Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 november 2006
gepubliceerd op 04 december 2006

Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van Verordening nr. 1453/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006009941
pub.
04/12/2006
prom.
28/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/28/2006009941/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1453/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen heeft tot doel in onze nationale wetgeving een nieuw soort handelsvennootschap in te voeren : de Europese coöperatieve vennootschap, zoals bepaald in de Europese verordening (EG) nr. 1435/2003, goedgekeurd op 22 juli 2003 door de Ministerraad van de Europese Unie, met betrekking tot het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap (SCE).

Deze verordening is het resultaat van een lange ontwikkeling die aansloot op het invoeren van de Europese (naamloze) vennootschap (SE) en die 15 jaar geleden een start nam.

Het doel van deze verordening wordt in de tweede en zesde overweging als volgt geformuleerd : « De voltooiing van de interne markt en de daaruit voortvloeiende verbetering van de economische en sociale situatie in de gehele Gemeenschap vereisen niet alleen dat handelsbelemmeringen worden weggenomen, maar ook dat de productiestructuren aan de communautaire dimensie worden aangepast.

Het is daartoe onontbeerlijk dat allerlei ondernemingen waarvan de activiteiten niet louter op de bevrediging van zuiver lokale behoeften zijn gericht, de reorganisatie van hun werkzaamheden op Gemeenschapsniveau kunnen uittekenen en uitvoeren. » « Vanuit haar zorg voor de inachtneming van gelijke concurrentievoorwaarden en met het oog op haar economische ontwikkeling, heeft de Gemeenschap de plicht aan coöperaties - een samenwerkingsvorm die in alle lidstaten is erkend - passende juridische instrumenten ter beschikking te stellen die het hun gemakkelijker kunnen maken hun werkzaamheden over de grenzen heen te ontwikkelen. De Verenigde Naties heeft alle regeringen opgeroepen om te zorgen voor een ondersteunend klimaat waarbinnen coöperaties op gelijke voet met andere ondernemingsvormen worden behandeld. » De Europese coöperatieve vennootschap zal een uniek instrument zijn voor de structurele afstemming van samenwerkingsverbanden tussen Europese vennootschappen. Het is het eenvoudigste en goedkoopste middel om de samenwerking en de integratie van vennootschappen van verschillende lidstaten te organiseren.

Het statuut van Europese coöperatieve vennootschap zou ook de herstructureringen van ondernemingen moeten vergemakkelijken door grensoverschrijdende fusies van vennootschappen toe te laten, en verrichtingen van verplaatsing van de zetel binnen de communautaire ruimte. Voor beide verrichtingen, die voorzien zijn in het Verdrag van Rome, was er geen duidelijk juridisch kader ter verdediging van alle betrokken belangen.

De voordelen van deze Europese reglementering voor de verschillende betrokken milieus zijn niet alleen van juridische of psychologische aard. Zij zijn ook van financiële aard : de vervanging van verschillende nationale kaders door een enige juridische structuur zou nutteloze kosten moeten vermijden.

Voormelde redenen zijn argumenten welke zowel opgaan voor de Europese vennootschap als voor de Europese coöperatieve vennootschap. Voor de Europese coöperatieve vennootschap komt daarbovenop dat een antwoord werd gezocht voor de verzuchtingen van de sociale economie om over een gelijkwaardig instrument te kunnen beschikken, dat aan een andere logica beantwoordde dan de louter op kapitalistische leest geschoeide vennootschapsvormen waarop tot nu toe door de Europese Unie de klemtoon werd gelegd. De SCE beantwoord dan ook ten volle aan deze verzuchting zoals blijkt uit de 7e tot 9e overweging : « Coöperaties zijn in de eerste plaats samenwerkingsverbanden van personen of juridische lichamen, met bedrijfsprincipes die verschillen van die van andere economische subjecten. Deze zijn onder meer het beginsel van democratische structuur en controle en van verdeling van het nettoresultaat van het boekjaar op billijke grondslag.

Deze bijzondere beginselen behelzen met name de voorrang van de individuele persoon op het kapitaal, hetgeen tot uiting komt in specifieke bepalingen betreffende de voorwaarden inzake toetreding, uittreding en uitsluiting van leden, in de regel van het enkelvoudig persoonsgebonden stemrecht en in het feit dat de leden geen enkele aanspraak kunnen doen gelden op de activa van de coöperatie.

Coöperaties hebben een maatschappelijk kapitaal en hun leden kunnen zowel personen als ondernemingen zijn. Deze leden kunnen geheel of ten dele bestaan uit afnemers, werknemers of leveranciers. Een coöperatie waarvan de leden zelf coöperatieve ondernemingen zijn, wordt topcoöperatie of ook wel "secundaire" coöperatie genoemd. In sommige gevallen kan een coöperatie een bepaald percentage stille leden tellen, die louter als kapitaalverschaffer optreden, of derden die van de werkzaamheid van de coöperatie profiteren of die voor rekening van de coöperatie een werk uitvoeren.

Teneinde symbolisch de eenheid scheppende accenten van de tekst met betrekking tot de Europese coöperatieve vennootschap te vertalen, heeft de Europese wetgever het nuttig geacht om gelukkig, over de grens van de diverse talen die in de schoot van de lidstaten worden gebruikt, te kunnen beschikken over een gemeenschappelijke benaming en een gemeenschappelijk logo die dit juridisch instrument identificeert.

De keuze voor het Latijn werd derhalve weerhouden en de Europese coöperatieve vennootschap heet officieel « Societas cooperativa Europaea ». Dit verklaart waarom het officiële logo van de Europese coöperatieve vennootschap in alle talen van de Europese Unie « SCE » is.

De voornaamste kenmerken van deze tekst zijn gelijksoortig aan deze van de SE en zijn de volgende. 1° Aangezien er in de verordening vaak verwezen wordt naar de interne wetgeving inzake de coöperatieve vennootschappen (CV) en af en toe zelfs naar deze voor de naamloze vennootschappen (NV) werd het noodzakelijk geacht de bijzondere nationale bepalingen voor de SCE in het Wetboek van vennootschappen in te voegen.In de mate dat er dus niet bij verordening of in het Wetboek van vennootschappen van afgeweken wordt, zijn alle gemeenschappelijke bepalingen ervan van toepassing op de SCE. 2° Voor de invoeging in het Wetboek van vennootschappen werd in de mate van het mogelijke de structuur van het Wetboek gevolgd.3° Aangezien het Belgisch recht geen dualistisch stelsel voor het bestuur van de CV kent, werden regels bepaald voor de SCE die gebruik zouden maken van deze keuze, die in de verordening bepaald wordt. In dat opzicht is de tekst geïnspireerd op en bijgewerkt op basis van ontwerp 387 van 5 december 1979 tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen en uiteraard ook op wat werd uitgewerkt in het raam van de SE. 4° Bovendien wordt er meermaals in de verordening bepaald dat de lidstaten tussen verschillende oplossingen mogen kiezen die in de verordening bepaald worden.In de uitoefening van deze keuzen beoogt de tekst enerzijds de perceptie van het Belgisch rechtsstelsel te bevorderen als een concurrentieel en aantrekkelijk stelsel voor buitenlandse investeerders en anderzijds meer soepelheid te verlenen aan de Europese coöperatieve vennootschap, met name door de vrijheid te laten bepaalde keuzes in de statuten te regelen. Het wettelijk kader strekt dus ertoe eenvoudig en voordelig, maar ook duidelijk te zijn. 5° Meermaals wordt er in de verordening aan de lidstaten de keuze gelaten om hetzij onafhankelijke deskundigen, hetzij bevoegde instanties aan te stellen in het kader van bijzondere opdrachten.Deze keuzes werden gemaakt met naleving van de tradities van ons rechtsstelsel en met het oog op samenhang met de bepalingen van de derde en zesde Europese richtlijn inzake fusies en splitsingen van vennootschappen.

De gebruikte legistieke techniek vloeit voort uit de verordening en uit de hiërarchie van normen. Hieruit volgt dat deze tekst moet worden gelezen in samenhang met de verordening en met het Wetboek van vennootschappen.

De Regering onderstreept dat inderdaad uit de voorschriften van artikel 8 van de verordening over het statuut van de Europese Coöperatieve Vennootschap blijkt dat het gemeen recht van de coöperatieve vennootschap subsidiair van toepassing is op de Europese vennootschap, maar vestigt er de aandacht op dat er gekozen werd om de Europese coöperatieve vennootschap te aanschouwen als een vennootschapsvorm die verschillend is van de Belgische coöperatieve vennootschap.

Aangezien de SCE individueel geïdentificeerd wordt in artikel 2 van het Wetboek van Vennootschappen, dwingt de structuur van het Wetboek van Vennootschappen ertoe dat de SCE speciaal beoogd wordt in zekere bepalingen van het voornoemde Wetboek.

Een vergelijking met het geval van de commanditaire vennootschappen op aandelen laat toe om deze vraag te verduidelijken en om de werkwijze te rechtvaardigen. Artikel 657 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalt : « De bepalingen betreffende de naamloze vennootschappen zijn mede van toepassing op de commanditaire vennootschappen op aandelen, behoudens de in dit boek voorkomende wijzigingen of deze die volgen uit boek XII ».

Welnu, de commanditaire vennootschap op aandelen wordt wel degelijk individueel beoogd in de bepalingen (onder meer in de artikelen 66 en 113), in toepassing van het aan de Raad van State voorgelegde ontwerp, door het vermelden van de SCE. Men moet een onderscheid maken tussen de regels van het Wetboek van Vennootschappen die afkomstig zijn uit de bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de rechtspersonen geregeld door het Wetboek, en die welke eigen zijn aan de coöperatieve vennootschappen.

Wegens de structuur van het Wetboek van Vennootschappen lijkt het gerechtvaardigd te zijn dat men stipuleert dat de SCE in voorkomend geval zal onderworpen zijn aan de regels van het eerste deel. Het is daarentegen in principe voor niets nodig om te vermelden dat de bepalingen die eigen zijn aan de coöperatieve vennootschappen van toepassing zijn op de SCE. In haar advies 41.493/2 merkt de Raad van State op dat, gelet op het feit dat er voor de SCE's waarvan de leden slechts verbonden zijn tot hun inbreng de benaming van de SCE moet aangevuld worden met de vermelding « met beperkte aansprakelijkheid », er aparte uitvoeringsmaatregelen moeten worden genomen naargelang het gaat om een SCE waarvan de leden beperkt of onbeperkt zijn verbonden.

Deze redenering gaat evenwel niet op omdat men hier te allen tijde te maken heeft met een vennootschap welke een minimumkapitaal bezit.

Slechts daarboven heeft men een veranderlijk kapitaal. Het gaat dan ook niet op een parallellisme te maken met de nationale CVBA en de CVOA. Toelichting bij de artikelen HOOFDSTUK I -Wijzigingen aan boek IV en VIII van het Wetboek van vennootschappen Artikel 1 Wijziging van artikel 2, § 2 van het Wetboek van vennootschappen.

Artikel 1, 5, van de Europese verordening voorziet dat de Europese coöperatieve vennootschap rechtspersoonlijkheid bezit.

De doelstellingen van het Wetboek van vennootschappen veronderstellen dat deze nieuwe vorm van vennootschap met rechtspersoonlijkheid opgesomd wordt in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen tussen de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.

Artikel 18, 1, van de Europese verordening bepaalt dat deze rechtspersoonlijkheid verkregen wordt met ingang van de inschrijving van de vennootschap.

Art. 2 Overeenkomstig artikel 5.3 van de verordening 1435/2003 dient zoals voor de naamloze vennootschappen de akte op authentieke wijze te worden vastgesteld.

Art. 3 Aangezien er in dit ontwerp een dualistisch stelsel ingevoerd wordt voor de SCE moet de artikel 69, eerste lid 1, 9° aangepast worden aan deze mogelijkheid.

Art. 4 en 5 Door toepassing van de hiërarchie van normen voorzien in de verordening zijn de regels die van toepassing zijn op de coöperatieve vennootschap in principe van toepassing op de SCE. Daarom werd de vermelding « SCE » ingevoegd telkens er in het Wetboek van vennootschappen buiten boek VIII sprake is van de coöperatieve vennootschap.

Art. 6 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4. Daarnaast kan nog worden opgemerkt dat de toepassing van artikel 79 van het Wetboek van Vennootschappen op SCE's zich laat verantwoorden door het feit dat deze Europese rechtsvorm een minimumkapitaal kent (art 3 van de Verordening) alsook een stortingsplicht (artikel 4 van de Verordening).

Art. 7 Dezelfde verantwoording als voor artikel 3.

Art. 8 en 9 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.

Art. 10 Dezelfde verantwoording als voor artikel 2.

Art. 11 De Europese verordening laat niet toe de variante « vennootschap met een sociaal oogmerk » uit te breiden tot de SCE. Art. 12 tot 23 Dezelfde verantwoording als voor artikel 4.

Art. 24 Aangezien er in de verordening bijzondere regels worden bepaald voor de omzetting van een CV in een SCE en van een SCE in een CV, moet dit in artikel 774, eerste lid, benadrukt worden. Daarom moeten de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen inzake de omzetting van vennootschappen toegepast worden, behoudens in de mate dat zij niet verenigbaar zijn met de vereisten van de verordening.

Art. 25 In de Europese verordening wordt meermaals naar het nationaal recht verwezen. Bijgevolg leidde de logica van het concept van het Wetboek van vennootschappen tot de invoeging van een boek XVI inzake de SCE. TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 949.Deze bepaling van legistieke aard vereist geen toelichting. HOOFDSTUK II. - Inbreng en zetel

Art. 950.Art 4.6 van de verordening bepaalt dat de voor naamloze vennootschappen in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft geldende wettelijke voorschriften inzake de benoeming van deskundigen en de waardering van inbreng anders dan in geld van overeenkomstige toepassing zijn op de SCE.

Art. 951.Dit artikel stemt overeen met artikel 6 van de Europese verordening waarin bepaald wordt dat de statutaire zetel van de SCE en haar hoofdbestuur in dezelfde lidstaat gelegen moeten zijn. Uit soepelheid werd er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid, voorzien in voormeld artikel 6, om te vereisen dat de statutaire zetel van de SCE en haar hoofdbestuur op dezelfde plaats gelegen zouden zijn. HOOFDSTUK III. - Kapitaalverschaffers

Art. 952.De Regering maakt gebruik van de mogelijkheid voorzien in artikel 14, 1 van Verordening (EG) nr. 1435/2003, om in de statuten toe te staan dat personen die naar verwachting geen gebruik zullen maken van de door de SCE aangeboden goederen en diensten of geen goederen en diensten aan de SCE zullen leveren, kunnen worden toegelaten in de hoedanigheid van kapitaalverschaffers (niet-gebruikende leden).

In dat geval beslist de algemene vergadering of enig ander orgaan dat daartoe door de algemene vergadering of op grond van de statuten gemachtigd is, over de toelating. HOOFDSTUK IV. - Rol van de werknemers

Art. 953.Het lijkt noodzakelijk om een soepele en snelle aanpassing van de statuten van de SCE aan de modaliteiten van de rol van de werknemers mogelijk te maken. Omwille van deze reden wordt er gebruik gemaakt van de mogelijkheid bepaald in artikel 11, 4, van de Europese verordening.

TITEL II. - Oprichting HOOFDSTUK I. - Oprichting via fusie Afdeling I. - Inleidende bepaling

Art. 954.Dit artikel duidt de Minister van Economie aan als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 21 van de Europese verordening.

In overeenstemming met de principes van de Verordening, kan het verzetrecht door de Minister van Economie alleen worden uitgeoefend, indien de economische of strategische belangen van de Natie ernstig in gevaar zouden komen door het deelnemen van de betrokken vennootschap aan een SCE via een fusie.

Beroep tegen het verzetrecht voorzien door de verordening zal voor een administratieve rechtbank geschieden. Afdeling II. - Procedure

Art. 955.Aanpassing aan het dualistisch stelsel.

Art. 956.Voor de coöperatieve vennootschappen is enkel de neerlegging van het fusievoorstel vereist. De verordening bepaalt dat dit voorstel voor de SCE bij uittreksel moet worden bekendgemaakt. Er wordt voor deze bekendmaking dus verwezen naar artikel 74. Afdeling III. - Wettigheidscontrole

Art. 957.Artikel 29 van de Europese verordening verwijst naar het interne recht dat van toepassing is op fusies. Bijgevolg is de bevoegde instantie de notaris, overeenkomstig de artikelen 700 of 713, naargelang het geval.

Art. 958.In artikel 30 van de verordening wordt bepaald dat er een instantie moet worden aangeduid die bevoegd is voor het toezicht op de rechtmatigheid van het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de verwezenlijking van de fusie en op de oprichting van de SCE. Met het oog op de samenhang met het voorgaande artikel is deze instantie de notaris. Afdeling IV. - Inschrijving en openbaarmaking

Art. 959.In artikel 32 van de Europese verordening wordt bepaald dat voor elk van de fuserende vennootschappen, de voltooiing van de fusie openbaar moet worden gemaakt op de wijze als bepaald door de wetgeving inzake fusies van naamloze vennootschappen van de betrokken lidstaat, dus overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG. In het Belgisch recht gebeurt deze fusie door overeenkomstige beslissingen van de algemene vergaderingen van de bestaande vennootschappen. Rekening houdend met het feit dat deze verrichtingen voor de SCE op het grondgebied van meerdere lidstaten plaatshebben en vaak op verschillende data, vereist de wettigheidscontrole in België de vaststelling van de voltooiing van deze fusie te voorzien. Deze vaststelling is onderworpen aan de regels van het Belgisch recht inzake vormvereisten en openbaarmaking. HOOFDSTUK II. - Omzetting van een coöperatieve vennootschap in SCE

Art. 960.Gezien het Belgisch recht inzake coöperatieve vennootschappen het dualistisch stelsel niet kent, kan het voorstel tot omzetting voorzien in artikel 35, 3, van de Europese verordening slechts door de raad van bestuur of door de enige bestuurder opgemaakt worden. Ditzelfde artikel van de verordening verhindert iedere delegatie dienaangaande.

Art. 961.Het betreft een toepassingsmaatregel van artikel 35, 4, van de Europese verordening.

Art. 962.In artikel 35, 5, van de Europese verordening wordt bepaald dat onafhankelijke deskundigen de ruilverhouding van de aandelen in het geplaatst kapitaal, en eventueel, het bedrag van de bijbetaling moeten nagaan. Zijn er geen aandelen, dan dient er een verdeling van de activa en de overeenkomstige waarde daarvan in aandelen te worden opgesteld.

Aangezien het de aanduiding betreft van deskundigen die dit attest zullen moeten afleveren, wordt er in de Europese verordening uitdrukkelijk verwezen naar de nationale bepalingen volgens dewelke deze deskundigen zullen worden aangewezen. In dit ontwerp wordt dus voorzien dat de onafhankelijke deskundige hetzij de commissaris van de betrokken vennootschap is, hetzij, wanneer er geen commissaris is, de bedrijfsrevisor of een externe accountant, aangesteld door de raad van bestuur of enige bestuurder. HOOFDSTUK III. - Deelname aan een SCE door een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de europese gemeenschap heeft

Art. 963.In artikel 2, 2, van de Verordening wordt bepaald dat een lidstaat kan bepalen dat een juridisch lichaam dat zijn hoofdbestuur niet in de Gemeenschap heeft, kan deelnemen aan de oprichting van een SCE, op voorwaarde dat het overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht, zijn statutaire zetel in die lidstaat heeft en een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een lidstaat heeft.

Er bestaan geen werkelijke redenen om aan voormelde vennootschappen te verbieden deel te nemen aan de oprichting van een SCE waarvan de zetel op het Belgisch grondgebied zal zijn gelegen. Integendeel, deze vennootschappen beschouwen als Europese coöperatieve vennootschappen kan een economische opening voor België betekenen.

TITEL III. - Openbaarmakingsformaliteiten

Art. 964.Dit artikel strekt ertoe te onderstrepen en te verduidelijken dat krachtens artikel 11 van de verordening, de inschrijving van de SCE gebeurt in een register dat bij de wetgeving van die lidstaat is aangewezen overeenkomstig de voor naamloze vennootschappen geldende wettelijke voorschriften. Voor de NV geschiedt zulks overeenkomstig artikel 3 van de Richtlijn 68/151/EG. In het Belgische recht is bedoeld register, het dossier van de vennootschap gehouden ter griffie van de rechtbank van koophandel, waarin alle stukken en uittreksels van stukken van de vennootschap worden neergelegd. Hoewel eigenlijk enkel het gemeenschapsrecht wordt toegepast, bleek deze verduidelijking nodig te zijn omdat de verkrijging van de rechtspersoonlijk door de SCE volgens de verordening onderworpen is aan de inschrijving en krachtens het Belgische recht onderworpen is aan de neerlegging van de uittreksels van de oprichtingsakte in het dossier gehouden ter griffie van de rechtbank van koophandel. De in de verordening bedoelde inschrijving is niet nader erin omschreven en de inhoud van dat begrip is afhankelijk van de nationale oplossingen uitgewerkt op het tijdstip van de omzetting van de eerste richtlijn van de Raad inzake vennootschapsrecht. Voor het overige moet worden onderstreept dat de inschrijving slechts kan gebeuren na akkoord over de modaliteiten inzake de rol van de werknemers overeenkomstig Richtlijn 2003/72/EG van de Raad waarin het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap aangevuld wordt wat de rol van de werknemers betreft.

