gepubliceerd op 09 september 2003
Koninklijk besluit tot het verlenen van de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot het verlenen van de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister te verlenen aan de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De rechtsgrond van het koninklijk besluit wordt gevormd door artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
De afdeling Land behoort tot de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
De afdeling Land verzorgt voornamelijk de voorbereiding en evaluatie van het bodembeleid en volgt de kwaliteit van de bodem op. Daartoe verstrekt de afdeling adviezen inzake het beheer van land en bodem.
Daarnaast volgt deze afdeling landinrichtingsplannen en ruilverkavelingen op in functie van de herinrichting van plattelandsgebieden en ze volgt in agrarisch gebied de beheersovereenkomsten op die deel uitmaken van de zogenaamde milieumaatregelen in de landbouw.
De afdeling verstrekt eveneens andere verplichte adviezen inzake land en bodem (t.o.v. de administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, provinciebesturen, gemeentebesturen, maatschappijen voor waterwinning, ...).
De afdeling vraagt de machtiging voor het gebruik van het identificatienummer omwille van de unieke identificatie van de begunstigden van de milieumaatregelen in de landbouw.
Sinds januari 2000 kunnen landbouwers immers op vrijwillige basis beheersovereenkomsten afsluiten met het Vlaams Gewest, waarbij zij vergoedingen ontvangen voor weidevogelbeheer (3 mogelijke pakketten), perceelsrandenbeheer (6 pakketten) en zorg voor kleine landschapselementen (6 pakketten).
De beheerspakketten voor weidevogelbeheer zijn ontwikkeld voor landbouwers die broedende weidevogels op hun grond willen beschermen.
De beheerspakketten perceelsrandenbeheer zijn erop gericht de natuur in de randen van akkers en graslanden te herstellen. De stroken die zo ontstaan zijn corridors in het landschap waarlangs planten en dieren zich kunnen verplaatsen. Onder kleine landschapselementen tenslotte verstaat men heggen, houtkanten, houtwallen en poelen. De betreffende beheerspakketten hebben tot doel deze elementen in stand te houden, nieuwe bomen en struiken aan te planten en nieuwe poelen te graven. De kleine landschapselementen verfraaien niet alleen de werkomgeving van de boer, ze zijn bovendien nuttig voor het vee en ook wilde planten en dieren zijn gebaat met hun aanwezigheid.
Vanaf 2002 zullen deze pakketten uitgebreid worden met pakketten botanisch beheer (7 pakketten). Deze pakketten hebben tot doel de botanische waarde van graslanden en graanakkers te vermeerderen.
Enkel landbouwers die aangifteplichtig zijn bij de mestbank, komen in aanmerking voor deze beheersovereenkomsten. Een landbouwbedrijf is aangifteplichtig bij de mestbank als het jaarlijks tenminste 300 kg difosforpentoxide (P2O5) uit dierlijke mest voortbrengt of wanneer men tenminste 2 hectare grond in cultuur heeft. De aanvragen worden ingediend bij de Vlaamse Landmaatschappij (VLM). De VLM bezorgt deze aanvragen voor advies aan de afdeling Land of aan de afdeling Natuur (al naargelang de gewestplanbestemming van het betreffende perceel).
In geval er een gunstig advies wordt verleend, stelt de VLM een contract op en leggen de afdelingen Land en Natuur de nodige kredieten vast. Het is mogelijk dat eenzelfde contract gedeeltelijk door de afdeling Land en gedeeltelijk door de afdeling Natuur geadviseerd wordt. De kredieten worden dan eveneens opgesplitst en afzonderlijk door beide afdelingen vastgelegd en uitbetaald. De contracten hebben een duur van vijf jaar met vier mogelijke startdata (1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober). De vergoedingen worden jaarlijks uitbetaald door het Vlaams betaalorgaan van de ALT (Administratie Land- en Tuinbouw van het departement EWBL van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap). Er is een cofinanciering van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) van 50 %. De wettelijke basis voor deze taak van de afdeling Land is het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer'.
Dit maakt dus dat de afdeling Land vier maal per jaar een reeks betalingen uitvoert ten gunste van het Vlaams betaalorgaan van de ALT. Zo worden bijvoorbeeld in april 2003 vergoedingen uitbetaald voor overeenkomsten met aanvang 1 april 2000, 1 april 2001 en 1 april 2002.
Het is evident dat hierbij ook identificatiegegevens betreffende de begunstigde dienen uitgewisseld te worden.
In 2000 werden er 91 overeenkomsten afgesloten voor een totaal jaarlijks uit te betalen vergoeding van 53.459,20 euro. In 2001 startten er 153 overeenkomsten voor een bedrag van 82.906,40 euro. Op dit moment zijn er reeds 58 overeenkomsten voor een bedrag van 55.717,44 euro afgesloten die starten in 2002. Deze cijfers tonen een jaarlijkse stijging van zowel het aantal overeenkomsten als de uit te betalen bedragen.
Het Vlaams betaalorgaan van de ALT staat in voor de betalingen van alle POP-maatregelen die door EOGFL gecofinancierd worden. Bovendien dienen kruiscontroles uitgevoerd te worden tussen deze en andere maatregelen in het kader van Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling en de oppervlaktesteun van het ministerie van Landbouw. Hiervoor werd een geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS zoals gedefinieerd in art. 46-48 van verordening (EG) nr. 1750/1999) opgericht.
Een uniek identificatienummer per begunstigde is daarbij noodzakelijk voor de elektronische gegevensuitwisseling met het Vlaams betaalorgaan van de ALT. De afspraken die hierover gemaakt werden, staan beschreven in het Protocol van 6 september 2001 tussen de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL), de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en de Administratie Land- en Tuinbouw, in het kader van de uitvoering van Verordening 2078/92 en 1257/99 voor die acties die onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest vallen'.
Momenteel gebeurt de identificatie als volgt : de meeste landbouwers (landbouwers in hoofdberoep) beschikken over een BTW-nummer dat eveneens dienst kan doen als uniek identificatienummer. Er zijn echter ook personen die geen landbouwer in hoofdberoep zijn en dus geen BTW-nummer bezitten doch die wel aangifteplichtig zijn in het kader van de mestwetgeving en dus in aanmerking komen voor beheersovereenkomsten. Bovendien gelden niet voor alle maatregelen in het kader van het Programma voor Plattelandsontwikkeling dezelfde voorwaarden (aangifteplicht bij de mestbank) om in aanmerking te komen voor subsidies. Momenteel wordt voor de beheerders zonder BTW-nummer een code samengesteld die bestaat uit de laatste twee cijfers van het geboortejaar, gevolgd door twee cijfers van de geboortemaand en twee cijfers van de dag van de geboortedatum. De code wordt vervolledigd met de eerste vijf letters van de familienaam. Deze code is echter niet uniek. Om deze categorie begunstigden eveneens op een unieke manier te kunnen identificeren is het Rijksregisternummer de enige waterdichte oplossing. Omwille van deze gegevensuitwisseling wordt de machtiging gevraagd het rijksregisternummer van de natuurlijke personen te gebruiken. Dit nummer zal eveneens dienst doen als uniek identificatienummer bij de gegevensuitwisseling met het EOGFL. Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven, worden in het koninklijk besluit onder meer de volgende maatregelen voorzien : - de personeelsleden die worden gemachtigd tot gebruik van het identificatienummer dienen een verklaring te ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen; - de lijst van deze personeelsleden dient, met vermelding van hun graad en van hun ambt, te worden opgesteld en ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te worden gehouden.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verleende advies op 12 augustus 2002 en de Raad van State op 15 mei 2003.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.
De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
ADVIES Nr. 27/2002 VAN 12 AUGUSTUS 2002 COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot het verlenen van de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 8, eerste lid;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken van 4 juli 2002;
Gelet op het verslag van dhr. Frank Robben;
Brengt op 12 augustus 2002 volgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag : Het ontwerp van koninklijk besluit dat door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Commissie voor advies wordt voorgelegd, heeft tot doel de Afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap te machtigen om het rijksregisternummer te gebruiken voor het vervullen van haar taken in verband met, enerzijds, de unieke identificatie van de begunstigden van de milieumaatregelen in de landbouw en, anderzijds, de subsidiëring ter verbetering van de externe landbouwstructuren.
Het gebruik wordt met name toegestaan aan de directeur-generaal van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, aan het afdelingshoofd van de Afdeling Land en aan de personeelsleden die de genoemde directeur-generaal en het genoemde afdelingshoofd daartoe binnen hun dienst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, bij name en schriftelijk aanwijzen.
II. Toepasselijke wetgeving : Krachtens artikel 8, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen kan de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij in Ministerraad overlegd besluit, de openbare overheden machtigen om het rijksregisternummer te gebruiken, binnen de grenzen en voor de doeleinden door hem bepaald.
III. Onderzoek van de adviesaanvraag : De afdeling Land van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap staat in voor de voorbereiding en de evaluatie van het bodembeleid van het Vlaamse Gewest. Ze zorgt daarenboven voor de opvolging van, onder meer, de bodemkwaliteit, de plannen tot herinrichting van plattelandsgebieden en de milieumaatregelen in de landbouw. Krachtens de artikelen 27 en 28 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 april 1999 betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer wordt de Afdeling Land belast met, enerzijds, de voorbereiding, de uitvoering, de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake de beheersovereenkomsten binnen de agrarische gebieden van de gewestplannen en, anderzijds, het toezicht op en de evaluatie van de in het kader van het besluit genomen maatregelen.
