Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 28 januari 2010
gepubliceerd op 17 maart 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012010
pub.
17/03/2010
prom.
28/01/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 JANUARI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant;

Op de voordracht van De Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 januari 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009 Arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (Overeenkomst geregistreerd op 3 augustus 2009 onder de nummer 93257/CO/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van de provincie Luik die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant.

Met de "werklieden" worden bedoeld : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepsclassificatie

Art. 2.De in artikel 1 beoogde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : Geschoolde werklieden De schietmeesters, de herklovers, de loshouwers, de onderhoudswerklieden (smeden, mecaniciens, magazijniers,), de schop- en bulldozerconducteurs, de locomotiefbestuurders die door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen erkend zijn.

Categorie B : Geoefende werklieden De boorders zonder gebruik van springstoffen, de bestuurders van andere mechanische toestellen dan die welke onder de categorie "geschoolde werklieden" vermeld werden, de bestuurders van verbrijzelaars of brekers, de helpers van de onderhoudswerklieden.

Categorie C : Hulpwerklieden De werklieden die niet over de nodige ervaring beschikken om in een of andere van bovenvermelde categorieën geplaatst te worden. HOOFDSTUK III. - Lonen - Arbeidsduur

Art. 3.De de minimumbarema-uurlonen en de werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 juli 2009 met 0,06 EUR verhoogd en vanaf 1 juli 2010 met 0,06 EUR verhoogd.

De bruto minimumbarema-uurlonen zijn vastgesteld als volg op 1 april 2009, in de regime van 40-uren werkweek, gekoppeld aan het index 111,62, spil van de stabilisatieschijf 110,52 tot 112,75.

Evolutie in functie van de anciënniteit

Evolution en fonction de l'ancienneté

EUR

EUR

Hulpwerkman

10,9785

Manoeuvre

10,9785

Na maximaal 3 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende.

Après 3 ans maximum dans la fonction, évaluation par l'employeur pour passer spécialisé.

Geoefende

11,3006

Spécialisé

11,3006

Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende +.

Après 2 ans maximum dans la fonction, évaluation par l'employeur pour passer spécialisé +.

Geoefende +

11,5093

Spécialisé +

11,5093

Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geschoolde.

Après 2 ans maximum dans la fonction, évaluation par l'employeur pour passer qualifié.

Geschoolde :

Qualifié :


- 0 jaar

11,9666

- 0 an

11,9666

- 3 jaar

12,4654

- 3 ans

12,4654

- 5 jaar

12,5654

- 5 ans

12,5654

Evolutie in functie van de anciënniteit

Evolution en fonction de l'ancienneté

Geschoolde + :

Qualifié + :


- 0 jaar

12,6650

- 0 an

12,6650

- na 3 jaar

13,1350

- après 3 ans

13,1350


Beslissing van de werkgever De brutominimumuurlonen van de geschoolden + 5 jaar worden respectievelijk verhoogd met : - 0,09 EUR op 1 juli 2009.

Art. 4.De wekelijkse arbeidstijdregeling wordt op 38 uur vastgesteld vanaf 1 januari 1982. Er wordt één verlofdag per 20 werkdagen toegekend. Met werkdagen worden gelijkgesteld de feestdagen, de dagen kort verzuim, de dagen die aanleiding geven tot de betaling van het gewaarborgd weekloon, de dagen die voor vakbondsopleiding bestemd zijn en de recuperatiedagen.

De aldus verdiende verlofdagen zullen worden toegekend in december van elk jaar. In afwijking van wat voorafgaat, mogen er buiten de maand december afzonderlijk drie dagen worden genomen op grond van een individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer, maar zij mogen in geen geval samen met de jaarlijkse vakantie worden genomen. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies

Art. 5.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971, ontvangen de werklieden waarvan de arbeid wordt georganiseerd in 2 of 3 opeenvolgende ploegen een bijslag van : - 0,2743 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 6 tot 14 uur; - 0,3991 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 14 tot 22 uur; - 0,8772 EUR per uur voor de arbeidsprestaties van 22 tot 6 uur.

CHAPITRE V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 6.De minimumuurlonen, de werkelijk uitbetaalde lonen en de ploegenpremies worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat maandelijks door het Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wordt vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art. 7.De waarde van deze lonen en premies stijgt of daalt per schijf van 1 pct. bij elke beweging met hetzelfde percentage van het indexcijfer vanaf het spilindexcijfer.

Het eerste hogere spilindexcijfer wordt op 111,63 vastgesteld.

De opeenvolgende hogere spilindexcijfers zijn dus : 112,75 - 113,88 - 115,02 - enz.

Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.

Art. 8.De in artikel 6 bedoelde beweging van de lonen en premies heeft plaats de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het spilindexcijfer schommelt. HOOFDSTUK VI. - Premie voor het feest van "Sinte Barbara"

Art. 9.De werklieden ontvangen een premie van 17,35 EUR ter gelegenheid van het feest van "Sinte Barbara". Deze premie wordt uitbetaald met het loon van de week waarin het feest valt. HOOFDSTUK VII. - Uitkering ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering wegens slecht weer of wegens economische oorzaken

Art. 10.Om de loonderving van de werklieden gedurende de werkloosheidsperioden wegens vorst, regen en/of sneeuw te vergoeden, wordt aan de bij artikel 1 beoogde werklieden een dagelijkse vergoeding toegekend. De werkgever bij wie de werkman was tewerkgesteld op het ogenblik dat zijn recht op vergoeding inging, betaalt deze vergoeding.

Benevens de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt deze vergoeding betaald op vertoon van het formulier C3/2 dat in aanmerking is genomen voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen.

In geval van werkloosheid wegens slecht weer of wegens economische oorzaken ontvangen de werklieden een dagelijkse aanvullende werkloosheidsuitkering van 8,19 EUR vanaf 1 januari 2009 tot 31 maart 2009, vanaf de eerste dag van de werkloosheid tot maximum 45 werkdagen in een arbeidstijdregeling van vijf dagen per week. Deze regeling wordt op 8,44 EUR gebracht vanaf 1 april 2009 tot 31 december 2009, en op 8,69 EUR vanaf 1 januari 2010.

Het fonds voor bestaanszekerheid zal een bedrag bestemmen om de uitkering van bestaanszekerheid bij te passen voor de ondernemingen geconfronteerd met een grotere economische werkloosheid.

Art. 11.Het aantal verloren dagen wegens slecht weer of wegens werkloosheid om economische oorzaken dat recht geeft op bij artikel 10 vastgestelde uitkeringen wordt berekend over het kalenderjaar.

Art. 12.De betaling van de bij artikel 10 vastgestelde uitkeringen geschiedt samen met de uitbetaling van het loon over de periode waarin de dagen werkloosheid vallen. HOOFDSTUK VIII. - Eindejaarspremie

Art. 13.Vanaf 2009, wordt een eindejaarspremie toegekend die gelijk is aan 6 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitsluiting van de eindejaarspremie, tijdens de referteperiode van 1 november 2008 tot 31 oktober 2009.

Voor 2010, wordt dit percentage gebracht op 6 pct. tijdens de referteperiode van 1 november 2009 tot 31 oktober 2010.

De arbeiders die de onderneming verlaten, ontvangen de premie pro rata van de ontvangen brutolonen tijdens de referteperiode.

Art. 14.De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 25 december van het lopende jaar uitbetaald.

Art. 15.In geval van betwisting betreffende de betaling van de eindejaarspremie zal er voor elk geval afzonderlijk een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK IX. - Wekelijkse tegemoetkoming in de vervoerskosten

Art. 16.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerskosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, welk ook het gebruikte vervoermiddel weze.

Art. 17.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling van de opleiding

Art. 18.Er zal aan de vakbonden een jaarlijks bedrag van 49,58 EUR per werknemer worden gestort volgens de modaliteiten die inzake de vakbondspremie gelden. HOOFDSTUK XI. - Beëindiging van de loopbaan

Art. 19.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en die ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, door het fonds voor bestaanszekerheid en op beslissing van de raad van bestuur, een maandelijkse aanvullende uitkering worden toegekend die gelijk is aan de 1/2 van het verschil tussen het maandelijkse netto referteloon en de werkloosheidsuitkering bij het ontslag. Deze uitkering wordt tot maximaal 65 jaar toegekend en wordt gebonden aan het ontvangen van de werkloosheidsuitkering.

Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties overleg plaatshebben.

In het geval van een geschil zal een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK XII. - Toekenning van voordelen aan de georganiseerde werklieden

Art. 20.Voor 2009 en 2010 verbinden de werkgevers zich ertoe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de VZW "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 135 EUR per jaar per werkman die op 31 december van het vorige jaar is ingeschreven in het personeelsregister, alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden.

Indien de werkman die op 31 december van het jaar is ingeschreven geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt er pro rata temporis een premie betaald, met een minimum van 6 maanden.

Indien de werknemer niet meer is ingeschreven op 31 december van het jaar, maar in de onderneming heeft gewerkt, zal de premie pro rata temporis worden betaald. Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.

Voor iedere werknemer die tijdens het refertejaar meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet meer aan het voornoemde fonds.

Met dit bovenvermelde bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 135 EUR toekennen.

Art. 21.De premie wordt door toedoen van de VZW "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28 te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door dit fonds pro rata temporis verdeeld onder de georganiseerde werknemers die lid zijn van een van de vakorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend. HOOFDSTUK XIII. - Uitzendarbeid

Art. 22.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzake. Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XIV. - Afschaffing van de carenzdag

Art. 23.Vanaf het jaar 1997 wordt, per semester, de eerste dag van de eerste periode van ziekte in de loop van het jaar afgeschaft. HOOFDSTUK XV. - Langdurige ziekte

Art. 24.De arbeider met een anciënniteit van minstens 2 jaar, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende kalenderdagen, van een bijkomende uitkering van 74,37 EUR. HOOFDSTUK XVI. - Vorming en vorming van de jongeren

Art. 25.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werkopleidingsovereenkomsten.

Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door het paritair subcomité.

Art. 26.In toepassing van het voor de jaren 2009-2010 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de sociale partners overeen de bijdrage aan de opleidingen met 5 pct. te vermeerderen. Die doelstelling kan bereikt worden door een beroep te doen op OIP (Opleidings- en Inschakelingsplannen), werkopleidingssystemen, voortgezette opleiding van het personeel binnen het bedrijf, betaald educatief verlof, stages in samenwerking met het FOREm en onderwijsinstellingen.

In dat verband worden prioriteiten vastgelegd in het kader van de kaderovereenkomst van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap inzake opleiding en beroepsinschakeling (zie bijgevoegde tekst).

Het "Opleidingsfonds" wordt belast met het toezicht op de geleverde inspanningen en de verslaggeving aan het paritair subcomité. De werkwijze voor het toezicht worden door de bestuursraad van het "Opleidingsfonds" vastgelegd. HOOFDSTUK XVII. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen

Art. 27.Overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van een recht op halftijds brugpensioen op 55 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren; - de invoering van een recht op brugpensioen op 56 jaar; - de invoering van een recht op brugpensioen op 56 jaar en 40 jaar beroepsverleden en een trimester hebben gewerkt voor de leeftijd van 17 jaar (overeenkomst nr. 92 van de Nationale Arbeidsraad).

Voor deze vier maatregelen zullen kaderovereenkomsten worden opgesteld, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de in het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door dat subcomité. HOOFDSTUK XVIII Waarborg van het globale tewerkstellingsvolume

Art. 28.a). De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst het globale tewerkstellingsvolume te handhaven, op basis van de personeelssterkte op 31 december 2008.

In het geval van problemen, zal overlegd worden met de vakbondsvrijgestelden.

De werkgevers verbinden zich ertoe om geen ontslagen door te voeren om economische redenen zonder voorafgaand overleg met de vakorganisaties. b) De werkgevers verbinden zich tot overleg met de vakorganisaties ter evaluatie van de arbeidsvoorwaarden teneinde te waken over de veiligheid op de arbeidsplaatsen en de toepassing van de regels inzake hygiëne voor de werknemers.Deze maatregel dringt zich op naar aanleiding van het vertrek van de arbeidersafgevaardigden. Een jaarlijks raamactieplan inzake veiligheid en gezondheid moet ten laatste tegen 31 december 2010 op sectorvlak opgesteld worden. HOOFDSTUK XIX. - Vernieuwing en onderzoek en ontwikkeling

Art. 29.Overeenkomstig het voor de jaren 2009-2010 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de partijen overeen dat, teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van een cultuur van vernieuwing in de bedrijven en er zoveel mogelijk werknemers bij te betrekken, op basis van hun bezorgdheden en hun ervaring, zal het onderwerp van de vernieuwing jaarlijks op de agenda van het paritair subcomité komen met het oog op een dialoog, zonder dat daardoor een onredelijke vermeerdering van administratief werk ontstaat en op voorwaarde dat de vertrouwelijke aard van de tijdens die dialoog meegedeelde inlichtingen gerespecteerd wordt. HOOFDSTUK XX. - Indienstneming, integratie of aan het werk houden van personen met beperkte mentale of fysieke capaciteiten al dan niet veroorzaakt door een (arbeids-) ongeval of een beroepsziekte

Art. 30.Op de uitdrukkelijke voorwaarde van een anciënniteit van 10 jaar in de sector zal tussen de partijen met het oog op reclassering overleg worden geplaagd. HOOFDSTUK XXI. - Hospitalisatieverzekering

Art. 31.De partijen zullen de situatie in de sector onderzoeken via het fonds voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK XXII. - Tijdskrediet

Art. 32.De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad zal van toepassing zijn. HOOFDSTUK XXIII. - Geldigheid

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en treedt buiten werking op 31 december 2010.

Zij zal zwijgend worden verlengd voor een duur van een jaar.

De vroegere akkoorden die niet worden gewijzigd bij deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van toepassing.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 mei 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik Samenwerkingsovereenkomst inzake opleiding, beroepsinschakeling en onderwijs in de sector van de hardsteengroeven (P.S.C. 102.02 en 102.04) bij toepassing van de kaderovereenkomst.

Deze overeenkomst wordt opgesplitst in specifieke overeenkomsten : - een overeenkomst Waals Gewest - Opleidingsfonds P.S.C. 102.02 102.04 - FOREm; - een overeenkomst Waals Gewest - Opleidingsfonds P.S.C. 102.02 102.04 - Secundair onderwijs; - een overeenkomst Waals Gewest - Opleidingsfonds P.S.C. 102.01 102.04 - Onderwijs voor Sociale Promotie.

Elke specifieke overeenkomst omvat de hoofddoelstellingen van de kaderovereenkomst.

Elke overeenkomst spitst zich toe op de 11 in de kaderovereenkomst vastgelegde krachtlijnen maar nog meer in het bijzonder op de volgende krachtlijnen : 1. De bevordering en de opwaardering van de beroepen van de sector in samenwerking met de Forem en het onderwijs waarbij ondersteuning wordt verstrekt door de VZW Le Maillet d'or via onder meer Tecnipierre en la Fête de la Pierre.2. De vastlegging van opleidingsprogramma's in functie van de verschillende beroepen teneinde de CCPQ te stijven.3. Bevorderen van bedrijfsstages in samenwerking met de Forem voor de stagiaires in opleiding en het PFI;in samenwerking met het voltijds onderwijs voor technische en beroepsbekwaamheid en het alternerend leren. 4. De uitbouw van taalopleidingen in samenwerking met het Maison des langues van de provincie Luik.5. Doorvoeren op het niveau van het Opleidingsfonds van een geregelde analyse van de arbeidsmarkt, de behoeften aan arbeidskrachten voor de verschillende beroepen en minstens een halfjaarlijkse bijsturing van de acties van het opleidingsfonds in overleg met de partners.6. Communicatie over de werkaanbiedingen van de bedrijven in de sector met de Forem versterken op basis van de analyse van het Opleidingsfonds.7. Opdrijven van de opleidingen voor werkzoekenden met het oog op gelijke kansen wat betreft de toegang tot opleiding en werk voor alle doelgroepen.Er worden samenwerkingsverbanden opgezet tussen het Opleidingsfonds en Mire om de doelgroepen O.C.M.W. en AWIPH te bereiken. 8. Het Opleidingsfonds gaat, in samenwerking met de FOREm, de voortgezette opleiding intensiveren van de werknemers van de sector op technisch gebied om aansluiting te vinden bij de evolutie van zowel de technologie als de talenkennis zulks om de aanwezigheid van de sector op gebied van export te versterken.Bijzondere aandacht zal hierbij uitgaan naar de oudere en ervaren werknemers om hun inzetbaarheid te vrijwaren met het oog op een betere overdracht van hun knowhow aan de stagiairs en de nieuwe werknemers. 9. Het Opleidingsfonds zal de vereiste contacten leggen met de competentiecentra en de hightechcentra om de mogelijkheden te overlopen om een beroep te doen op deze centra voor bepaalde functies en de te onderzoeken of het mogelijk is of er kan worden bijgedragen tot de uitbouw en de opwaardering ervan.10. Het Opleidingsfonds zal overleggen met de commissie voor de erkenning van de competenties om na te gaan welke criteria kunnen worden ingevoerd om de werknemers zonder diploma maar wier competenties op beroepsvlak zijn erkend om hun kwalificaties te laten erkennen via de validatie van hun competenties.11. Zoals bepaald in punt 7 zal het Opleidingsfonds samenwerken met Mire om de beroepsinschakeling te ondersteunen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 januari 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^