TITEL IV. - Organen HOOFDSTUK I. - Bestuur Afdeling I. - Voorschriften die het monistisch en het dualistisch

stelsel gemeen hebben

Art. 954.Door toepassing van artikel 46, 1, van de Europese verordening kan een rechtspersoon lid zijn van een van de bestuursorganen, op voorwaarde echter dat dit voorzien is in de statuten. In een dergelijk geval is artikel 61, § 2, van het Wetboek van vennootschappen van toepassing.

Art. 966.Deze tekst is een herformulering van artikel 526 van het Wetboek van vennootschappen inzake de overschrijding van het maatschappelijk doel door de vertegenwoordigende organen, om het uit te breiden tot het dualistisch stelsel. Afdeling II. - Monistisch stelsel

Art. 967.In tegenstelling tot het monistisch stelsel in het Belgisch recht, bepaalt artikel 42, 1, van de verordening slechts een delegatie in het dualistisch stelsel voor het dagelijks bestuur. De modaliteiten hiertoe zullen, bij gebreke van een wettelijke regeling, statutair moeten worden geregeld. Daarnaast lijkt een statutaire delegatie aan een directiecomité binnen de SCE quasi uitgesloten omdat dit niet overeenstemt met de opzet van de verordening : de oprichting van een directiecomité toelaten zou het nuttig effect van de invoering van het dualistisch stelsel uitsluiten en een element van verwarring ten nadele van de vennoten en derden invoeren.

Art. 968.Artikel 42, 2, van de verordening laat toe dat de lidstaten een minimum- en/of maximumaantal leden bepalen. Met het oog op de harmonisering met de bestaande wetgeving voor de naamloze vennootschappen wordt het aantal bestuurders op minimum drie gebracht. Afdeling III. - Dualistisch stelsel

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 969.Deze algemene bepaling is een toepassing van artikel 36 van de Europese verordening. Het Belgisch recht kent geen dualistisch stelsel. Overeenkomstig de open keuze in artikel 37, 5, leek het noodzakelijk specifieke maatregelen te nemen voor de SCE die het dualistisch stelsel zouden kiezen. Deze maatregelen zijn een aanvulling op de regels die in de verordening bepaald zijn. De duur van het mandaat, bijvoorbeeld, wordt bepaald in artikel 45 van de verordening en niet in deze tekst.

De SCE kan bestuurd worden door twee afzonderlijke organen : de directieraad en de raad van toezicht.

De eerste paragraaf laat toe dat de directieraad, overeenkomstig artikel 37, 4, van de verordening, samengesteld is uit één enkel lid om op een soepele manier te beantwoorden aan de uiteenlopende noden van de praktijk.

Overeenkomstig de keuze bepaald in artikel 37, 1, van de verordening, mag de directieraad de dagelijkse leiding delegeren onder dezelfde voorwaarden als voor de CV. In de logica van het dualistisch stelsel sluit dit de delegatie uit aan een statutair ingesteld directiecomité.

De raad van toezicht moet, omwille van de aard van zijn functie, samengesteld zijn uit minstens drie leden. Er werd hier gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 39, 4, van de verordening.

Art. 970.De bevoegdheden van de directieraad en van zijn leden worden bepaald ten opzichte van deze van de raad van bestuur en van de bestuurders, onder voorbehoud van de beperkingen die door de verordening, het Wetboek of de statuten gesteld worden. De directieraad is inderdaad in principe belast met het bestuur van de vennootschap onder toezicht van de raad van toezicht.

Art. 971.In het Wetboek van vennootschappen wordt in verschillende omstandigheden de verplichting voorzien voor de raad van bestuur van een CV om een verslag op te maken. In de SCE die voor een dualistisch stelsel hebben gekozen, is de directieraad belast met het opstellen van deze verslagen. Deze verslagen worden meegedeeld aan de raad van toezicht om deze toe te laten zijn functie uit te oefenen. In de statuten zouden strengere bepalingen kunnen worden opgenomen, bijvoorbeeld wat betreft de termijnen.

Art. 972.De bevoegdheden van de directieraad worden naar analogie van artikel 522, § 1, eerste lid, W. Venn. bepaald : deze heeft alle bevoegdheden van bestuur, onder voorbehoud van de bevoegdheden die door de wet aan de algemene vergadering of aan de raad van toezicht worden voorbehouden.

In de statuten kunnen er echter, overeenkomstig artikel 48, 1, van de verordening, categorieën handelingen opgesomd worden waarvoor de goedkeuring van de raad van toezicht vereist is.

Het tweede lid van dit artikel dient in verband gebracht te worden met artikel 39, § 1, van de verordening dat bepaalt dat de raad van toezicht zelf geen bestuursbevoegdheid mag uitoefenen. Concreet betekent dit dat de raad van toezicht de beslissingen welke aan voorafgaand toezicht zijn onderworpen niet kan uitbreiden, met het gevaar dat de dualistische structuur wordt uitgehold, en waarvan het doel juist is, een duidelijke scheiding te hebben tussen het bestuur, enerzijds, en het toezicht erop, anderzijds.

Met het oog op soepelheid werd het niet gepast geacht gebruik te maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 48, 3, van de verordening en categorieën handelingen te bepalen die in ieder geval door de statuten aan de goedkeuring van de raad van toezicht moeten worden onderworpen.

Het gebrek aan goedkeuring van de raad van toezicht kan niet worden tegengeworpen aan derden wanneer de goedkeuring niet bij wet vereist is.

Art. 973.De regel van artikel 971 kan worden verklaard aan de hand van de principiële onverenigbaarheid van de hoedanigheid van lid van de directieraad en van lid van de raad van toezicht (zie artikel 37, 3, van de verordening).

Onderafdeling II. - Directieraad I. Statuut van de leden van de directieraad

Art. 974.Er werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 37, 2, tweede lid, van de verordening waarin de benoeming of het ontslag door de algemene vergadering toegelaten wordt. De gekozen oplossing stemt overeen met een aanbeveling van de nationale Raad voor de Coöperatie.

De Raad van State merkt op dat in navolging van artikel 905 W Venn., het beter zou zijn te vermelden dat bij gebreke van statutaire bepaling terzake, de voorwaarden voor de benoeming en ontslag van de leden van de directieraad bepaalt worden door de raad van toezicht. Er dient evenwel opgemerkt dat in het geval van artikel 905 W. Venn. de benoeming van de leden van de directieraad geschiedt door de raad van toezicht. Hier is het echter door de algemene vergadering. Het parallellisme kan hier dan ook niet worden doorgetrokken.

Art. 975.Er werd gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 37, 3, van de verordening om de plaatsvervanging in de tijd te beperken, in casu tot één jaar.

II. Bevoegdheid en werking

Art. 976.Het betreft een analoge toepassing van artikel 521 en 907 van het wetboek van vennootschappen.

Art. 977.Het betreft een analoge toepassing van artikelen 407, 522, § 1 en 908 van het wetboek van vennootschappen

Art. 978.Het betreft een analoge toepassing van artikel 522, § 2 en 909 van het Wetboek van vennootschappen.

Artikel 978 betreft het geval waarin de vennootschap vertegenwoordigd wordt door de raad van toezicht in geschillen tussen de vennootschap en de leden van de directieraad.

Onderafdeling III. - Raad van toezicht I. Statuut van de leden van de raad van toezicht

Art. 979.Bij gebrek aan bepalingen in de verordening betreffende het ontslag, wordt er in de tekst de mogelijkheid van ontslag ad nutum voorzien zoals voor bestuurders van CV's.

Art. 980.Deze bepaling past naar analogie de regel van artikel 519 toe.

II. Bevoegdheid en werking

Art. 981.Het eerste lid van deze bepaling, in verband met het voorzitterschap, is een omzetting in Belgisch recht van de inhoud van artikel 41.1 van de Europese verordening.

In het tweede lid wordt de bevoegdheid van de raad van toezicht bepaald overeenkomstig artikel 39, 1, van de verordening.

Er werd geen gebruik gemaakt, van de mogelijkheid voorzien in artikel 40.3 van de verordening om ieder lid afzonderlijk van het toezichthoudend orgaan de mogelijkheid te geven om aan het leidinggevend orgaan alle gegevens te vragen die nodig zijn voor het door het toezichthoudend orgaan overeenkomstig artikel 39, lid 1, van de verordening uit te oefenen toezicht.

Art. 982.In dit artikel worden de regels bepaald in verband met de werking van de raad van toezicht naar analogie met deze van de raad van bestuur van de NV. In het derde lid wordt aan de raad van toezicht de mogelijkheid verleend om de leden van de directieraad uit te nodigen om de vergaderingen met een raadgevende stem bij te wonen.

Onderafdeling IV. - Gemeenschappelijke regels voor de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht.

I. Bezoldiging

Art. 983.De tekst bevat slechts het algemeen principe dat de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht worden al dan niet bezoldigd worden. In tegenstelling tot de SE bevat deze tekst geen verder uitgewerkte regels m.b.t. de bezoldiging.

II. Aansprakelijkheid

Art. 984.Dit artikel betreft de aansprakelijkheid van de leden van de directieraad en van de raad van toezicht. Het principe van deze aansprakelijkheid, zoals deze bepaald wordt, is gebaseerd op het principe bepaald in artikel 408, eerste lid, voor de bestuurders van CVBA's.

Art. 985.In deze bepaling worden dezelfde regels inzake aansprakelijkheid als deze die in artikel 408, tweede lid e.v. bepaald zijn voor bestuurders van CVBA's toegepast op de leden van de directieraad en van de raad van toezicht, nieuwe organen die ingevoerd werden in het kader van de dualistische structuur van de SCE. Er dient te worden benadrukt dat het principe van de hoofdelijkheid slechts bestaat tussen leden die tot eenzelfde leidinggevend of toezichthoudend orgaan behoren.

Art. 986.Deze bepaling is gelijkaardig als deze voorzien in artikel 409 in geval van faillissement of ontoereikend actief van een CVBA. HOOFDSTUK II. - Algemene vergadering van aandeelhouders Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Onderafdeling I. - Bijeenroeping van de algemene vergadering

Art. 987.In artikel 54, 2, van de Europese verordening wordt aan de lidstaten overgelaten om te bepalen welke organen de bevoegdheid hebben de algemene vergadering bijeen te roepen.

Wanneer de SCE volgens het monistisch stelsel bestuurd wordt, moeten de regels van het gemeen recht inzake de bijeenroeping van CV's worden toegepast, aangezien er geen reden is om ervan af te wijken. Wanneer de SCE daarentegen voor het dualistisch stelsel gekozen heeft, zal de algemene vergadering zowel door de directieraad als door de raad van toezicht mogen worden bijeengeroepen.

Onderafdeling II. - Verloop van de algemene vergadering en wijze van de uitoefening van het stemrecht

Art. 988.De bedoeling van deze bepaling is de toepassing van artikel 412 aan te passen aan de bijzondere situatie van de SE. Afdeling II. - Gewone algemene vergadering

Art. 989.In deze tekst wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in artikel 54, 1, van de verordening om de eerste algemene vergadering vast te stellen binnen de 18 maanden na de oprichting en dit met het oog op soepelheid.

Art. 990.Deze tekst is een aanpassing van artikel 411 aan de dualistische structuur. Afdeling III. - Stemrecht

Art. 991.De Regering heeft gebruik gemaakt, op advies van de Nationale Raad voor de Coöperatie om alle opties, voorzien in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 met betrekking tot het stemrecht binnen SCE te lichten. Aldus kunnen de statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn niet uit kapitaalinbreng bestaande deelneming in het coöperatieve bedrijf. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 30 % van de totale stemrechten worden toegekend.

De statuten van SCE's waarvan het bedrijf bestaat in financiële of verzekeringswerkzaamheden, kunnen bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 20 % van de totale stemrechten worden toegekend.

In SCE's waarvan een meerderheid van de leden coöperaties zijn, kunnen de statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE, en/of naargelang het aantal leden van elk rechtspersoon die er deel van uitmaakt.

De kapitaalverschaffers bepaald in artikel 952 W. Venn.mogen over niet meer dan 25 % van de totale stemrechten beschikken. Afdeling IV. - Sector- en afdelingsvergaderingen

Art. 992.De Regering heeft, op advies van de Nationale Raad voor de Coöperatie, overeenkomstig artikel 63, 1 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 de optie gelicht om statutair te voorzien in sector- en afdelingsvergaderingen. HOOFDSTUK III. - Vennootschapsvordering en minderheidsvordering

Art. 993.Deze bepaling is een uitbreiding van het toepassingsgebied van de artikelen 415 tot 417 voor wat betreft de SCE. Deze bepaling is bestemd om de uitoefening van de vennootschapsvordering en de minderheidsvordering toe te laten niet alleen tegen de bestuurders, wanneer de SCE voor het monistisch stelsel gekozen heeft, maar ook tegen de leden van de directieraad en van de raad van toezicht wanneer de SCE een dualistisch stelsel heeft.

TITEL V. - Verplaatsing van de statutaire zetel

Art. 994.In artikel 7 van de verordening wordt bepaald dat een SCE, met naleving van de in de verordening bepaalde procedure, haar statutaire zetel in een andere lidstaat kan verplaatsen.

Naargelang gekozen werd voor een monistische of een dualistische structuur, wordt het voorstel tot zetelverplaatsing, bedoeld in artikel 7, 2, van de verordening, door de raad van bestuur of door de directieraad opgemaakt.

Art. 995.In dit artikel wordt het bevoegde orgaan aangeduid dat belast is met het opstellen van het verslag, bepaald in artikel 7, 3, van de verordening.

Art. 996.In artikel 7, 7, van de verordening wordt een stelsel voorzien van bescherming van schuldeisers in geval van verplaatsing.

De tekst is geïnspireerd op het bestaande mechanisme in geval van fusie of splitsing. Er werd in dit verband gebruik gemaakt van de mogelijkheid voorzien in het tweede lid van punt 7 van artikel 7 van de verordening.

Art. 997.Met het oog op samenhang met hetgeen bepaald werd op het vlak van fusies (artikelen 882-883) is de bevoegde instantie bedoeld in artikel 7, 8, van de verordening de instrumenterende notaris.

Art. 998.Dit artikel duidt de Minister van Economie aan als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 8, 14°, van de Europese verordening.

In overeenstemming met de principes van de Verordening, kan het verzetrecht door de Minister van Economie alleen worden uitgeoefend, indien de economische of strategische belangen van de Natie ernstig in gevaar zouden komen door de verplaatsing van de betrokken SCE. Als voorbeeld, kunnen de belangen van de Natie ernstig in gevaar worden gebracht in geval van verplaatsing naar het buitenland van de zetel van een geprivatiseerde vennootschap die opdrachten van openbaar nut uitvoert.

Beroep tegen het verzetrecht voorzien door de verordening zal voor een administratieve rechtbank geschieden.

Art. 999.Het betreft de toepassing van artikel 8, 12, van de verordening.

Art. 1000.Deze tekst beoogt de verplaatsing van de statutaire zetel van een SCE naar België. Om na te gaan dat de formaliteiten bepaald in de verordening nageleefd werden, moet deze verplaatsing het voorwerp uitmaken van een vaststelling bij authentieke akte die opgemaakt wordt op voorlegging van een attest dat afgeleverd wordt in het land van herkomst, overeenkomstig artikel 7, 8, van de verordening.

TITEL VI. - Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening, en controle hierop - specifieke bepalingen van toepassing op het dualistisch stelsel

Art. 1001.Het betreft de aanpassing van artikel 92 aan de dualistische structuur. Dit artikel is uiteraard maar van toepassing voor zover er een commissaris werd benoemd.

Art. 1002.Het betreft de aanpassing van artikel 137, § 1, aan de dualistische structuur.

Art. 1003.Het betreft de aanpassing van artikel 144 aan de dualistische structuur.

TITEL VII. - Ontbinding, vereffening, insolventie en staking van de betalingen

Art. 1004.Het betreft de regel waarnaar artikel 950 verwijst.

Artikel 73, 1 tot 3 van de verordening verplicht de lidstaten een regularisatieprocedure te voorzien wanneer een SCE haar hoofdbestuur niet meer in het land van haar statutaire zetel heeft.

In de tekst wordt dus de mogelijkheid voorzien om de ontbinding van de vennootschap uit te spreken, waarbij de rechtbank de mogelijkheid krijgt een regularisatietermijn toe te staan. Deze beslissing is, overeenkomstig artikel 73, 3, van de verordening, vatbaar voor een rechtsmiddel, dat een schorsende werking moet hebben, hetgeen de voorlopige tenuitvoerlegging uitsluit.

Art. 1005.Het betreft een toepassingsmaatregel van artikel 74 van de verordening.

TITEL VIII. - Omzetting van een SCE in CV

Art. 1006.Artikel 76 van de verordening laat toe een SCE in CV om te zetten volgens een bijzondere procedure. Deze tekst is een aanpassing van artikel 76, 3, van de verordening aan de dualistische of monistische structuur. Overeenkomstig artikel 76, 4, van de verordening moet het voorstel tot omzetting het voorwerp uitmaken van een openbaarmaking.

Art. 1007.Artikel 76, 5, van de verordening vereist dat de lidstaten één of meer onafhankelijke deskundigen aanwijzen om vast te stellen dat de vennootschap over activa beschikt die minimaal overeenstemmen met het kapitaal. Met het oog op samenhang werd er voor dezelfde personen gekozen als in artikel 960.

Art. 1008.In artikel 76, 6, van de verordening wordt verwezen naar de voorwaarden die in het nationale recht van toepassing zijn, hetgeen de verwijzing naar artikel 781 verklaart.

TITEL IX. - Strafbepalingen

Art. 1009.De hiërarchie van normen, vastgesteld in artikel 8 van de verordening, veronderstelt dat er op strafrechtelijk gebied verwezen wordt naar de bepalingen die van toepassing zijn op de CV. Het betreft hier onder meer de artikelen 17, 90, 91, 126, 127, 128, 129, 170, 171, 196, 387, 388, 389,433, 434, 773 en 788 van het Wetboek van vennootschappen.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 17, dat een algemene strafbepaling is.

Art. 1010.Deze tekst is een aanpassing van de strafbepalingen van de CV aan de dualistische structuur van de SCE.

Art. 1011.Deze tekst is een aanpassing van de strafbepalingen van de CV aan de dualistische structuur van de SCE. HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepaling Art. 26.

De Regering is van oordeel dat de erkenning door de Nationale Raad voor Coöperatie uitdrukkelijk door de wet moet worden voorzien. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen Art. 27 Overeenkomstig artikel 78, 2, van de verordening worden in dit artikel de notarissen met standplaats in België, de commissarissen en de procureur des Konings aangewezen als bevoegde autoriteiten in de zin van de artikelen 7, 29, 30, en 73 van de verordening.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, aan de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

28 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor de Europese Coöperatieve Vennootschap ADVIES 41.493/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 16 oktober 2006 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor de Europese coöperatieve vennootschap", heeft op 13 november 2006 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Draagwijdte van het ontwerp van koninklijk besluit Het ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe in de nationale wetgeving een nieuw type van handelsvennootschap in te voeren, te weten de Europese Coöperatieve Vennootschap, zoals wordt voorgeschreven bij de Europese Verordening (EG) nr. 1435/2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap, door de Raad van Ministers van de Europese Unie aangenomen op 22 juli 2003 (hierna : verordening 1435/2003).

De Europese coöperatieve vennootschap is een instrument bedoeld om de samenwerking en de integratie van ondernemingen van verschillende lidstaten te vergemakkelijken en te organiseren. Naar luid van de verordening heeft ze tot voornaamste doel "aan de behoeften van haar leden te voldoen en/of hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen (...)" (artikel 1, lid 3).

Bevoegdheid van de federale overheid 1. Artikel 6, § 1, VI, zesde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt : « Bovendien is alleen de federale overheid bevoegd voor : (...) 5° het handelsrecht en het vennootschapsrecht ". Daaruit volgt dat de Koning bevoegd is om de maatregelen te treffen met het oog op de uitvoering van Verordening 1435/2003 en om het Wetboek van vennootschappen aan te passen en aan te vullen in zoverre daartoe nodig is. 2. Artikel 5 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen machtigt de Koning om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, tot 1 december 2006 de maatregelen tot uitvoering van Verordening 1435/2003 te treffen. Het ontwerp van koninklijk besluit waarover dit advies wordt verstrekt, moet uiterlijk op 31 december 2007 worden bekrachtigd bij wet, daar het anders "geen gevolgen" heeft (artikel 6 van de voornoemde wet van 20 juli 2006).

Algemene opmerkingen 1. In de Franse lezing van het ontwerp van koninklijk besluit wordt in verband met de nieuwe vennootschapsvorm, te weten de Europese coöperatieve vennootschap, voortdurend de afkorting "SCE" gebruikt, terwijl ze volgens Verordening 1435/2003 afgekort wordt als "SEC". Derhalve moet de officiële afkorting "SEC" worden gebruikt en moet ze in de plaats komen van de afkorting "SCE" waar deze laatste voorkomt in de Franse tekst van het ontwerp (zie inzonderheid het eerste lid van de aanhef, de artikelen 1, 2, 3, 24...). 2. Verordening 1435/2003 maakt het mogelijk een SCE op te richten waarvan de leden beperkte aansprakelijkheid hebben.In dat geval wordt de handelsnaam van de SCE gevolgd door de woorden "met beperkte aansprakelijkheid" (artikel 1, lid 2, derde alinea).

De Koning dient, wat de maatregelen ter uitvoering van de verordening betreft, de gevallen te onderscheiden waarin alle SCE worden bedoeld, ongeacht of ze al dan niet met beperkte aansprakelijkheid zijn (bijvoorbeeld artikel 1, dat artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen aanvult) van die waarin alleen de SCE met beperkte aansprakelijkheid bedoeld worden (bijvoorbeeld artikel 2, dat artikel 66, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen aanvult). 3. Zoals de Raad van State reeds had gemeld in verband met een ontwerp dat geworden is het koninklijk besluit van 1 september 2004 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr.2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (1), moet worden vermeden in het interne recht bepalingen van de verordening over te nemen, zelfs indien aan de strekking ervan niet wordt geraakt.

De Raad van State heeft immers op het volgende gewezen : « ... vormt de onmiddellijke werking die (...) door het Verdrag aan verordeningen wordt verleend een beletsel voor de receptie ervan in de interne rechtsorde. Elke opname of integratie in het nationale recht van elke lidstaat afzonderlijk, in welke vorm ook, is verboden, aangezien zulks de onmiddellijke, gelijktijdige en uniforme toepassing van verordeningen in de gehele Gemeenschap kan belemmeren en kan verhullen dat het eigenlijk gaat om bepalingen van Gemeenschapsrecht. » Het is in die zin dat zowel artikel 78, lid 1, van de voornoemde Verordening 1435/2003 moet worden verstaan, luidende : « De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast. », als artikel 5 van de voornoemde wet van 20 juli 2006, dat de Koning machtigt om de maatregelen te treffen met het oog op de uitvoering van Verordening 1435/2003.

Die regel waarbij de Belgische wetgever zich ervan onthoudt op te treden ten aanzien van de bepalingen van de verordening die geen keuzemogelijkheid doen ontstaan waarvan gebruik kan worden gemaakt, is des te meer gegrond daar het risico zich kan voordoen dat de bepaling van de verordening onvolledig of op gebrekkige wijze wordt overgenomen.

Dat is bijvoorbeeld het geval met het ontworpen nieuwe artikel 995 van het Wetboek van vennootschappen, luidende : « De raad van bestuur of de directieraad, stelt een verslag op waarin de juridische en economische aspecten van de zetelverplaatsing worden toegelicht en onderbouwd en waarin de gevolgen van de verplaatsing voor de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers worden toegelicht. » (1) Advies 37.253/2, verstrekt op 16 juni 2004, en de aangehaalde verwijzingen (Belgisch Staatsblad van 21 september 2004).

Dat nieuwe artikel 995 van het Wetboek van vennootschappen stemt echter overeen met artikel 7, lid 3, van Verordening 1435/2003, waarin de verplichting tot het opstellen van een verslag wordt opgelegd dat de gevolgen van de verplaatsing uiteenzet, niet alleen voor de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers, maar ook voor "de houders van andere rechten". Bovendien beklemtoont de verordening de noodzaak om in het verslag "de gevolgen (van de zetelverplaatsing) voor de werkgelegenheid" toe te lichten.

De stellers van het ontwerp van koninklijk besluit moeten zich derhalve strikt houden aan de loutere maatregelen tot uitvoering van Verordening 1435/2003.

Bijzondere opmerkingen Aanhef 1. De rechtsgrond van bepalingen van intern recht die ertoe strekken een Europese Verordening uit te voeren kan alleen worden bepaald door verwijzing naar normen van intern recht. Het eerste lid van de aanhef moet bijgevolg vervallen, daar de erin aangehaalde Verordening 1435/2003 niet de rechtsgrond van het ontwerp vormt.

Indien de steller van het ontwerp het nuttig acht te verwijzen naar die verordening, moet zulks geschieden in de vorm van een overweging. 2. In het derde en het vierde lid moet inzonderheid worden verwezen naar de artikelen die bij het onderzochte ontwerp worden gewijzigd.3. In de aanhef van een ontwerpbesluit moeten alleen vormvereisten worden vermeld die rechtens vervuld moeten worden.Vermits de adviezen genoemd in het vijfde lid niet hoeven te worden ingewonnen voordat het ontwerp wordt aangenomen, moet dat lid vervallen. 4. Het zesde lid moet worden aangevuld met de vermelding van de datum waarop het genoemde advies is verstrekt. Dispositief Artikel 25 (Ontworpen boek XVI van het Wetboek van vennootschappen) Ontworpen artikel 954 van het Wetboek van vennootschappen. 1. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening 1435/2003 moet de inleidende zin van artikel 954 duidelijkheidshalve als volgt worden geredigeerd : « Art.954. Een coöperatieve vennootschap mag niet deelnemen aan de oprichting van een SCE via fusie... ». 2. Veeleer dan te verwijzen naar de Minister van Economie, dient de uitdrukking "de minister bevoegd voor Economie" te worden gebruikt, zulks ingeval er als zodanig geen Minister van Economie meer zou zijn.3. Het ontworpen derde lid van artikel 954 van het Wetboek van vennootschappen voorziet in een versnelde procedure voor beroepen tegen het verzet van de Minister bevoegd voor Economie.Overeenkomstig artikel 21 van Verordening 1435/2003 moet worden gepreciseerd dat het beroepen bij een rechterlijke autoriteit betreft.

Ontworpen artikel 972 van het Wetboek van vennootschappen.

Het ontworpen artikel 972, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen bepaalt : « De statuten sommen de categorieën handelingen op die door de directieraad aan een machtiging door de raad van toezicht moeten worden onderworpen. De raad van toezicht kan zelf ook bepaalde categorieën handelingen aan een machtiging onderwerpen. » Deze bepaling dient in het verslag aan de Koning in verband te worden gebracht met artikel 39, lid 1, van Verordening 1435/2003, dat preciseert dat het toezichthoudend orgaan niet zelf de bestuursbevoegdheid over de SCE mag uitoefenen.

Concreet betekent dit dat de raad van toezicht het aantal handelingen waarvoor zijn voorafgaande toestemming vereist is niet onbeperkt kan uitbreiden, daar anders het risico bestaat dat de tweeledige structuur van de regeling wordt uitgehold, die ertoe strekt een zeer duidelijk onderscheid te maken tussen de bestuursbevoegdheid enerzijds en het toezicht erop anderzijds.

Ontworpen artikel 974 van het Wetboek van vennootschappen.

Het ontworpen artikel 974 van het Wetboek van vennootschappen bepaalt dat de voorwaarden van benoeming en ontslag van de leden van de directieraad worden bepaald door de statuten.

Met het oog op de rechtszekerheid moet naar het voorbeeld van artikel 905 van het Wetboek van vennootschappen, dat dezelfde aangelegenheid regelt wat de Europese vennootschap betreft, worden voorgeschreven dat bij gebreke van statutaire bepalingen de voorwaarden van benoeming en ontslag van de leden van de directieraad door de raad van toezicht worden bepaald.

Ontworpen artikel 976 van het Wetboek van vennootschappen.

In het verslag aan de Koning dient niet alleen te worden verwezen naar artikel 521 van het Wetboek van vennootschappen, waarvan het ontworpen artikel 976 van hetzelfde Wetboek een toepassing naar analogie vormt, maar ook naar artikel 907 van dat Wetboek, dat de Europese vennootschap betreft en dat letterlijk wordt overgenomen in artikel 976.

Ontworpen artikel 977 van het Wetboek van vennootschappen.

De verwijzing, in het verslag aan de Koning, naar artikel 407 van het Wetboek van vennootschappen is onjuist. In feite moet worden verwezen naar artikel 522, § 1, derde lid. Zoals bij artikel 976 is het wenselijk een verband te leggen met artikel 908 van het Wetboek van vennootschappen, dat de Europese vennootschap betreft en dat in artikel 977 letterlijk wordt overgenomen.

Ontworpen artikel 978 van het Wetboek van vennootschappen.

In het verslag aan de Koning moet zowel worden verwezen naar artikel 522, § 2, van het Wetboek van vennootschappen als naar artikel 909 van datzelfde Wetboek.

Voorts staat in het verslag aan de Koning te lezen : « Artikel 978 betreft het geval waarin de vennootschap vertegenwoordigd wordt door de raad van toezicht in geschillen tussen de vennootschap en de leden van de directieraad. » Niettegenstaande deze bewering voorziet het ontworpen artikel 978 van het Wetboek van vennootschappen niet in een zodanige vertegenwoordiging door de raad van toezicht, zulks in tegenstelling tot wat artikel 912, tweede lid, in fine, voorschrijft met betrekking tot de Europese vennootschap, alsmede artikel 39, lid 1, van Verordening 1435/2003.

Overeenkomstig het laatstgenoemde artikel dient het ontworpen artikel 978, eerste lid, als volgt te worden gesteld : «

Art. 978.De directieraad vertegenwoordigt de vennootschap tegenover derden en in rechte, als eiser of als verweerder, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 39, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003. » Ontworpen artikel 983 van het Wetboek van vennootschappen.

Het komt niet aan de Koning toe om op grond van de machtiging verleend bij artikel 5 van de voornoemde wet van 20 juli 2006 een aangelegenheid te regelen die niet wordt genoemd in Verordening 1435/2003. Dit is het geval met het ontworpen artikel 983 van het Wetboek van vennootschappen, dat de bezoldiging van de leden van de directieraad en van de leden van de raad van toezicht betreft (2). (2) Zie, in dezelfde zin, het voornoemde advies 37.253/2 van de Raad van State.

Ontworpen artikel 991 van het Wetboek van vennootschappen.

Overeenkomstig artikel 59, lid 2, van Verordening 1435/2003 moet aan het eind van het eerste en het tweede lid gepreciseerd worden dat steeds het laagste getal moet worden gehanteerd.

Ontworpen artikel 996 van het Wetboek van vennootschappen.

Op basis van algemene opmerking 3 moet in het voorlaatste lid van het ontworpen artikel 996 van het Wetboek van vennootschappen de zin "De rechtsvordering ingesteld door een schuldeiser leidt niet tot het verbieden van de voortzetting van de zetelverplaatsing" vervallen, doordat deze een toevoeging vormt vergeleken met Verordening 1435/2003.

Ontworpen artikel 998 van het Wetboek van vennootschappen.

Het laatste lid van het ontworpen artikel 998 van het Wetboek van vennootschappen bepaalt : « De Koning bepaalt bij een in de ministerraad overlegd besluit de versnelde procedure volgens welke het recht op verzet bedoeld in dit artikel wordt uitgeoefend. » Overeenkomstig artikel 7, lid 14, van Reglement 1435/2003 moet worden gepreciseerd dat het een beroep bij een rechterlijke autoriteit betreft.

Zoals wordt aangegeven in opmerking 2 gemaakt onder het ontworpen artikel 954, moeten voorts in het eerste lid de woorden "Minister van Economie" vervangen worden door de woorden "de Minister bevoegd voor Economie".

Ontworpen artikel 1000 van het Wetboek van vennootschappen.

In het verslag aan de Koning wordt met betrekking tot het ontworpen artikel 1000 van het Wetboek van vennootschappen wat de afgifte van het attest betreft verwezen naar artikel 8.8 van Verordening 1435/2003. Dit is een vergissing, daar het voornoemde artikel 8.8 niet bestaat; in werkelijkheid betreft het artikel 7.8.

Ontworpen artikel 1004 van het Wetboek van vennootschappen.

Het laatste lid zou duidelijker zijn indien het als volgt wordt gesteld : « Overeenkomstig artikel 73, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 is deze beslissing niet vatbaar voor voorlopige tenuitvoerlegging. » Ontworpen artikel 1009 van het Wetboek van vennootschappen Met het oog op de bevattelijkheid dienen in het verslag aan de Koning de precieze strafbepalingen toepasselijk op de coöperatieve vennootschappen te worden genoemd waarnaar wordt verwezen.

Artikel 26 Artikel 26 wijzigt artikel 948 van het Wetboek van vennootschappen, dat de strafbepalingen toepasselijk op de Europese vennootschap betreft.

Aangezien het onderhavige ontwerp van koninklijk besluit zijn rechtsgrond ontleent aan artikel 5 van de voornoemde wet van 20 juli 2006, dat de Koning machtigt om de maatregelen tot uitvoering van Verordening 1435/2003 te treffen, is Hij niet bevoegd om een bepaling toepasselijk op de Europese vennootschap te wijzigen.

De Koning is voorts niet meer bevoegd om ter uitvoering van artikel 388 van de programmawet van 22 december 2003 de maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap te treffen.

Artikel 28 1. Er bestaat een discrepantie tussen de tekst van artikel 28 van het ontwerp van koninklijk besluit en het verslag aan de Koning.In de eerstgenoemde tekst worden als bevoegde autoriteiten, enerzijds, de notarissen met standplaats in België opgegeven, en, anderzijds, de procureur des Konings. Het verslag aan de Koning voegt daaraan echter de commissarissen toe, en ook de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het gerechtelijk arrondissement waarin de statutaire zetel van de SCE is gevestigd. De tekst moet aldus worden herzien dat hij in overeenstemming is met het verslag aan de Koning. 2. Artikel 28 bepaalt : « De bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 7, § 8;29, § 2, en 30, § 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 zijn de notarissen met standplaats in België. De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 73, § 5, van voormelde Verordening is de procureur des Konings. » Om volledig in overeenstemming te zijn met het bepaalde in artikel 78, lid 2, van Verordening 1453/2003, moet eveneens de autoriteit bevoegd in de zin van artikel 21 van de verordening nader worden bepaald, te weten de voorzitter van de rechtbank van koophandel.

Bijgevolg moet ook het Gerechtelijk Wetboek dienovereenkomstig worden gewijzigd (3). (3) Vergelijk met artikel 32 van het voornoemde koninklijk besluit van 1 september 2004. De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heer G. Keutgen, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Ronvaux, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins.

28 NOVEMBER 2006. - Koninklijk besluit houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor de Europese Coöperatieve Vennootschap ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2006, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het Wetboek van vennootschappen, inzonderheid op de artikelen 2, 66, aangevuld bij koninklijk besluit van 1 september 2002, 69, gewijzigd bij de wet van 14 december 2005, 78, 79, gewijzigd bij de programma-wet van 27 december 2004, 181, 185, 193, 198, 200, 661, 695, 697, 705, 710, 720, 730, 731, 733, 742, 745, 746, 748, 774, aangevuld bij koninklijk besluit van 1 september 2002 en 948.;

Gelet op de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op de adviezen nrs. 43/05 en 22/06 van de Nationale Raad voor Coöperatie;

Gelet op advies 41.493/2 van de Raad van State, gegeven op 13 november 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het Wetboek van vennootschappen

Artikel 1.In artikel 2 van het Wetboek van vennootschappen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt aangevuld als volgt : « - de Europese Coöperatieve Vennootschap, afgekort SCE.»;

Art. 2.Artikel 66, tweede lid, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « en de SCE. ».

Art. 3.In artikel 69, eerste lid, 9° van hetzelfde wetboek worden de woorden « of van de SCE » ingevoegd tussen de woorden « en in geval van een SE » en « de aanwijzing van de leden van de raad van toezicht, de omvang van hun bevoegdheid en de wijze waarop zij deze uitoefenen; ».

Art. 4.In artikel 78 van hetzelfde wetboek worden de woorden « - de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « - de Europese vennootschappen; » en de woorden « moeten de volgende gegevens vermelden : ».

Art. 5.In artikel 79, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « een Europese coöperatieve vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « Europese vennootschap, » en de woorden « een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 6.In artikel 181, § 1, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « van een Europese vennootschap » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».

Art. 7.In artikel 185, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « of Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « de leden van de raad van bestuur of de leden van directieraad in een Europese vennootschap » en de woorden « alsook de bestuurders ».

Art. 8.In artikel 193, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , een Europese coöperatieve vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « een Europese vennootschap » en de woorden « een coöperatieve vennootschap ».

Art. 9.In artikel 198, § 1, van hetzelfde wetboek wordt in het vijfde streepje de woorden « een Europese coöperatieve vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « een Europese vennootschap, » en de woorden « een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 10.In artikel 200 van hetzelfde wetboek worden de woorden « , Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , Europese vennootschappen » en de woorden « en commanditaire vennootschappen op aandelen ».

Art. 11.In artikel 661, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « en Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « met uitzondering van de Europese vennootschappen » en de woorden « worden vennootschappen ».

Art. 12.In artikel 695, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « ,van een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « van een Europese vennootschap » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».

Art. 13.In artikel 697, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , de Europese vennootschappen » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 14.In artikel 705, § 3, eerste lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die door de fusie tot stand is gekomen » vervangen door de woorden « de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de Europese coöperatieve vennootschap die door de fusie tot stand zijn gekomen. »

Art. 15.In artikel 710, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , de Europese vennootschappen » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 16.In artikel 720, § 2, eerste lid, 3°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , de Europese vennootschappen » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 17.In artikel 730, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « , een Europese vennootschap » en de woorden « of een naamloze vennootschap ».

Art. 18.In artikel 731, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden. « , van een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « , van een Europese vennootschap » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».

Art. 19.In artikel 733, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , de Europese vennootschappen » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 20.In artikel 742, § 3, van hetzelfde wetboek worden de woorden « de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die door de splitsing tot stand is gekomen » vervangen door de woorden « de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de Europese coöperatieve vennootschap die door de splitsing tot stand zijn gekomen ».

Art. 21.In artikel 745, tweede lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « , een Europese vennootschap » en de woorden « of een naamloze vennootschap ».

Art. 22.In artikel 746, zesde lid, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , van een Europese coöperatieve vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « , van een Europese vennootschap » en de woorden « of van een naamloze vennootschap ».

Art. 23.In artikel 748, § 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « , de Europese coöperatieve vennootschappen » ingevoegd tussen de woorden « , de Europese vennootschappen » en de woorden « en de coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid ».

Art. 24.Artikel 774, eerste lid, van hetzelfde wetboek wordt aangevuld als volgt : « of SCE. ».

Art. 25.Boek XVI van hetzelfde wetboek, bestaande uit de artikelen 949 tot 954, wordt boek XVII, vernummerd van 10012 tot 1017 en er wordt een boek XVI ingevoegd, dat de artikelen 949 tot 1011 omvat, luidende : « BOEK XVI. - DE EUROPESE COOPERATIEVE VENNOOTSCHAP TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Definities

Art. 949.Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder « Verordening (EG) nr. 1435/2003 » : « Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap SCE ». HOOFDSTUK II. - Inbreng en zetel

Art. 950.Met betrekking tot de inbreng in natura en quasi-inbreng zijn de artikelen 443 tot 447 van toepassing op de SCE.

Art. 951.Wanneer, overeenkomstig artikel 73, 5, van Verordening (EG) nr. 1435/2003, wordt vastgesteld dat enkel het hoofdbestuur in België is gevestigd, brengt het openbaar ministerie onverwijld de lidstaat waar de statutaire zetel van de SCE is gevestigd hiervan op de hoogte. HOOFDSTUK III. - Kapitaalverschaffers

Art. 952.Overeenkomstig artikel 14, 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003, kunnen de statuten toestaan dat personen die naar verwachting geen gebruik zullen maken van de door de SCE aangeboden goederen en diensten of geen goederen en diensten aan de SCE zullen leveren, kunnen worden toegelaten in de hoedanigheid van kapitaalverschaffers (niet-gebruikende leden) HOOFDSTUK IV. - Rol van de werknemers

Art. 953.In het geval bepaald in artikel 11, 4, van Verordening (EG) nr. 1435/2003, is de raad van bestuur of de directieraad gemachtigd de statuten te wijzigen zonder dat de algemene vergadering van aandeelhouders een nieuw besluit hoeft te nemen.

TITEL II. - Oprichting HOOFDSTUK I. - Oprichting via fusie Afdeling I. - Inleidende bepaling

Art. 954.Een coöperatieve vennootschap mag niet deelnemen aan de oprichting van een SCE via fusie wanneer de Minister bevoegd voor Economie zich daartegen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 verzet, middels officiële kennisgeving aan de betrokken vennootschap binnen de maand na de publicatie van de aanwijzingen beoogd in artikel 24 van dezelfde Verordening. De kennisgeving wordt gepubliceerd in overeenstemming met artikel 75.

Het attest beoogd in artikel 957 kan pas worden afgeleverd nadat het verzet is ingetrokken of vernietigd of van een andersluidende beslissing die in kracht van gewijsde is getreden.

De Koning bepaalt bij een in de ministerraad overlegd besluit de versnelde procedure volgens welke het recht op verzet bedoeld in dit artikel wordt uitgeoefend. Afdeling II. - Procedure

Art. 955.Het fusievoorstel wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad.

Art. 956.Het fusievoorstel wordt overeenkomstig dit wetboek neergelegd en de gegevens bepaald in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74. Afdeling III. - Wettigheidscontrole

Art. 957.De wettigheidscontrole van de fusie en de afgifte van het attest bepaald in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 worden gedaan door de instrumenterende notaris overeenkomstig artikel 700 of artikel 713, naargelang het geval.

Art. 958.De wettigheidscontrole van de fusie bepaald in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 wordt uitgeoefend door de instrumenterende notaris. Afdeling IV. - Inschrijving en openbaarmaking

Art. 959.Na het vervullen van de openbaarmakingsvereisten eigen aan elke lidstaat van het besluit tot fusie in elke betrokken vennootschap, stelt de instrumenterende notaris de verwezenlijking van de fusie vast op verzoek van de vennootschappen die fuseren, op voorlegging van de attesten en andere documenten die de verrichting rechtvaardigen.

Deze akte wordt neergelegd en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74. HOOFDSTUK II. - Omzetting van een coöperatieve vennootschap naar SCE

Art. 960.Het voorstel tot omzetting van een coöperatieve vennootschap naar SCE wordt opgesteld door de raad van bestuur of de enige bestuurder

Art. 961.Het voorstel tot omzetting wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.

Art. 962.De onafhankelijke deskundige(n) bedoeld in artikel 35, 5, van Verordening (EG) nr. 1435/2003, is hetzij de commissaris, hetzij, bij ontstentenis van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant aangewezen door de raad van bestuur of de enige bestuurder. HOOFDSTUK III. - Deelname aan een SCE door een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de europese gemeenschap heeft

Art. 963.Een vennootschap die haar hoofdbestuur niet in de Europese Gemeenschap heeft kan deelnemen aan de oprichting van een SCE, op voorwaarde dat zij overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht, haar statutaire zetel in die lidstaat heeft en een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een lidstaat heeft.

TITEL III. - Openbaarmakingsformaliteiten

Art. 964.De inschrijving van een SCE gebeurt overeenkomstig artikel 67, § 2 en artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1435/2003.

TITEL IV. - Organen HOOFDSTUK I. - Bestuur Afdeling I. - Voorschriften die het monistisch en het dualistisch

stelsel gemeen hebben

Art. 965.Onverminderd artikel 61, § 2, mogen de leden van de leidinggevende, de toezichthoudende of de bestuursorganen rechtspersonen zijn, indien de statuten dit toelaten.

Art. 966.De SCE is verbonden door de handelingen van de organen die bevoegdheid hebben om haar te vertegenwoordigen, zelfs indien die handelingen buiten haar doel liggen, tenzij zij bewijst dat de derde daarvan op de hoogte was of er, gezien de omstandigheden niet onkundig van kon zijn; bekendmaking van de statuten alleen is geen voldoende bewijs. Afdeling II. - Monistisch stelsel

Art. 967.Het bestuursorgaan is de raad van bestuur.

Art. 968.Onder voorbehoud van artikel 42, § 2, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 wordt het minimum aantal bestuurders bepaald op 3. Afdeling III. - Dualistisch stelsel

Onderafdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 969.Het leidinggevend orgaan is de directieraad die is samengesteld uit één of meerdere leden.

Het toezichthoudend orgaan is de raad van toezicht die is samengesteld uit ten minste drie leden.

Art. 970.Onder voorbehoud van de beperkingen die door Verordening (EG) nr. 1435/2003, door dit wetboek of door de statuten gesteld worden, zijn de bevoegdheden van de directieraad en van zijn leden dezelfde als deze van de raad van bestuur en van de bestuurders.

Art. 971.Elk verslag dat krachtens dit wetboek is opgelegd aan de raad van bestuur, wordt opgesteld door de directieraad. Behoudens wettelijke afwijking of een strengere bepaling in de statuten, wordt het verslag tijdig aan de raad van toezicht meegedeeld en onderworpen aan dezelfde regels van openbaarmaking als deze die gelden voor de verslagen van de raad van bestuur.

Art. 972.De directieraad is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel, behoudens die waarvoor volgens de wet alleen de algemene vergadering of de raad van toezicht bevoegd zijn.

De statuten sommen de categorieën handelingen op die door de directieraad aan een machtiging door de raad van toezicht moeten worden onderworpen. De raad van toezicht kan zelf ook bepaalde categorieën handelingen aan een machtiging onderwerpen.

Het ontbreken van een machtiging door de raad van toezicht kan niet aan derden worden tegengeworpen.

Art. 973.Indien, op het ogenblik van zijn benoeming, een lid van de directieraad lid is van de raad van toezicht, dan neemt zijn mandaat als lid van laatstgenoemde raad van rechtswege een einde op zijn indiensttreding. Hetzelfde geldt indien op het ogenblik van zijn benoeming een lid van de raad van toezicht lid van de directieraad is, dan neemt zijn mandaat als lid van de directieraad van rechtswege een einde op zijn indiensttreding.

Onderafdeling II. - Directieraad I. Statuut van de leden van de directieraad.

Art. 974.De leden van de directieraad worden benoemd en ontslagen door de algemene vergadering.

De voorwaarden van hun benoeming en ontslag worden bepaald door de statuten Zij kunnen voor de eerste keer benoemd worden bij de oprichting.

Art. 975.Met toepassing van artikel 37, 3, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 mag de raad van toezicht, in geval van een vacature, één van zijn leden aanwijzen om de functie van lid van de directieraad uit te oefenen, voor een maximumduur van één jaar.

II. Bevoegdheid en werking.

Art. 976.Indien er meerdere zijn, vormen de leden van de directieraad een college.

In uitzonderlijke gevallen, wanneer de dringende noodzakelijkheid en het belang van de vennootschap zulks vereisen, kunnen de besluiten van de directieraad, ingeval de statuten dat toestaan, worden genomen bij eenparig schriftelijk akkoord van de leden van de directieraad.

Die procedure kan echter niet worden gevolgd voor de vaststelling van de jaarrekening, de aanwending van het toegestane kapitaal of in enig ander geval dat door de statuten is uitgesloten.

Art. 977.De bestuursbevoegdheden van de directieraad kunnen door de statuten worden beperkt. Zodanige beperking kan, evenmin als de eventuele verdeling van de taken door de leden van de directieraad overeengekomen, aan derden worden tegengeworpen, ook al is die beperking of verdeling openbaar gemaakt.

Art. 978.De directieraad vertegenwoordigt de vennootschap jegens derden en in rechte, als eiser of als verweerder, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 39 (1) van Verordening (EG) 1435/2003.

De statuten kunnen aan een of meer leden van de directieraad bevoegdheid verlenen om alleen of gezamenlijk de vennootschap te vertegenwoordigen. Deze statutaire bepaling kan aan derden worden tegengeworpen. De statuten kunnen aan deze vertegenwoordigingsbevoegdheid beperkingen aanbrengen. Deze beperkingen kunnen niet aan derden worden tegengeworpen, ook al zijn ze openbaargemaakt.

Onderafdeling III. - Raad van toezicht I. Statuut van de leden van de raad van toezicht.

Art. 979.De leden van de raad van toezicht kunnen te allen tijde door de algemene vergadering worden ontslagen.

Zij zijn herkiesbaar tenzij de statuten anders bepalen.

Art. 980.Wanneer een plaats bij de raad van toezicht openvalt, hebben de overblijvende leden van de raad van toezicht het recht om voorlopig in de vacature te voorzien, indien de statuten niet anders bepalen. In dat geval zal de algemene vergadering in haar eerstvolgende bijeenkomst de definitieve benoeming doen.

In geval van voortijdige vacature doet het nieuw benoemde lid van de raad van toezicht de tijd uit van degene die hij vervangt.

II. Bevoegdheid en werking.

Art. 981.De raad van toezicht vormt een college. Hij kiest uit zijn midden een voorzitter.

De raad van toezicht controleert het bestuur waarmee de directieraad belast is.

Art. 982.De raad van toezicht vergadert na oproeping door zijn voorzitter.Hij doet dit ambtshalve, dan wel op verzoek van ten minste één derde van zijn leden of op verzoek van de directieraad.

De raad van toezicht vergadert ten minste een maal per kwartaal.

De leden van de directieraad mogen de vergaderingen van de raad van toezicht bijwonen, indien zij door deze raad uitgenodigd worden. Zij hebben er raadgevende stem.

Onderafdeling IV. - Gemeenschappelijke regels voor de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht I. Bezoldiging.

Art. 983.De leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht worden al dan niet bezoldigd.

II. Aansprakelijkheid.

Art. 984.De leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht zijn overeenkomstig het gemeen recht verantwoordelijk voor de uitoefening van de hun opgedragen taak en aansprakelijk voor de tekortkomingen begaan in het kader van de uitoefening van hun functie.

Art. 985.De leden van de directieraad zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1435/2003, van dit wetboek of van de statuten van de vennootschap.

Het eerste lid is eveneens van toepassing op de leden van de raad van toezicht.

Wat overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht slechts ontheven van de aansprakelijkheid bepaald in het eerste en het tweede lid indien hen geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen, naargelang van het geval, hebben aangeklaagd, wat betreft de leden van de directieraad op de eerstkomende vergadering van de raad van toezicht en wat betreft de leden van de raad van toezicht, op de eerstkomende algemene vergadering, nadat zij er kennis van hebben gekregen.

Art. 986.Indien bij faillissement van de vennootschap de schulden de baten overtreffen, kunnen leden van de directieraad of leden van de raad van toezicht, of gewezen leden van de directieraad of van de raad van toezicht, alsook alle personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden vastgesteld voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap tot het beloop van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement.

De vordering kan zowel door de curator als door de benadeelde schuldeisers worden ingesteld. De benadeelde schuldeiser die een vordering instelt brengt de curator hiervan op de hoogte. In dat geval wordt het door de rechter toegekende bedrag beperkt tot de door de schuldeisers geleden schade en komt het hen toe, uitsluitend in het belang van de boedel, ongeacht een mogelijke vordering van de curatoren.

Als kennelijk grove fout wordt beschouwd iedere vorm van ernstige en georganiseerde fiscale fraude in de zin van artikel 3, § 2, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. HOOFDSTUK II. - Algemene vergadering van aandeelhouders Afdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen

Onderafdeling I. - Bijeenroeping van de algemene vergadering

Art. 987.De algemene vergadering kan worden bijeengeroepen door de raad van bestuur, de directieraad, de raad van toezicht, of zo er één is, de commissaris.

Onderafdeling II. - Verloop van de algemene vergadering en wijze van de uitoefening van het stemrecht

Art. 988.De bestuurders, de leden van de directieraad en leden van de raad van toezicht, geven ieder in functie van hun bevoegdheden antwoord op de vragen die hen door de aandeelhouders worden gesteld met betrekking tot de vervulling van hun taak en tot de agendapunten, voor zover de mededeling van gegevens of feiten niet van die aard is dat zij ernstig nadeel zou berokkenen aan de vennootschap, aan haar aandeelhouders of aan haar personeel en onder voorbehoud van de toepassing van artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1435/2003. Afdeling II. - Gewone algemene vergadering

Art. 989.De algemene vergadering vindt een maal per jaar plaats, ten minste binnen zes maanden na de afsluiting van het boekjaar. Evenwel mag de eerste algemene vergadering binnen achttien maanden na de oprichting plaatsvinden.

Art. 990.In het dualistisch stelsel beslist de algemene vergadering over de aan de leden van de raad van toezicht en van de directieraad te verlenen kwijting overeenkomstig artikel 411. Afdeling III. - Stemrecht

Art. 991.Overeenkomstig artikel 59, 2, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 kunnen de statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn niet uit kapitaalinbreng bestaande deelneming in het coöperatieve bedrijf. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 30 % van de totale stemrechten worden toegekend.

De statuten van SCE's waarvan het bedrijf bestaat in financiële of verzekeringswerkzaamheden, kunnen bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 20 % van de totale stemrechten worden toegekend.

In SCE's waarvan een meerderheid van de leden coöperaties zijn, kunnen de statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE, en/of naargelang het aantal leden van elk rechtspersoon die er deel van uitmaakt.

De kapitaalverschaffers bepaald in artikel 952 mogen over niet meer dan 25 % van de totale stemrechten beschikken. Afdeling IV. - Sector- en afdelingsvergaderingen

Art. 992.Overeenkomstig artikel 63, 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 kunnen de statuten van de SCE voorzien in sector- en afdelingsvergaderingen. HOOFDSTUK III. - Vennootschapsvordering en minderheidsvordering

Art. 993.De vennootschapsvordering en de minderheidsvordering kunnen ingesteld worden tegen de bestuurders, de leden van de directieraad en de leden van de raad van toezicht, overeenkomstig de artikelen 415, 416 en 417.

TITEL V. - Verplaatsing van de statutaire zetel

Art. 994.Het voorstel tot zetelverplaatsing wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad.

Dit voorstel wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.

Art. 995.De raad van bestuur of de directieraad, stelt het verslag op bepaald in artikel 7, § 3, van de Verordening 1435/2003.

Art. 996.Uiterlijk binnen twee maanden na de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, kunnen de schuldeisers en de houders van andere rechten jegens de vennootschap wier vordering is ontstaan voor deze bekendmaking en die nog niet is vervallen, een zekerheid eisen of elke andere waarborg, niettegenstaande enig hiermee strijdig beding.

De vennootschap kan deze rechtsvordering afweren door de schuldvordering te voldoen tegen haar waarde, na aftrek van het disconto.

Indien geen overeenstemming wordt bereikt of indien de schuldeiser geen voldoening heeft gekregen, wordt het geschil voorgelegd door de meest gerede partij aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar statutaire zetel heeft.

De rechtsvordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding; hetzelfde geldt voor de tenuitvoerlegging van de genomen beslissing.

Onverminderd de rechten in de zaak zelf bepaalt de voorzitter de zekerheid die de vennootschap moet stellen en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren, tenzij hij beslist dat geen zekerheid hoeft te worden gesteld gelet op de waarborgen en voorrechten waarover de schuldeiser beschikt of op de solvabiliteit van de vennootschap.

Indien de zekerheid niet binnen de bepaalde termijn is gesteld, wordt de schuldvordering onverwijld opeisbaar.

De bepalingen van dit artikel beletten niet dat de overeenkomsten worden toegepast waarin aan de schuldeiser de machtiging wordt verleend om de onmiddellijke terugbetaling te eisen van zijn schuldvordering in geval van zetelverplaatsing.

Art. 997.Overeenkomstig artikel 7, 8, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 geeft de instrumenterende notaris met standplaats in België een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de zetelverplaatsing voorafgaande handelingen en formaliteiten vervuld zijn.

Art. 998.De zetelverplaatsing van een SCE met statutaire zetel in België naar een andere lidstaat heeft geen rechtsgevolg wanneer de Minister bevoegd voor Economie zich daartegen overeenkomstig artikel 7 § 14, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 middels officiële kennisgeving verzet binnen twee maanden na de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel in de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad. De bekendmaking wordt gepubliceerd in overeenstemming met artikel 75.

Het attest bedoeld in artikel 997 mag enkel worden afgegeven nadat het verzet is ingetrokken of vernietigd of na een tegengestelde beslissing die in kracht van gewijsde is getreden.

De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit de versnelde procedure volgens welke het recht op verzet bedoeld in dit artikel wordt uitgeoefend.

Art. 999.De doorhaling in België van de oude inschrijving ten gevolge van de verplaatsing van de statutaire zetel naar het buitenland wordt overeenkomstig artikel 75 bekendgemaakt.

Art. 1000.De verplaatsing naar België van de statutaire zetel van een SCE moet in een authentieke akte worden vastgesteld. Deze akte kan pas worden opgesteld dan op voorlegging van het attest afgeleverd door de bevoegde instantie in het land van oorsprong van de SCE. Deze akte alsook de daarmee gepaard gaande wijziging van de statuten worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 74; zij worden van kracht vanaf de inschrijving van de vennootschap.

TITEL VI. - Jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening, en controle hierop - Specifieke bepalingen van toepassing op het dualistisch stelsel

Art. 1001.De raad van toezicht deelt aan de algemene vergadering, voorzien in artikel 92, een verslag met haar opmerkingen over de rekeningen van het boekjaar, alsook, in voorkomend geval, over het beleidsverslag van de directieraad.

Dit verslag wordt samen met de jaarrekening overeenkomstig artikel 100, 7°, neergelegd.

Art. 1002.In de gevallen bepaald in artikel 137, § 1, strekt het vorderingsrecht van de commissarissen zich uit tot de raad van toezicht.

Art. 1003.Het verslag van de commissarissen vermeldt in het bijzonder of zij van de raad van toezicht de gevraagde uitleg en informatie gekregen hebben.

TITEL VIII. - Ontbinding, vereffening, insolventie en staking van de betalingen

Art. 1004.Op vraag van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie spreekt de rechtbank van koophandel de ontbinding van de SCE uit die haar statutaire zetel in België heeft indien haar hoofdbestuur er niet gevestigd is.

Alvorens de ontbinding uit te spreken, kan de rechtbank de SCE in de gelegenheid stellen binnen een termijn haar situatie te regulariseren overeenkomstig artikel 73, 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003.

Overeenkomstig artikel 73, § 4, van Verordening (EG) nr 1435/2003, is deze beslissing niet vatbaar voor voorlopige tenuitvoerlegging.

Art. 1005.De openbaarmaking bedoeld in artikel 74 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 gebeurt overeenkomstig artikel 74.

Van het beginsel van de belangeloze verdeling bepaald in artikel 75 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 kan worden afgeweken volgens een in de statuten van de SCE bepaalde andere regeling.

TITEL IX. - Omzetting van een SCE in CV

Art. 1006.Het voorstel tot omzetting wordt opgesteld door de raad van bestuur of door de directieraad. Dit voorstel wordt neergelegd overeenkomstig artikel 75.

Art. 1007.De onafhankelijke deskundige(n) bedoeld in artikel 76, § 5, van Verordening (EG) nr. 1435/2003, is hetzij de commissaris, hetzij, bij ontstentenis van een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant aangewezen door de raad van bestuur of door de directieraad.

Art. 1008.De algemene vergadering besluit tot de omzetting overeenkomstig artikel 781 TITEL X. - Strafbepalingen

Art. 1009.De strafbepalingen van dit wetboek betreffende de coöperatieve vennootschappen zijn van toepassing op de SCE.

Art. 1010.In het dualistisch stelsel zijn de strafbepalingen betreffende de leden van de raad van bestuur van toepassing op de leden van de directieraad.

Art. 1011.Worden gestraft met de geldboete bepaald in artikel 126, § 1, leden van de raad van toezicht die het verslag bepaald in artikel 1001 niet hebben opgesteld of voorgelegd.

De vennootschappen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor het betalen van de geldboetes waartoe hun leden van de raad van toezicht krachtens het eerste lid veroordeeld zijn . » HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepaling

Art. 26.In de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie, wordt een artikel 5bis ingevoegd als volgt : «

Art. 5bis.Voor de toepassing van artikel 5, wordt de Europese coöperatieve vennootschap beschouwd als een coöperatieve vennootschap. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 27.De bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 7, § 8; 29, § 2, en 30, § 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 zijn de notarissen met standplaats in België.

De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 21 van voormelde verordening is de Minister bevoegd voor Economie.

De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 54 van voormelde verordening zijn de commissarissen.

De bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 73, § 5, van voormelde verordening is de procureur des Konings.

Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 30 november 2006.

Art. 29.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 november 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^