gepubliceerd op 07 juni 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de toekenning van een sociaal voordeel
28 MAART 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de toekenning van een sociaal voordeel (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1987, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 december 1987, inzonderheid op de artikelen 2 en 7 van de statuten;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de toekenning van een sociaal voordeel.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 31 december 1987, Belgisch Staatsblad van 23 januari 1988.
Bijlage Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 mei 1999 Toekenning van een sociaal voordeel (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51315/CO/128.02) I. Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen welke ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.
Art. 2.Ter uitvoering van de bepalingen van artikel 7 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 maart 1987, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 31 december 1987, wordt aan de in artikel 2 van voormelde statuten bedoelde werklieden en werksters een sociaal voordeel toegekend ten laste van voornoemd fonds.
II. Toepassingsmodaliteiten en bedrag
Art. 3.Het totaal jaarlijks bedrag van het sociaal voordeel wordt toegekend aan de rechthebbenden die, op 30 september van het sociaal dienstjaar, lopende van 1 oktober tot 30 september, terzelfdertijd, en gedurende ten minste twaalf maanden : a) lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal vlak zijn verbonden;b) krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden verbonden zijn bij een in artikel 1 bedoelde onderneming of in het genot zijn van het brugpensioen krachtens de desbetreffende sectoriële regeling.
Art. 4.Aan de rechthebbenden die, gedurende het sociaal dienstjaar, minder dan twaalf maanden voldoen aan de in artikel 3, a en b, vermelde voorwaarden, wordt het sociaal voordeel verleend op basis van één twaalfde van het totaal jaarlijks bedrag, voor iedere maand of breuk van een maand tijdens dewelke zij voldoen aan de bedoelde voorwaarden.
Onder dezelfde voorwaarden genieten de tijdens het sociaal dienstjaar gepensioneerde rechthebbenden, alsmede de echtgenoot of echtgenote van een tijdens het sociaal dienstjaar overleden rechthebbende, het sociaal voordeel.
Art. 5.Aan de jeugdige werklieden en werksters, die de school verlaten, rechtstreeks in dienst treden bij een in artikel 1 bedoelde werkgever en binnen twee maanden aansluiten bij een in artikel 3, a, bedoelde werknemersorganisatie, wordt het sociaal voordeel verleend op basis van één twaalfde naar rata van het aantal gewerkte maanden gedurende het sociaal dienstjaar.
Art. 6.Voor de berekening van het sociaal voordeel, bedoeld in de artikelen 3 tot 5, wordt elke begonnen maand gelijkgesteld met een volledig gewerkte maand.
Art. 7.Worden met gewerkte dagen gelijkgesteld, de perioden gedurende dewelke de arbeidsovereenkomst voor werklieden werd geschorst wegens ziekte, arbeidsongeval, werkloosheid of dienstplicht.
Art. 8.Het bedrag van het sociaal voordeel wordt als volgt vastgesteld : Vanaf het sociaal dienstjaar 1998-1999 : - totaal jaarlijks bedrag : 4 500 BEF; - per één twaalfde : 375 BEF. Vanaf het sociaal dienstjaar 1999-2000 : - totaal jaarlijks bedrag : 4 700 BEF; - per één twaalfde : 392 BEF.
Art. 9.Elk jaar uiterlijk op 15 oktober, stelt het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers" de in artikel 1 bedoelde werkgevers in het bezit van de nodige attesten van tewerkstelling.
Deze attesten worden door de werkgevers in drie exemplaren ingevuld op naam van elk lid van hun werkliedenpersoneel dat tijdens het sociaal dienstjaar in het personeelsregister was ingeschreven.
Uiterlijk op 30 november volgend op het sociaal dienstjaar worden de attesten in dubbel exemplaar door de werkgevers individueel aan hun werkliedenpersoneel uitgereikt.
Art. 10.Elk jaar wordt het sociaal voordeel uitbetaald volgens de modaliteiten en op het tijdstip zoals vastgesteld in de schoot van het paritair beheerscomité van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers".
III. Geldigheid
Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX