gepubliceerd op 13 mei 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 1996 betreffende de verwijderingsvergoeding en de verblijfsvergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring aan hun aanverwante activiteiten
29 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 1996 betreffende de verwijderingsvergoeding en de verblijfsvergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring aan hun aanverwante activiteiten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 1996 betreffende de verwijderingsvergoeding en de verblijfsvergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring aan hun aanverwante activiteiten.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 februari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2002 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 1996 betreffende de verwijderingsvergoeding en de verblijfsvergoeding in de subsector voor verhuisondernemingen, meubelbewaring aan hun aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 9 januari 2003 onder het nummer 65014/CO/140.05)
Artikel 1.Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 december 1996 betreffende de verwijderingsvergoeding en de verblijfsvergoeding in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998 (Belgisch Staatsblad van 30 mei 1998) wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Art.2. De verwijderingsvergoeding die in uitoefening van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de arbeidsduur in de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten verschuldigd is, is vastgesteld op 2,4361 EUR per uur vanaf 1 november 2002, afgerond op 2,44 EUR. De verwijderingsvergoeding is alleen verschuldigd op de aanwezigheidsuren die vergoed worden aan 100 pct. »
Art. 2.Artikel 8 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 8.Vanaf 1 november 2002 is het bedrag van de vergoeding voor de overnachting en ontbijt vastgesteld op 12,6113 EUR, afgerond op 12,61 EUR. ».
Art. 3.Artikel 9 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 9.Vanaf 1 november 2002 is het bedrag van de vergoeding voor het middagmaal vastgesteld op 10,0648 EUR, afgerond op 10,06 EUR. »
Art. 4.Artikel 10 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 10.Vanaf 1 november 2002 is het bedrag van de vergoeding voor het avondmaal vastgesteld op 8,5619 EUR, afgerond op 8,56 EUR. »
Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2000.
Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 november 2002 en houdt op van kracht te zijn op 31 oktober 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 februari 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE