gepubliceerd op 27 februari 2007
Koninklijk besluit betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming
29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap, inzonderheid de artikelen 3 en 5, gewijzigd bij de wetten van 16 januari 2003, 11 mei 2003 en 22 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1960 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-schrijnwerker-timmerman in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van installateur in centrale verwarming in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1961, 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 8 juni 1979;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-plafonneerder-cementwerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1963 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van schilderwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van metsel- en betonwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 mei 1966, 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-steenhouwer in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 mei 1966 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-marmerbewerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-tegelzetter in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van electrotechnisch installateur in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 mei 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 augustus 1969 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 januari 1974 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van glaswerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 1 juli 1981;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheden van sanitair installateur-loodgieter, van installateur van verwarming met gas met individuele toestellen en van aannemer van zinkwerken en metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van niet-metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 1983 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van fabrikant-installateur van lichtreclames in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 augustus 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer voor het waterdichtmaken van bouwwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van sloopwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, gegeven op 1 juni 2006;
Gelet op het advies 41.567/1, 41.568/1, 41.569/1 van de Raad van State, gegeven op 16 november 2006;
Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de hierna genoemde beroepsactiviteiten die als zelfstandig hoofd- of nevenberoep voor rekening van derden worden uitgeoefend : 1° de volgende activiteiten die rechtstreeks betrekking hebben op het optrekken, herstellen of slopen van een gebouw of op het aanbrengen van een roerend goed in een gebouw zodat het onroerend wordt door incorporatie : a) de ruwbouwactiviteiten, met name metsel-, beton- of sloopwerken;b) de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten;c) de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten;d) de dakdekkers- en de waterdichtingsactiviteiten;e) de schrijnwerkers- en de glazenmakersactiviteiten;f) de eindafwerkingsactiviteiten, met name schilder- en behangwerken en het plaatsen van soepele vloerbekleding;g) de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair;2° de elektrotechnische activiteiten;3° de algemene aannemingsactiviteiten.
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : - gebouw : onroerend goed van duurzaam materiaal bestemd voor bewoning door de mens, voor administratieve, industriële, commerciële, medische, culturele, sportieve of religieuze doeleinden, of voor land- en tuinbouwdoeleinden; - akte : ieder document dat wordt gebruikt om het slagen in een proef of het beëindigen met vrucht van gedurende een door de akte vermelde periode gevolgde studies of een opleiding te bevestigen. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden niet als akten beschouwd, de documenten met betrekking tot : 1° het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvormen 1 en 2 in de Vlaamse Gemeenschap;2° « l'enseignement spécialisé » van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Franse Gemeenschap;3° « die Sonderbildung » van de opleidingsvormen 1 en 2, in de Duitstalige Gemeenschap.
Art. 3.Eenieder die een in artikel 1 vermelde beroepsactiviteit wil uitoefenen, moet bewijzen over de in dit besluit vastgestelde beroepsbekwaamheid te beschikken.
Art. 4.De bepalingen van dit besluit zijn niet toepasselijk op de beroepsactiviteiten die nodig zijn in het kader van andere beroepsactiviteiten, waarvoor het gebruikelijk en redelijk is dat hiervoor geen beroep wordt gedaan op een vakman die voldaan heeft aan de ervoor bepaalde bekwaamheidseisen, omdat die activiteiten bijkomstig en van kleine omvang zijn.
Art. 5.De beroepsbekwaamheid omvat : 1° de bekwaamheden vermeld in de artikelen 8, 11, 14, 17, 20, § 1, 20, § 2, 23, 26, 29 en 32, naargelang de beoogde activiteit;2° voor iedere activiteit, de volgende administratieve kennis : a) de registratie en de erkenning als aannemer;b) de rechten en plichten van de onderaannemer;c) de voornaamste bepalingen inzake gunning en uitvoering van overheidsopdrachten;d) de tienjarige aansprakelijkheid;e) de noodzakelijke verzekeringen;f) het aannemingscontract en de rechten en plichten van de aannemer en de bouwheer;g) de wijze waarop een bouwaanvraag wordt ingediend, de samenstelling van het dossier en de te volgen procedures;h) de uitvoeringsplannen en bestekken;i) de procedure van opvolging en controle van de werken en de oplevering;j) de veiligheidsreglementeringen, met inbegrip van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, de Codex Welzijn, de veiligheidscoördinatie en werken op grote hoogte;k) de principes van kwaliteitsbeleid en certificatie;l) het incalculeren van de algemene bouwonkosten en het werfrisico;m) de nacalculatie;n) de planningstechnieken;o) de algemene theorie van het lezen van plannen;p) de milieureglementering in verband met bodem en afval;q) de basiskennis van de reglementering van de milieuvergunningen;r) de werfmelding.
Art. 6.§ 1. De beroepsbekwaamheid voor de activiteiten vermeld in artikel 1, 1° en 2°, wordt bewezen met : 1° de akten vermeld in dit besluit;2° of met een niet in dit besluit vermelde akte wanneer de Minister bevoegd voor de Middenstand, na onderzoek van de leerinhoud, vaststelt dat de bevestigde opleiding overeenstemt met de eisen van dit besluit;3° of met een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie;4° of met een praktijkervaring in de betrokken activiteit in volgende hoedanigheden of combinaties : a) geschoolde arbeider in de zin van de van de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst, bediende in een leidende of technische functie, of zelfstandige helper in de zin van de regelingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandige;b) arbeider met een leidinggevende functie in een openbare dienst of handelsonderneming die de activiteit voor eigen rekening heeft uitgeoefend, uitgezonderd de herstellingen;c) zelfstandig ondernemer;d) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst. § 2. De praktijkervaring duurt drie jaar, indien ze als hoofdberoep werd verworven of voltijds en effectief gepresteerd. Ze duurt vijf jaar indien ze in nevenberoep of deeltijds werd verworven. § 3. Een praktijkervaring kan in de volgende gevallen niet in aanmerking worden genomen : 1° wanneer ze in strijd met de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap werd uitgeoefend;2° wanneer ze werd verkregen vóór de achttiende verjaardag;3° wanneer ze buiten de periode van 15 jaar valt, die de aanvraag om inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen, voorafgaat. § 4. Een loontrekkende praktijkervaring wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° ieder document of registratie, gedaan in het kader van de regelingen inzake de sociale zekerheid, en uitgereikt of meegedeeld door een openbare dienst, of een instelling die werd belast met een openbare dienst, waarmee worden bevestigd : a) de identiteit van de werkgever en van de werknemer;b) de begin- en de einddatum van de praktijkervaring;c) eventueel de aard van de praktijkervaring;d) het werkregime.2° daarbij, wanneer het in 1° bedoelde document of de registratie onvoldoende gegevens bevat over de aard van de activiteit : een getuigschrift van de werkgever dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, uitgevoerd in de in 1°, b) bedoelde periode, en de bevoegdheden, vermeldt. § 5. Een praktijkervaring van zelfstandig ondernemingshoofd wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de inschrijving als handelaar of ambachtsman in de Kruispuntbank van Ondernemingen;2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 6. Een praktijkervaring van bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst, wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° de benoeming, zoals bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad ;2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. § 7. Een praktijkervaring van zelfstandig helper wordt bewezen met volgende documenten of registraties : 1° een getuigschrift van het zelfstandig ondernemingshoofd, dat nauwkeurig de uitgevoerde taken, de bevoegdheden en de begin- en einddatum ervan bevestigt;2° samen met een bewijs van aansluiting bij een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen dat de begin- en de einddatum en de uitoefening als hoofd- of als nevenberoep bevestigt. TITEL II. - BIJZONDERE BEPALINGEN HOOFDSTUK I. - De ruwbouwactiviteiten
Art. 7.Onder ruwbouwactiviteiten moet worden verstaan het optrekken, herstellen of slopen van het skelet van een gebouw, namelijk de werken die betrekking hebben op de stevigheid en de weerstand van het gebouw.
Art. 8.Voor de uitoefening van de ruwbouwactiviteiten, is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° bijzondere administratieve kennis : a) de regels betreffende de ondergrondse leidingen;b) de veiligheidsregels bij het slopen met inbegrip van de asbestverwijdering en de te volgen procedures;c) de reglementering inzake het grondverzet;d) de milieureglementering inzake bouw- en sloopafval;e) de energieprestaties inzake ruwbouwactiviteiten;2° materialenkennis : a) de onderdelen van het metselwerk : verschillende soorten bakstenen, steenblokken, steen en geprefabriceerde elementen;b) de wapeningen voor beton;e) het isolatiemateriaal en de dichtingsproducten voor de ruwbouwactiviteiten;3° technische basiskennis : a) van het terreinmeten en het waterpassen met inbegrip van de kennis van de installatie, de regeling en het gebruik van de daartoe benodigde instrumenten en hulpmiddelen;b) van de grondwerken en funderingen met inbegrip van grondboringen en grondsondering, bronbemaling en het verlagen van de grondwaterstand, graaf- en ophogingswerken met inbegrip van het graven van putten en sleuven, rioleringswerken, het plaatsen van ondergrondse constructies zoals kelders en putten;c) van de baksteenconstructies, de constructies met soortgelijke bouwstoffen en de gewapende betonconstructies;d) van de stabiliteit en het stutwerk;e) van de dakvormen met inbegrip van de meest voorkomende kapspanttypen, dakkapellen en kapplannen;f) van de technische specificaties (STS) in verband met de ruwbouwactiviteiten;4° kennis van de technieken voor de fundering, het metselwerk, het betonwerk, het isolatie- en het dichtingswerk, de bekisting, de afwatering, het ijzervlechtwerk, het afbraakwerk, het stutten en het schoren;5° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de ruwbouwactiviteiten.
Art. 9.De houders van een van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de ruwbouwactiviteiten te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten van artikel 7, bouwkundig tekenen, architectuur of architectuur-assistentie, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° het diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° het getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid voor de ruwbouwactiviteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de ruwbouwactiviteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK II. - De stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten
Art. 10.§ 1. Onder stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten moet worden verstaan : 1° het bepleisteren en het bekleden met gips, gipsplaten, mortel of cement van dragers, muren en plafonds, en de herstelling ervan.2° het bekleden van vloeren met een specie en de herstelling ervan. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende activiteiten niet beschouwd als stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten : 1° het bekleden met gipsplaten van dragers, muren en plafonds en de herstelling ervan, voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk schrijnwerkers- of eindafwerkingsactiviteiten uitoefenen, in de zin van dit besluit;2° het bekleden en het egaliseren van vloeren met een specie, voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk tegel-, marmer en natuursteenactiviteiten uitvoeren, in de zin van dit besluit.
Art. 11.Voor de uitoefening van de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° materialenkennis : de soorten cement, gips en ondergrond, het isolatiemateriaal en de dichtingsproducten voor de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten;2° basiskennis van de technische specificaties (STS) in verband met de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten;3° kennis van de volgende technieken : de controle, de analyse, de reiniging en de voorbereiding van de ondergrond, het verwijderen van bestaande materialen, het bepleisteren, het aanbrengen van een dekvloer en het plaatsen van wanden en valse plafonds in gipsplaten;4° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten.
Art. 12.De houders van een van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten vermeld in artikel 10, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid voor de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK III. - De tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten
Art. 13.§ 1. Onder tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten moet worden verstaan het bekleden en herstellen van vloeren en wanden met keramische, betonnen, natuurstenen of marmeren tegels, mozaïek, of elementen van natuursteen of marmer. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende activiteiten niet beschouwd als tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten : 1° de werken met betrekking tot leisteen voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten uitoefenen, in de zin van dit besluit;2° kunstwerken.
Art. 14.Voor de uitoefening van de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° materialenkennis : de soorten ondergrond, tegels en natuursteen, de soorten zand, cement, mortel en lijm, het isolatiemateriaal en de dichtingsproducten voor de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten;2° technische kennis : het bedekken van trappen, het bekleden van gevels en basiskennis van de technische specificaties (STS) in verband met de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten;3° kennis van de volgende technieken : de controle, de analyse, de reiniging en de voorbereiding van de ondergrond, het verwijderen van bestaande materialen, de bevestigingstechnieken, het uitvoeren van uitspringende hoeken en de verbinding met andere materialen;4° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten.
Art. 15.De houders van een van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten, van artikel 13, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid van de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK IV. - De dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten
Art. 16.§ 1. Onder dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten moet worden verstaan het plaatsen en herstellen van : 1° het dakgebinte;2° de dakbedekking, uitgezonderd de bedekkingen in plantaardig materiaal, glas, doorschijnend of doorzichtig materiaal;3° de dichtingswerken aan gevels, zijgevels, daken, dakterrassen en vloeren;4° de voorzieningen voor het opvangen en het afvoeren van het regenwater. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden niet beschouwd als dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten : 1° het plaatsen en herstellen van voorzieningen voor het opvangen en afvoeren van het regenwater, voor zover deze werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk installaties voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair uitvoeren, in de zin van dit besluit;2° het plaatsen en herstellen van het dakgebinte voor zover deze werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten uitoefenen, in de zin van dit besluit;3° de dichtingswerken aan gevels, zijgevels en vloeren met vloeibare producten, voor zover deze werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk eindafwerkingsactiviteiten uitoefenen, in de zin van dit besluit;4° het plaatsen en herstellen van metalen dakbedekkingen en gebinten, en voorzieningen voor het opvangen en afvoeren van het regenwater, voor zover deze werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk metalen constructies plaatsen en voor zover het werken betreft in het kader van hun eigen en exclusieve activiteit.
Art. 17.Voor de uitoefening van de dakdekkers- en de waterdichtingsactiviteiten, is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° specifieke administratieve kennis : de reglementering van de plaatsing van verankeringspunten en de energieprestaties van gebouwen in verband met de dakdekkers- en de waterdichtingsactiviteiten;2° materialenkennis : materialen voor gebinten, voor dakbedekkingen, voor isolatie en dichting en voor het opvangen en afvoeren van hemelwater;3° technische basiskennis : het concept van dakconstructies en van een dakisolatie, het dimensioneren van gebinten, platte daken, dakgoten en van de voorzieningen voor het opvangen en afvoeren van het regenwater en de technische specificaties (STS) in verband met dakconstructies;4° kennis van de volgende technieken : het bouwen van gebinten en platte daken, het plaatsen van een dakconstructie en van de verbindingselementen, het afdichten van een plat dak, het uitvoeren van de werken voor het opvangen en het afvoeren van het hemelwateren het bouwen van stellingen;5° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum van het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten.
Art. 18.De houders van een van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten van artikel 16, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid voor de dakdekkers- en de waterdichtingsactiviteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK V. - De schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten
Art. 19.§ 1. Onder schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten moet worden verstaan : 1° enerzijds, het plaatsen en herstellen van ramen, deuren, vensterluiken of -blinden, poorten, trappen, veranda's, keuken- en badkamermeubelen en het plaatsen en herstellen van glas en alle duurzaam doorzichtig materiaal;2° anderzijds alle andere niet in 1° bedoelde schrijnwerkersactiviteiten, zoals het plaatsen en herstellen van bedekkingen van wanden en vloeren met harde materialen. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden niet beschouwd als schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten : 1° kunst- en mozaïekwerken;2° het plaatsen en herstellen van dakvensters en -koepels, voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk dak- en dichtingswerken uitvoeren in de zin van dit besluit;3° het bouwen en het herstellen van wanden en verlaagde plafonds in gipsplaten, voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk stukadoor-, cementeer en dekvloeractiviteiten uitoefenen in de zin van dit besluit.
Art. 20.§ 1. Voor de uitoefening van de schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten, bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° specifieke administratieve kennis : de CE-markering van de schrijnwerkersproducten en de energieprestaties van gebouwen in verband met de schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten;2° materialenkennis : de isolatie- en dichtingsmaterialen voor de schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten, de glassoorten, de doorzichtige materialen en de schrijnwerkmaterialen;3° technische basiskennis van : het dimensioneren van de structuren voor het schrijnwerk en voor het glaswerk, de technische specificaties (STS) in verband met de activiteiten bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, en het kiezen van het glas en het materieel;4° kennis van de volgende technieken : het plaatsen van ramen, deuren, poorten, trappen voor binnen of voor buiten, veranda's, vensterluiken en -blinden, keuken- en badkamermeubelen, beglazing in een raam en glazen deuren en beschotten, het behandelen van het glas in de werkplaats en op de bouwplaats en het bewerken van het glas;5° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de schrijnwerkers- en de glazenmakersactiviteiten. § 2. Voor de activiteiten bedoeld in art. 19, § 1, 2°, is behalve de beroepsbekwaamheid van artikel 20, § 1, de volgende beroepsbekwaamheid vereist : alle schrijnwerkerstechnieken, bouwen van wanden en verlaagde plafonds, het plaatsen van parket en lambrisering en de technische specificaties (STS) in verband met de schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten.
Art. 21.§ 1. De houders van één van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de schrijnwerkers- en de glazenmakersactiviteiten, vermeld in artikel 19, § 1, 1°, te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten, van artikel 19, § 1, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, over de beroepsbekwaamheid voor de activiteiten bedoeld in artikel 19, § 1, 1°; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de activiteiten bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest;5° een akte bedoeld in § 2 van dit artikel. § 2. De houders van een van de volgende akten worden beschouwd de beroepsbekwaamheid voor de schrijnwerkers- en de glazenmakersactiviteiten, vermeld in artikel 19, § 1, 1° en 2°, te beschikken : 1° een akte met betrekking tot schrijnwerk, meubelmakerij of houtbewerking, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid voor de activiteiten vermeld in artikel 19, § 1, 1° en 2°; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de activiteiten vermeld in artikel 19, § 1, 1° en 2°, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK VI. - De eindafwerkingsactiviteiten
Art. 22.§ 1. Onder eindafwerkingsactiviteiten moet worden verstaan : 1° het bedekken van oppervlakken met verf, vernis of beits om ze te beschermen en te verfraaien;2° het plaatsen van behang, schildersdoek en over hun gehele oppervlakte gelijmde soepele bekledingen;3° het bedekken van muren en vloeren met soepele bekledingen. § 2. De werken in verband met publiciteit en toneeldecor worden niet als eindafwerkingsactiviteiten beschouwd.
Art. 23.Voor de uitoefening van de eindafwerkingsactiviteiten is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° materialenkennis : a) afwerkingsmaterialen : de verven, de vernissen, de beitsen en transparante houtbeschermingen, de decoratieve coatings, de soorten behang en diverse bekledingen, de soepele vloerbekledingen en de bedekkings- en drenkingsmaterialen;b) hulpproducten met inbegrip van lijm, egalisatie, plamuren en reparatiemiddelen, vloeistoffen en schuurmiddelen;2° technische basiskennis van de technische specificaties (STS) voor de eindafwerkingsactiviteiten en het kiezen van de afwerkingsmaterialen en hulpproducten;3° kennis van de volgende technieken : het reinigen, controleren, analyseren, en voorbereiden van de ondergrond en het verwijderen van bestaande afwerkingsmaterialen, met inbegrip van de kennis van het verwijderen van asbesthoudende vloerbekleding en lijmen;4° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf en van de kwaliteitsstandaarden voor de eindafwerkingsactiviteiten.
Art. 24.De houders van één van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de eindafwerkingsactiviteiten te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten, van artikel 22 of interieurdecoratie, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid voor de eindafwerkingsactiviteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de eindafwerkingsactiviteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK VII. - De installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair
Art. 25.§ 1. Onder installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair moet worden verstaan het plaatsen en het herstellen, met inbegrip van alle leidingen, van : 1° centrale verwarmingsinstallaties, dit wil zeggen installaties die bestaan uit een centrale verwarmingsbron, waarbij de warmte wordt verspreid door leidingen met water, lucht of stoom;2° gastoestellen voor verwarming;3° artikelen en apparaten voor sanitair gebruik;4° klimaatregelinginstallaties waarvoor alleen water of lucht wordt gebruikt als koelmiddel. § 2. De volgende activiteiten worden voor de toepassing van dit besluit niet beschouwd als installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair : 1° het plaatsen en herstellen van zonnecollectoren voor warmwatervoorziening, voor zover deze werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten uitoefenen in de zin van dit besluit;2° het installeren, onderhouden en herstellen van rioleringen;3° de activiteiten die behoren tot de beroepswerkzaamheid van installateur-frigorist.
Art. 26.Voor de uitoefening van de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° materialenkennis : de verschillende soorten buizen, de pompen en de hydroforen, de regelingssystemen, de isolatiematerialen die betrekking hebben op de activiteiten waarvan sprake in artikel 25, § 1 en basiskennis van de systemen en toestellen voor verwarming, voor het produceren van warm water en voor sanitaire doeleinden;2° technische basiskennis van : het dimensioneren van de leidingen, de warmwatertoestellen, de sanitaire installaties, en de verwarmings- en klimaatregelingsinstallaties, en de technische specificaties (STS) voor de activiteiten waarvan sprake in artikel 25, § 1;3° kennis van de technieken : het plaatsen van leidingen, elektrische schakelingen, het afstellen van de toestellen en het vaststellen en herstellen van pannes;4° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's en de kwaliteitsstandaarden van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf, in verband met de activiteiten waarvan sprake in artikel 25, § 1;5° energieprestaties van gebouwen in verband met de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair.
Art. 27.De houders van één van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid voor de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair te beschikken : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten, waarvan sprake in artikel 25, § 1, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid voor de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK VIII. - De elektrotechnische activiteiten
Art. 28.§ 1. Onder elektrotechnische activiteiten moet worden verstaan het herstellen van elektrische toestellen en het plaatsen en herstellen van alle elektrische installaties voor stroomvoorziening, voor verlichting, voor lichtreclame, voor verwarming, voor andere klimaatregeling dan deze voorzien in artikel 25, voor domotica, voor communicatie, voor signalisatie, voor opname en weergave van beelden of geluiden en voor beveiliging tegen overspanning, brand of diefstal. § 2. Voor de toepassing van dit besluit worden de volgende activiteiten niet als elektrotechnische activiteiten beschouwd : 1° het plaatsen en herstellen van buizen en leidingen voor elektriciteitsvoorziening, zonder het bekabelen noch het aansluiten, indien dit gebeurt door ondernemingen die daarvan hun hoofdactiviteit maken;2° het plaatsen en herstellen van fotovoltaïsche panelen, indien dit gebeurt door ondernemingen die dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten uitoefenen, voor zover dit gebeurt zonder ingreep op de elektriciteitsvoorziening;3° het herstellen van elektrische toestellen waarvan het vermogen 2 kilowatt niet overschrijdt, door de ondernemingen waarvan de verkoop van elektrische toestellen de hoofdactiviteit is;4° het aansluiten van toestellen op een sterkstroominstallatie, indien dit een noodzakelijke dienst na de verkoop is van een onderneming waarvan de hoofdactiviteit de verkoop is van dergelijke toestellen, voor zover die aansluiting kan gebeuren op een bestaand aansluitpunt;5° de werken die worden uitgevoerd in het kader van de beroepsactiviteit van installateur-frigorist.
Art. 29.Voor de uitoefening van de elektrotechnische activiteiten is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° specifieke administratieve kennis : het algemeen reglement op de elektrische installaties, het opmaken en lezen van plannen en schema's voor de activiteiten vermeld in artikel 28, § 1, veiligheid in het omgaan met elektriciteit, noties van rationeel energieverbruik en van systemen om de kwaliteit te waarborgen, de regelgeving in verband met de beveiligingsinstallaties;2° materialenkennis, het gebruik en de verwerking van bekabelingsystemen, automaten, spanningsregelaars, bedieningsapparaten, programmeerbare afstandsbedieningen, verlichtingssystemen, elektrische motoren en stroomaggregaten;3° grondige kennis van elektriciteit : gelijkstroom, wisselstroom, wet van ohm, spanningen, stroomsterkte, vermogen, cosinus, éénfase-, tweefase- en driefasestroom met of zonder nulgeleider, magnetisme en elektromagnetisme, motoren met gelijk- en wisselstroom, differentiële bescherming, automaten en schakelaars;4° basiskennis van het dimensioneren van de elektrische installaties, van de elektrische verwarmingsinstallaties, van de conceptie van verlichtingssystemen, van energiebeheer, elektromagnetische compatibiliteit, harmonische fenomenen, inductie, overspanning, van programmering en van componenten, van installaties met hoogspanning en van de technische specificaties (STS) voor de elektrotechnische activiteiten;5° kennis van de volgende technieken : het leggen van elektrische leidingen, het doorboren en het bevestigen, elektrische schakelingen, het afstellen van elektrische toestellen, het uitvoeren van stroommetingen en het interpreteren ervan en het vaststellen en herstellen van pannes;6° algemene kennis van de technische voorlichtingsnota's van Technolec en van de kwaliteitsstandaarden voor de elektrotechnische activiteiten.
Art. 30.De houders van één van de volgende akten worden geacht over de beroepsbekwaamheid te beschikken voor de elektrotechnische activiteiten : 1° een akte met betrekking tot één van de activiteiten van artikel 28, § 1, uitgereikt door : a) het voltijds secundair onderwijs na het beëindigen van het tweede jaar van de derde graad, alsook het buitengewoon onderwijs van de opleidingsvorm 4 dat hiermee gelijkwaardig is;b) het onderwijs voor sociale promotie en het volwassenenonderwijs, waarvan het niveau minstens gelijkwaardig is met de derde graad van het voltijds secundair onderwijs;c) het deeltijds beroepsonderwijs, in het kader van een voltijds engagement en op voorwaarde dat de lessen en de werkervaring met succes werden doorlopen;d) het middenstandsonderwijs, met name de leertijd en de opleiding tot ondernemingshoofd;e) het hoger onderwijs;2° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid voor de elektrotechnische activiteiten; 4° een of meer titels van beroepsbekwaamheid met betrekking op de beroepsbekwaamheid van de elektrotechnische activiteiten, uitgereikt in overeenstemming met de regelingen van een Gemeenschap of een Gewest. HOOFDSTUK IX. - Algemene aannemingsactiviteiten
Art. 31.Oefent algemene aannemingsactiviteiten uit, hij die namens en voor rekening van derden, in uitvoering van een aannemingscontract, een gebouw bouwt, verbouwt, laat bouwen of verbouwen zodat dit afgewerkt wordt, en daarvoor een beroep doet op meerdere onderaannemers.
Art. 32.Voor de uitoefening van de algemene aannemingsactiviteiten is de volgende beroepsbekwaamheid vereist : 1° de volgende specifieke administratieve kennis : de regelgeving van de stedenbouwkundige vergunningen, van de veiligheidscoördinatie, van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale en fiscale schulden, de voornaamste bepalingen van de wet van 9 juli 1971 tot regeling van de woningbouw en de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen, en de energieprestaties van gebouwen in het algemeen;2° de volgende technische kennis : basiskennis van stabiliteit en van de voornaamste constructieonderdelen, en de kwaliteitsstandaarden van de activiteiten vermeld in artikel 1, 1° en 2°;3° kennis van de beheers-, plannings- en coördinatietechnieken van de verschillende bouwberoepen en van het beheer van de veiligheid;4° de beroepsbekwaamheid vereist voor de uitoefening van één van de activiteiten vermeld in artikel 1, 1° en 2°.
Art. 33.De beroepsbekwaamheid, vermeld in artikel 32, 1° tot 3°, wordt bewezen met : 1° een diploma van master in de ingenieurswetenschappen of in de architectuur;2° een diploma van graduaat of bachelor met betrekking tot één van de activiteiten van artikel 1, 1° en 2°; 3° een getuigschrift van de centrale examencommissie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie over de beroepsbekwaamheid vermeld in artikel 32, 1° tot 3°; 4° een akte die niet wordt vermeld in dit besluit nadat de Minister de overeenstemming van het leerplan met de inhoud van de vereiste beroepsbekwaamheid, vermeld in dit besluit, heeft geverifieerd;5° de volgende praktijkervaring volgens de nadere regels van artikel 6 : a) bediende in een leidende functie;b) zelfstandig helper;c) zelfstandig ondernemingshoofd;d) bedrijfsleider zonder arbeidsovereenkomst;6° een verklaring van verrichte werkzaamheden en opleiding, uitgereikt door een andere Lidstaat van de Europese Unie, in overeenstemming met de richtlijnen van de Raad en het Parlement van de Europese Unie. TITEL III. - OPHEFFINGSBEPALINGEN
Art. 34.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 december 1960 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-schrijnwerker-timmerman in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;2° het koninklijk besluit van 22 februari 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van installateur in centrale verwarming in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1961, 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 8 juni 1979;3° het koninklijk besluit van 8 augustus 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-plafonneerder-cementwerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;4° het koninklijk besluit van 21 juni 1963 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van schilderwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982;5° het koninklijk besluit van 21 november 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van metsel- en betonwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 mei 1966, 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;6° het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-steenhouwer in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;7° het koninklijk besluit van 10 mei 1966 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-marmerbewerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980;8° het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-tegelzetter in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;9° het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van electrotechnisch installateur in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 mei 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980;10° het koninklijk besluit van 14 augustus 1969 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982;11° het koninklijk besluit van 24 januari 1974 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van glaswerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 1 juli 1981;12° het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheden van sanitair installateur-loodgieter, van installateur van verwarming met gas met individuele toestellen en van aannemer van zinkwerken en metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980;13° het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van niet-metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980;14° het koninklijk besluit van 11 mei 1983 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van fabrikant-installateur van lichtreclames in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;15° het koninklijk besluit van 14 augustus 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer voor het waterdichtmaken van bouwwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen;16° het koninklijk besluit van 13 november 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van sloopwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. TITEL IV. - OVERGANGSMAATREGELEN
Art. 35.§ 1. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun ruwbouwactiviteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 21 november 1964 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van metsel- en betonwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 mei 1966, 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980, 2° of het koninklijk besluit van 13 november 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van sloopwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. § 2. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit kunnen hun stukadoor-, cementeer- en dekvloeractiviteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, 1° wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 8 augustus 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-plafonneerder-cementwerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980, 2° of wanneer de activiteiten in hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen het plaatsen van tussenwanden in gipsplaten of het aanbrengen van dekvloeren omvat. § 3. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 13 april 1965 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-steenhouwer in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980, 2° of het koninklijk besluit van 10 mei 1966 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-marmerbewerker in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 april 1972, 3 oktober 1978 en 9 april 1980, 3° of het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-tegelzetter in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980. § 4. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheden van sanitair installateur-loodgieter, van installateur van verwarming met gas met individuele toestellen en van aannemer van zinkwerken en metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980, wat betreft de beroepswerkzaamheid van aannemer van zinkwerken en metalen dakbedekkingen van gebouwen, 2° of het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van niet-metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980, 3° of het koninklijk besluit van 14 augustus 1986 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer voor het waterdichtmaken van bouwwerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. § 5. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten bedoeld in artikel 19, § 1, 2° voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, 1° wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door het koninklijk besluit van 2 december 1960 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-schrijnwerker-timmerman in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980, 2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen één of meer van de volgende activiteiten omvat : - schrijnwerk van hout of van kunststof; - montage van buiten- en binnenschrijnwerk van hout of van kunststof : deuren, vensters, trappen, muurkasten, inbouwkeukens, winkelinrichtingen, deur- en vensterkozijnen, enz.; - de installatie van al dan niet verplaatsbare tussenwanden, de bekleding van wanden, plafonds, enz. in hout of kunststof; - de installatie van garagepoorten, luiken, zonneblinden, traliewerk, hekken, enz., in hout of kunststof; - de installatie van geblindeerde deuren en brandwerende deuren in hout of kunststof; - de montage van serres, veranda's, enz., in hout of kunststof; - aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van parket en van andere houten vloerbedekking. § 6. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun schrijnwerkers- en glazenmakersactiviteiten voortzetten bedoeld in artikel 19, § 1, 1°, zonder te voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, 1° wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : a) het koninklijk besluit van 2 december 1960 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer-schrijnwerker-timmerman in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980, b) of het koninklijk besluit van 24 januari 1974 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van aannemer van glaswerken in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 1 juli 1981, 2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen één of meer van de volgende activiteiten bevat : - schrijnwerk van hout of van kunststof; - montage van buiten- en binnenschrijnwerk van hout of van kunststof : deuren, vensters, deur- en vensterkozijnen, trappen, muurkasten, inbouwkeukens, winkelinrichtingen, enz.; - de installatie van al dan niet verplaatsbare tussenwanden, de bekleding van wanden, plafonds, enz. in hout of kunststof; - de installatie van garagepoorten, luiken, zonneblinden, traliewerk, hekken, enz., in hout of kunststof; - de installatie van geblindeerde deuren en brandwerende deuren in hout of kunststof; - de montage van serres, veranda's, enz., in hout of kunststof; - metaalschrijnwerk; - de installatie van garagepoorten, luiken, zonneblinden, traliewerk, hekken, enz., in metaal; - de installatie van geblindeerde deuren en brandwerende deuren in metaal; - de montage van serres, veranda's enz., in metaal; - de montage van buiten- en binnenschrijnwerk van kunststof. § 7. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun eindafwerkingsactiviteiten voortzetten zonder te voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 21 juni 1963 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van aannemer van schilderwerken in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982, 2° of het koninklijk besluit van 14 augustus 1969 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 2 februari 1982. § 8. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen hun installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair voortzetten zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, 1° wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door a) het koninklijk besluit van 22 februari 1961 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van installateur in centrale verwarming in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1961, 19 mei 1972, 3 oktober 1978 en 8 juni 1979, b) of het koninklijk besluit van 14 januari 1975 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheden van sanitair installateur-loodgieter, van installateur van verwarming met gas met individuele toestellen en van aannemer van zinkwerken en metalen dakbedekkingen van gebouwen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 oktober 1978 en 18 april 1980, wat betreft de uitoefening van de beroepswerkzaamheden van sanitair installateur-loodgieter en installateur van verwarming met gas met individuele toestellen, 2° of wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen één of meer van de volgende activiteiten bevat : - installatie van verwarming, klimaatregeling en ventilatie; - installatie in gebouwen en andere bouwwerken van apparatuur (inclusief regelapparatuur) en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling; - installatie van verwarming, klimaatregeling en ventilatie (zonder verwarming). § 9. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, kunnen hun elektrotechnische activiteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, wanneer ze de ondernemersvaardigheden hebben bewezen of er definitief van vrijgesteld zijn, zoals die werden opgelegd door : 1° het koninklijk besluit van 6 december 1968 tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van het beroep van electrotechnisch installateur in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 mei 1972, 3 oktober 1978 en 18 april 1980, 2° het koninklijk besluit van 11 mei 1983 tot bepaling van de eisen tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van fabrikant-installateur van lichtreclames in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsondernemingen. § 10. De natuurlijke personen en de rechtspersonen die als handelaar of ambachtsman zijn ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, kunnen de algemene aannemingsactiviteiten voortzetten, zonder te voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, wanneer hun inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen één van de volgende activiteiten omvat : - bouwen van individuele huizen; - de bouw van individuele huizen volgens de formule « sleutel op de deur »; - optrekken van andere residentiële gebouwen en van kantoorgebouwen; - de bouw van appartementen volgens de formule « sleutel op de deur » - optrekken van gebouwen voor industrieel of commercieel gebruik, voor landbouwdoeleinden, enz.
Art. 36.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2007.
Art. 37.Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE