Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 februari 2004
gepubliceerd op 03 mei 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004200085
pub.
03/05/2004
prom.
29/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/29/2004200085/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, waarbij het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 februari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2000 Waarbij het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » gemachtigd wordt een vergoeding toe te kennen aan de bepaalde bouwvakarbeiders die na de leeftijd van 58 jaar hun arbeidsprestaties verder zetten (Overeenkomst geregistreerd op 22 juni 2000 onder het nummer 55178/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die zij tewerkstellen.

Onder « werklieden » verstaat men : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Toekenning van een vergoeding

Art. 2.Het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » kent een vergoeding toe aan de werklieden die na de leeftijd van 58 jaar op vrijwillige basis hun arbeidsprestaties verder zetten bij één of meerdere ondernemingen bedoeld in artikel 1.

Art. 3.Om recht te hebben op deze vergoeding, dienen de arbeiders bedoeld in artikel 2, van de voorwaarden te vervullen die opgesomd zijn in artikel 3, 3°, 4° en 5°, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding (brugpensioen) ten laste van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » zoals gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 4 december 1997 en 27 mei 1999, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 28 maart 2001 (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2001) en het koninklijk besluit van 26 februari 2002 (Belgisch Staatsblad van 28 mei 2002).

Art. 4.De vergoeding wordt door het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » toegekend op het ogenblik dat de arbeider zijn beroepsactiviteit volledig stopzet en ten vroegste op de leeftijd van 60 jaar. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de vergoeding

Art. 5.Het bedrag van de vergoeding die aan de arbeiders wordt toegekend bedraagt 160 000 BEF.

Art. 6.§ 1. Het bedrag bepaald in artikel 5 wordt toegekend pro rata temporis voor die arbeiders die voor de leeftijd van 60 jaar toch door de werkgever werden ontslagen, omwille van dringende redenen. § 2. Het totaal van de vergoedingen bestaanszekerheid die de arbeider eventueel ontving voor de periodes van arbeidsongeschiktheid die zich situeren tussen de leeftijd van 58 en 60 jaar wordt afgetrokken van het onder artikel 5 vermelde bedrag. HOOFDSTUK IV. - Procedure

Art. 7.De aanvraag om toekenning van de door deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde vergoeding wordt door het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf », ingediend bij middel van een speciaal formulier, hetzij door toedoen van een werknemersorganisatie die deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, hetzij rechtstreeks door de betrokkene.

Art. 8.De raad van bestuur van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf » bepaalt de praktische modaliteiten die moeten worden gevolgd bij het indienen en het behandelen van de aanvragen.

De bijzondere gevallen die niet op grond van de bepalingen van deze overeenkomst kunnen worden opgelost, worden door de meest gerede partij voorgelegd aan de raad van bestuur van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf ».

Art. 9.De aanduiding van de organismen die belast zijn met de uitbetaling van de sociale voordelen aan de gerechtigden en met de controle met betrekking tot de toekenning van deze voordelen, gebeurt overeenkomstig de artikels 8 en 23 van de statuten van het « Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf ». HOOFDSTUK V.- Geldigheidsduur

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Zij treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 29 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^