijd van 15 weken.

Art. 20.§ 1. Enkel voedsters die de dracht aankunnen en het nest kunnen grootbrengen zonder hun gezondheid in gevaar te brengen, worden geïnsemineerd. § 2. Toekomstige fokkonijnen kunnen pas afgezonderd worden vanaf de leeftijd van 12 weken.

Art. 21.§ 1. Minstens drie dagen voor het werpen beschikt elk drachtig konijn over een nestkast en nestmateriaal (stro, houtschaafsel of ander natuurlijk materiaal). § 2. Alle voedsters die zogen, hebben de mogelijkheid om zich af te zonderen van hun jongen. § 3. De nestkast moet zo ontworpen en geplaatst zijn dat de voedster niet op het dak kan springen en dat ze gemakkelijk binnen en buiten kan en haar jongen kan zogen zonder risico op verwondingen. § 4. De fokker heeft vlot toegang tot de jongen en kan ze gemakkelijk in het oog houden. § 5. De bodem van de nestkast bevindt zich op hetzelfde niveau of lager dan de bodem van de kooi.

Art. 22.Jongen worden niet gespeend voor de leeftijd van achtentwintig dagen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 23.De bepalingen van artikel 7, artikel 13 en artikel 18 van dit besluit zijn niet van toepassing voor fokkerijen met minder dan 5 fokkonijnen.

Art. 24.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.

Art. 25.De Minister bepaalt de precieze normen voor de huisvesting van konijnen in verrijkte parken en kan de definities van verrijkt park en verrijkte kooi in artikel 1, punten 8°, 9° en 10° wijzigen, rekening houdend met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de punten 2°, 3° en 4° van artikel 18. Deze punten treden in werking van zodra de Minister de normen heeft vastgesteld zoals bepaald in artikel 25, maar niet vroeger dan 1 januari 2016.

Art. 27.De minister bevoegd voor dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^