Ingevolge de hogervermelde milieumaatregelen kunnen bepaalde categorieën exploitanten van landbouwbedrijven - met name deze die aangifteplichtig zijn bij de mestbank - met de Vlaamse Landmaatschappij op vrijwillige basis een beheersovereenkomst afsluiten, waarbij zij vergoedingen ontvangen voor weidevogelbeheer, perceelsrandenbeheer, zorg voor kleine landschapselementen en/of botanisch beheer. Deze vergoedingen zijn verschuldigd door de Afdeling Land maar worden uitbetaald door het Vlaams betaalorgaan van de Administratie Land- en Tuinbouw van het Departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Landbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Een uniek identificatienummer per begunstigde blijkt noodzakelijk voor de elektronische gegevensuitwisselingen tussen de Afdeling Land en het Vlaams betaalorgaan. Dit uniek identificatienummer zou eveneens worden aangewend bij de gegevensuitwisselingen met het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, dat voorziet in een cofinanciering van de vergoedingen.
De Commissie meent dat de doeleinden waarvoor het gebruik van het rijksregisternummer worden gevraagd - te weten het vervullen door de Afdeling Land van haar taken in verband met de milieumaatregelen in de
landbouw en de subsidiëring ter verbetering van de externe landbouwstructuren - gerechtvaardigd zijn.
Ingevolge artikel 2 van het aan de Commissie ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit mag het rijksregisternummer, voor interne doeleinden, uitsluitend worden gebruikt als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken diensten worden bijgehouden voor het vervullen van hogervermelde taken. Bij extern gebruik mag het rijksregisternummer uitsluitend worden gebruikt in de voor het vervullen van deze taken noodzakelijke betrekkingen met, enerzijds, de houder van het rijksregisternummer (of zijn wettelijke vertegenwoordiger) en,-anderzijds, de openbare overheden en instellingen die zelf reeds werden gemachtigd om het rijksregisternummer te gebruiken en handelen binnen de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Het gebruik van het rijksregisternummer wordt toegestaan aan de directeur-generaal van de Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, aan het afdelingshoofd van de Afdeling Land en aan de personeelsleden die eerstgenoemden daartoe binnen hun dienst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, bij name en schriftelijk aanwijzen. Deze personeelsleden dienen krachtens artikel 3 een verklaring te ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de verkregen informatiegegevens te eerbiedigen. De huidige tekst van artikel 4 voorziet daarenboven dat jaarlijks een lijst van deze personeelsleden - met vermelding van hun graad en hun ambt - aan de Commissie wordt toegezonden. De Commissie verkiest evenwel dat deze lijst van gemachtigden ter beschikking wordt gehouden, wat toelaat dat zij permanent geactualiseerd blijft.
De Commissie heeft geen verdere opmerkingen bij dit ontwerp.
Om deze redenen, brengt de Commissie, onder voorbehoud van de hogervermelde opmerkingen, een gunstig advies uit.
Voor de Secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude adviseur De voorzitter, (get.) P. Thomas Voor eensluidend verklaard afschrift : Voor de Secretaris van de Commissie, wettig verhinderd : D. Gheude, Adviseur.
ADVIES 34.846/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 6 februari 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot het verlenen van de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap", heeft op 15 mei 2003 het volgende advies gegeven Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Wil het ontworpen koninklijk besluit in rechte aanvaardbaar blijven, dan moet het overeenkomstig artikel 19, § 3, eerste lid, van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ter ondertekening worden voorgelegd aan de Koning vóór de aanwijzing van de leden van het sectoraal comité van het Rijksregister, opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarna komt het de Koning immers niet meer toe zo een besluit goed te keuren.
Artikel 4, van het ontwerp behoort vooraf te worden aangepast, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en artikel 12, § 2, 1 °, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003.
Aangezien de verplichting om een consulent inzake informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te stellen rechtstreeks voortvloeit uit artikel 10 van de wet, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003, is het daarentegen niet nodig het koninklijk besluit op dat punt aan te vullen.
De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coordinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit tot het verlenen van de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Overwegende de Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproduktiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer;
Overwegende de Verordening (EG) Nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;
Gelet op het advies nr. 27/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 12 augustus 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 november 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op advies 34.846/2 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De afdeling Land van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap wordt gemachtigd om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.
De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer geldt uitsluitend voor het vervullen van taken in verband met de unieke identificatie van de begunstigden van de milieumaatregelen in de landbouw en voor het vervullen van taken in het kader van de subsidiëring ter verbetering van de externe landbouwstructuren.
Het gebruik van het identificatienummer is toegestaan : 1° aan de directeur-generaal van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;2° aan het afdelingshoofd van de afdeling Land van de vermelde administratie;3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde personen daartoe binnen hun dienst wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden bij name en schriftelijk aanwijzen.
Art. 2.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de betrokken diensten worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken.
Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, tweede lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met : - de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordigers; - de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het nummer te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Art. 3.De personeelsleden bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.
Art. 4.De lijst van de overeenkomstig de artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden wordt, met vermelding van hun graad en van hun ambt, opgesteld en ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 5.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN