Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 januari 2007
gepubliceerd op 01 februari 2007

Koninklijk besluit tot bepaling van de inhoud van het verslag van de directeur en tot bepaling van de samenstelling en de werkwijze van het personeelscollege

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2007009078
pub.
01/02/2007
prom.
29/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/29/2007009078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van de inhoud van het verslag van de directeur en tot bepaling van de samenstelling en de werkwijze van het personeelscollege


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, inzonderheid op artikel 31, §§ 1 en 2;

Overwegende dat het aangewezen is om op gedetailleerde wijze de elementen te beschrijven die dienen deel uit te maken van het verslag van de directeur die een advies dient uit te brengen aangaande de al dan niet toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit aan een veroordeelde, teneinde de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank die een beslissing dient te nemen zo volledig mogelijk in te lichten rekening houdend met de vereisten van de wet.

Overwegende dat de samenstelling en de werkwijze van het personeelscollege de veroordeelde moeten toelaten in persoon te worden gehoord, in voorkomend geval bijgestaan door een advocaat, door alle betrokken personeelsleden die zijn situatie kennen wanneer zijn dossier onderzocht wordt onder het oogpunt van een strafuitvoeringsmodaliteit. Het horen van de veroordeelde moet de leden van het personeelscollege toelaten om een genuanceerd advies uit te brengen aangaande de toekenning van deze modaliteit.

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 december 2006;

Gelet op advies 41.894/2 van de Raad van State, gegeven op datum van 9 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder de wet : de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan de slachtoffers toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.

Art. 2.Het verslag van de directeur, vermeld in artikel 31, § 1, 6e punt van de wet, bevat de analyse van de persoonlijke situatie van de veroordeelde die de directeur heeft uitgevoerd in het licht van de te beoordelen strafuitvoeringsmodaliteit.

Deze analyse heeft betrekking op de tijdsvoorwaarden en de inhoudelijke voorwaarden, op de tegenaanwijzingen die de wet aan deze maatregel verbindt en op de middelen die toelaten om de eventuele tegenaanwijzingen tegen te gaan.

Om zijn analyse te onderbouwen, hoort de directeur de veroordeelde en steunt hij op het onderzoek van de stukken van het dossier zoals opgesomd in artikel 31 van de wet. De directeur kan bovendien aan de psychosociale dienst van de inrichting of aan de Dienst Justitiehuizen een verslag vragen over de punten die hij aangeeft.

Art. 3.§ 1. Het personeelscollege is samengesteld op volgende wijze : - ten minste één directeur, - ten minste één lid van het bewakingspersoneel, - ten minste één lid van de psychosociale dienst en - een secretaris. § 2. Het personeelscollege vergadert op vraag van de veroordeelde.

De veroordeelde kan deze vraag stellen op het ogenblik dat hij door de directeur wordt gehoord aangaande zijn verzoek tot beperkte detentie of tot elektronisch toezicht of in het kader van een procedure voorwaardelijke invrijheidstelling of van een procedure voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering. § 3. Voorzover een veroordeelde gevraagd heeft om door het personeelscollege te worden gehoord, vergadert het personeelscollege eenmaal per maand. § 4. Het personeelscollege wordt voorgezeten door een directeur.

De voorzitter wijst het lid of de leden van het bewakingspersoneel en van de psychosociale dienst aan die zullen deel uitmaken van het personeelscollege.

De voorzitter wijst ook een secretaris aan. § 5. Zeven werkdagen voorafgaand aan de datum van het personeelscollege nodigt de secretaris de door de directeur aangewezen leden uit.

Binnen dezelfde termijn nodigt hij de veroordeelde en, in voorkomend geval, zijn advocaat uit. § 6. De voorzitter zet bij de aanvang van het personeelscollege de penitentiaire situatie van de veroordeelde uiteen en geeft uitleg bij de te beoordelen maatregel.

Hij geeft vervolgens het woord aan de veroordeelde, die zich kan laten bijstaan door een advocaat.

De voorzitter nodigt de leden uit om die vragen te stellen die zij nuttig achten en hij nodigt de veroordeelde uit erop te antwoorden.

De voorzitter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vraag van de veroordeelde of van een lid van het personeelscollege, beslissen dat andere personen worden gehoord.

De leden van het personeelscollege worden het samen eens over de opmerkingen die het personeelscollege wenst te formuleren. § 7. De debatten hebben plaats achter gesloten deuren. § 8. De secretaris stelt het verslag van de zitting op en noteert de geformuleerde opmerkingen.

Hij deelt het verslag ter lezing mee aan de leden en noteert hun akkoord over de tekst die aan het dossier van de veroordeelde zal worden toegevoegd.

Art. 4.De artikelen 38, 39 en 116 van het koninklijk besluit van 21 mei 1965 houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen worden opgeheven.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2007.

Art. 6.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^