gepubliceerd op 23 juli 1999
Koninklijk besluit houdende oprichting van de interuniversitaire waakcommissie voor het militair hospitaal
29 JUNI 1999. - Koninklijk besluit houdende oprichting van de interuniversitaire waakcommissie voor het militair hospitaal
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 167, § 1 van de Grondwet;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 juni 1999;
Gelet op de beraadslaging van Onze in Raad vergaderde Ministers van 30 april 1999, Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij de minister van Landsverdediging wordt een commissie opgericht, genoemd « Interuniversitaire waakcommissie voor het militair hospitaal », hierna genoemd « de commissie ».
Art. 2.De commissie heeft als opdracht te waken over de eerbiediging van de neutraliteit en van de autonomie van het militair hospitaal in het kader van zijn herstructurering en van de relaties dat het met andere hospitalen onderhoudt.
De commissie zal aan de minister van Landsverdediging, op eigen initiatief of op aanvraag van deze laatste, gemotiveerde adviezen uitbrengen over de personeelsaanwervingen, de investeringen, de eerbiediging van de overeenkomsten aangegaan omtrent het militair hospitaalcomplex, alsook over de inhoud van de daaromtrent te sluiten overeenkomsten.
Art. 3.De commissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter, die de inspecteur-generaal is van de medische dienst, en een plaatsvervangend voorzitter, die de directeur is van het militair hospitaal;2° effectieve leden, namelijk de decaan van de medische faculteit van elke Belgische universiteit die beschikt over een volledige medische faculteit, of zijn vertegenwoordiger, alsmede een plaatsvervangend lid voor elk van de effectieve leden. Wanneer de taalpariteit niet bereikt wordt onder de effectieve leden bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt deze herseld doordat één of meerdere plaatsvervangende leden van de taalgroep die in de minderheid is, uitgenodigd wordt om te zetelen in de hoedanigheid van effectief lid en dit volgend een jaarlijkse beurtrol die wordt bijgehouden door de voorzitter.
De vertegenwoordigers van de decanen van de faculteiten geneeskunde die aangewezen werden als effectieve leden alsmede de plaatsvervangende commissieleden bedoeld in het eerste lid, 2° worden benoemd door de minister van Landsverdediging op voordracht van de decaan van de faculteit geneeskunde die zij vertegenwoordigen. Hun mandaat geldt voor vijf jaar en is hernieuwbaar.
Art. 4.De werkzaamheden van de commissie worden geleid door de voorzitter die de agenda van de vergaderingen vastlegt. Zij komt bijeen op initiatief van de voorzitter of op vraag van minstens twee effectieve leden.
In geval van afwezigheid of verhindering van de voorzitter of van één der effectieve leden, wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger.
Enkel de effectief zetelende leden uit de leden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 2° zijn stemgerechtigd.
Bij staking van stemmen, maakt het advies melding van de verschillende meningen. De minderheidsnota's, die ter zitting werden uiteengezet, worden aan het advies van de commissie toegevoegd.
De commissie kan alleen dan geldig beraadslagen en beslissen als ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn.
Elk commissielid kan alle inlichtingen inwinnen die nodig zijn voor het uitvoeren van zijn opdracht en zal derhalve toegang hebben tot alle documenten, onder meer de documenten met betrekking tot de rekeningen, tot de overeenkomsten en de ontwerpen van overeenkomsten die het militair hospitaal binden met andere hospitalen, alsmede deze die betrekking hebben tot de aanwerving van het burgerlijk personeel van het militair hospitaal.
Art. 5.Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een officier van de medische dienst aangewezen door de inspecteur-generaal van de medische dienst.
Art. 6.De deelname aan de werkzaamheden van de commissie opent geen recht op een geldelijke tussenkomst.
Art. 7.De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de minister van Landsverdediging.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET