gepubliceerd op 16 juni 2010
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler
28 APRIL 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 april 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 Invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler (Overeenkomst geregistreerd op 29 oktober 2009 onder het nummer 95405/CO/317) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten.
Onder "werknemer" wordt verstaan : zowel de mannelijke als de vrouwelijke arbeider of bediende. HOOFDSTUK II. - Doelstelling, inwerkingtreding, financiëring, beheer en inrichting
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft, in uitvoering van de beslissing van de representatieve organisaties binnen het paritair comité, als enig onderwerp de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler, conform de beschikkingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van deze pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en zijn uitvoeringsbesluiten (hierna genoemd WAP).
Art. 3.Het sectoraal pensioenstelsel treedt in werking op 1 januari 2010 en is verplicht voor alle werknemers en voor alle werkgevers vermeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 4.Het stelsel wordt gefinancierd door middel van een globale bijdrage ten laste van de werkgevers die vanaf 1 januari 2010 wordt vastgelegd op 0,25 pct. van de lonen van de aangeslotenen zoals bepaald in artikelen 3 en 4 van het hierbij gevoegde pensioenreglement. Deze bijdrage is bruto van sociale lasten en taksen die erop van toepassing zijn. Het niveau van bijdrage kan aan het begin van elk jaar verhoogd worden door de inrichter bedoeld in artikel 5, handelend krachtens van zijn statuten.
Art. 5.Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de bewaking", waarvan de statuten vastgesteld zijn door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 2003, is de inrichter in de zin van artikel 3, § 1, 5°, a) van de WAP. De beslissing om het pensioenstelsel in te stellen, te wijzigen of op te heffen is de exclusieve bevoegdheid van de inrichter. Verder kan de inrichter, zonder het pensioenstelsel te wijzigen of op te heffen, alle maatregelen treffen die vereist zijn voor de goede uitvoering ervan, en in het bijzonder in uitzonderlijke gevallen of in gevallen die niet voorzien zijn door het pensioenreglement dat bij deze overeenkomst is gevoegd.
Art. 6.De inrichter zal de uitvoering van het pensioenstelsel toevertrouwen aan een pensioeninstelling die hij zal kiezen op objectieve basissen en na een vergelijkende studie, onder de instellingen die aan de regels betreffende de uitvoering van een sectoraal pensioenstelsel beantwoorden, zoals bepaald door de WAP.
Art. 7.Het beleid van het pensioenstelsel streeft als enig doel de rechtmatige belangen van de aangeslotenen na, met uitsluiting van om het even welk ander doel, en rekening houdend met de principes van degelijk bestuur.
Art. 8.Indien de door de inrichter gekozen pensioeninstelling niet paritair wordt beheerd, wordt een toezichtcomité samengesteld in overeenstemming met artikel 41, § 2 van de WAP. Dit comité is voor de helft samengesteld uit leden die de werknemers vertegenwoordigen, jegens wie de pensioenverbintenis is aangegaan en die door de delegatie van de werknemers binnen de inrichter worden aangesteld, en voor de andere helft uit vertegenwoordigers van de werkgevers, die door de delegatie van de werkgevers binnen de inrichter worden aangesteld. Dit comité ziet toe op de uitvoering van het pensioenstelsel en wordt door de pensioeninstelling in het bezit gesteld van de verklaring evenals van het verslag van transparantie beoogd door de artikelen 41bis en 42 van de WAP vóór de communicatie ervan aan de inrichter. Ingeval de pensioeninstelling die door de inrichter wordt gekozen paritair wordt beheerd, hangt de oprichting van een toezichtcomité af van de beslissing van de inrichter, die handelt in toepassing van zijn statuten. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang op 1 juli 2009 en is afgesloten voor onbepaalde duur. Zij kan door een van de ondertekenende partijen worden opgezegd per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakings en/of toezichtsdiensten, mits een opzeggingstermijn van zes maanden.
Art. 10.De opzegging deze collectieve arbeidsovereenkomst op aanvraag van één van de contracterende partijen kan slechts plaatsvinden indien de inrichter vooraf de beslissing neemt om de sectorale pensioenregeling op te heffen.
Art. 11.Het pensioenreglement stelt van de rechten en verplichtingen vast van de inrichter, de werkgevers, de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden, evenals de toetredingsvoorwaarden en de regels betreffende de uitvoering van het pensioenstelsel wordt als bijlage bij deze overeenkomst gevoegd. In uitvoering van artikel 31, § 2, eerste alinea van de WAP, wordt overeengekomen dat de procedure bij uittreding, zoals beoogd door artikel 3, § 1, 11°, a) van de WAP geregeld wordt door artikel 17 van het pensioenreglement.
Art. 12.De nietigheid of het niet-uitvoerbare karakter van één van de beschikkingen van deze overeenkomst brengt de geldigheid of het uitvoerbare karakter van de andere beschikkingen niet in gedrang.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 april 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en Asielbeleid, Mevr. J. MILQUET
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakings- en/of toezichtsdiensten, betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler Pensioenreglement Dit pensioenreglement omvat de modaliteiten van de pensioentoezegging en maakt integraal deel uit van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler. Het is onderworpen aan alle beschikkingen van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en zijn uitvoeringsbesluiten (hierna WAP genoemd) die rechtstreeks of onrechtstreeks het pensioenreglement betreffen, los van het feit of het pensioenreglement al dan niet, expliciet of niet, naar deze beschikkingen verwijst.
Het is eveneens onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste alinea, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomensbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst.
De huidige regeling treedt in werking op 1 januari 2010.
Definities en concepten
Artikel 1.Voor de toepassing van deze regeling, dient men te verstaan onder : 1° Pensioentoezegging en pensioenstelsel De pensioentoezegging is de toezegging van een aanvullend pensioen - of de overeenkomstige waarde in kapitaal - gedaan door de inrichter ten voordele van de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 betreffende de invoering van een sectoraal pensioenstelsel 2e pijler. Het type van pensioentoezegging wordt bepaald in artikel 2 van het reglement. Een pensioenstelsel is een collectieve pensioentoezegging. 2° Aanvullend pensioen Het rustpensioen en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene voor of na de pensionering of de hiermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die worden toegekend op basis van de in dit reglement bepaalde verplichte stortingen, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke socialezekerheidsregeling vastgesteld pensioen.3° Werkgever Iedere werkgever die onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2009 valt.4° Werknemer In dit reglement wordt onder werknemer verstaan zowel de arbeider (M/V) als de bediende (M/V) die actief tewerkgesteld is bij de werkgever. 5° Inrichter Het "Fonds voor bestaanszekerheid van de bewaking." 6° Aangeslotene De werknemer (M/V) die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter een pensioenstelsel heeft ingesteld en die de toetredingsvoorwaarden voorzien in dit pensioenreglement vervult, evenals de vroegere werknemer die van huidige of uitgestelde rechten blijft genieten in overeenstemming met dit pensioenreglement.Onder "actieve aangeslotene", verstaat men : de aangeslotene die niet gepensioneerd is, niet is uitgetreden in de betekenis van punt 7° van dit artikel en niet in voltijds brugpensioen is gesteld. 7° Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst (of arbeidsovereenkomsten, indien de aangeslotene bij meer dan een werkgever tewerkgesteld is die elk ressorteren onder het Paritair Comité voor bewakings- en/of toezichtdiensten) anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer binnen de twee kwartalen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst(en) geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens ressorteert onder hetzelfde paritair comité.Voltijds bruggepensioneerden worden onder voorbehoud van de bepalingen van punt 12° van huidig artikel en van artikel 14 gelijkgesteld met uitgetreden aangeslotenen. 8° Pensioeninstelling De instelling die voldoet aan de voorwaarden gesteld door artikel 3, § 1, 16° van de WAP en die door de inrichter is aangeduid voor de uitvoering van de pensioentoezegging.9° Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken in overeenstemming met dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat.10° Verworven reserves De reserves op dewelke de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft in overeenstemming met het pensioenreglement.11° Pensioenleeftijd De leeftijd vanaf dewelke de aangeslotene van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld rustpensioen geniet. De normale pensioenleeftijd is 65 jaar. Indien de aangeslotene in dienst blijft bij een werkgever na de leeftijd van 65 jaar en zijn wettelijke pensionering is uitgesteld, wordt de pensioenleeftijd telkens met een jaar verhoogd. De vervroegde pensioenleeftijd is de leeftijd van de aangeslotene bij zijn pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar, met dien verstande dat de vervroegde pensionering niet vóór de 60e verjaardag van de aangeslotenen kan plaatshebben. 12° Einddatum De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene, op voorwaarde dat de aangeslotene op dat ogenblik minstens de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.De normale einddatum valt aldus op de eerste dag van de maand volgend op de normale pensioenleeftijd van de aangeslotene, namelijk 65 jaar. Op aanvraag kan de aangeslotene die geniet van het statuut van voltijds bruggepensioneerde de uitbetaling van zijn prestaties verkrijgen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt. 13° Wettelijk samenwonende De persoon die samen met zijn samenwonende partner een verklaring heeft afgelegd in overeenstemming met artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.14° Financieringsfonds Het fonds, dat door de pensioeninstelling wordt beheerd en waarvan de werking wordt bepaald in artikel 18 van dit reglement. De in het pensioenreglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst dienen te worden opgevat in hun betekenis die de WAP hen toekent.
Type pensioentoezegging
Art. 2.De pensioentoezegging heeft betrekking op het storten van a priori vastgestelde bijdragen zonder rendementsgarantie behoudens de garanties bedoeld in artikel 12 en het volledige rendement dat contractueel wordt gegarandeerd door de pensioeninstelling, eventueel verhoogd met de winstdeelnames die aan de contracten van de aangeslotenen worden toegekend.
Deze bijdragen worden tegelijkertijd besteed : - aan de samenstelling, vanaf de de eerste dag van de trimster tijdens dewelke de actieve aangeslotene de leeftijd van 25 jaar bereikt, van een kapitaal dat uitsluitend in geval van pensionering wordt uitgekeerd, conform de verzekeringsformule beschreven in artikel 10.
Dit luik wordt hierna het "pensioenluik" genoemd, en - aan de betaling van de vereiste premies om voor het geheel actieve aangeslotenen een kapitaal in geval van overlijden te verzekeren ten voordele van hun begunstigden. Dit luik wordt hierna "het luik overlijden" genoemd.
Per 1 januari 2010 bedraagt het verzekerde overlijdenskapitaal 1.250 EUR, zonder inbegrip van de winstdeelname die de pensioeninstelling desgevallend toekent bij overlijden. Dit kapitaal kan bij het begin van elk boekjaar per eenvoudige beslissing van de inrichter herzien worden in functie van de beschikbare financiële middelen, begroot op basis van de bijdragen bepaald in artikel 4 en geëvalueerd in functie van financiële vooruitzichten en vooruitzichten betreffende de demografische evolutie en de verwachte sterftecijfers bij de groep van de aangeslotenen aan de regeling.
Voor de aangeslotene die niet voor het equivalent van een voltijdse betrekking in de sector van de bewaking actief is, wordt het overlijdenskapitaal berekend in verhouding tot zijn gemiddeld niveau van tewerkstelling in de sector, beperkt tot 100 pct., en vastgesteld op basis van de vier DMFA aangiftes, die aan het moment van het overlijden voorafgaan.
Het uit te keren kapitaal bij pensionering of in geval van overlijden kan in een rente worden omgezet conform de modaliteiten bepaald in artikel 13.
Aangeslotenen
Art. 3.§ 1. Alle werknemers die tewerkgesteld zijn zowel voltijds als deeltijds in het kader van een arbeidsovereenkomst (ongeacht het soort arbeidsovereenkomst) afgesloten met een werkgever worden verplicht aangesloten bij deze regeling vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling of vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van indiensttreding, indien deze datum later is. De aansluiting bij het luik overlijden gebeurt zonder leeftijdsvoorwaarde noch geneeskundig onderzoek. De toetreding tot het pensioenluik vindt op zijn vroegste plaats op de 1e dag van de trimester tijdens dewelke de werknemer de leeftijd van 25 jaar bereikt.
Worden evenwel niet aangesloten bij dit pensioenplan : - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst van studentenarbeid; - de personen tewerkgesteld via een overeenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van de werknemers ten behoeve van gebruikers; - de personen tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van een speciaal door met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinspannings-, en omscholingsprogramma. § 2. De aangeslotene die na de leeftijd van 65 jaar in dienst blijft bij een werkgever en zijn wettelijke pensionering heeft uitgesteld, blijft aangesloten bij deze regeling. § 3. De aangeslotene die prestaties heeft ontvangen in toepassing van het pensioenluik van deze regeling ten gevolge van zijn pensionering (normaal, vervroegd of uitgesteld) of die is uitgetreden zoals bedoeld in artikel 1, 7°, en die opnieuw in functie treedt bij een werkgever zal als nieuwe aangeslotene beschouwd worden.
Bijdragen
Art. 4.De jaarlijkse bijdrage aan het sectorale pensioenstelsel, die door sectoraal akkoord 2007-2008 wordt bepaald, is volledig ten laste van de werkgevers en bedraagt per 1 januari 2010 0,25 pct. van de bruto jaarsalarissen van de werknemers van de sector, onderworpen aan de afhoudingen voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de formule hieronder : - voor de bedienden : het gewone loon (vast basisdeel en variabel deel) x 13/12; - voor de arbeiders : RSZ loon aan 108 pct. x 13/12 met uitzondering van de uitzonderlijke lonen, de opzegvergoedingen en de vakantiegelden.
Deze bijdrage, verhoogd met de toepasbare fiscale en sociale lasten, wordt rechtstreeks door de inrichter bij de werkgevers geïnd en aan de pensioeninstelling overgemaakt.
Elke werkgever zal aan de inrichter maandelijkse voorschotten betalen die overeenstemmen met een derde van de geschatte driemaandelijkse bijdrage bestemd voor dit pensioenstelsel voor het overeenkomstige kwartaal. Het saldo zal onmiddellijk bij ontvangst van de betreffende debetnota aan de inrichter worden gestort.
Pensioeninstelling en verandering van pensioeninstelling
Art. 5.§ 1. De inrichter wijst voor de uitvoering van de pensioentoezegging een pensioeninstelling aan onder deze die voldoen aan de voorwaarden bepaald door de WAP. Een verandering van pensioeninstelling en, eventueel, de overdracht van de verworven reserves, van de winstdeelnames en van het financieringsfonds die er desgevallend mee gepaard gaat, is onderworpen aan de voorwaarden bepaald in artikelen 34 tot en met 37 van de WAP. § 2. Conform artikel 38 van de WAP kan tien percent van de werkgevers of werknemers vragen dat de Raad voor Aanvullende Pensioenen het stelsel onderzoekt. In geval het rendement ondermaats is, kan de Raad voor Aanvullende Pensioenen aanbevelen om van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders.
Verplichtingen van de werkgever
Art. 6.§ 1. Naast de betaling van de bijdragen bepaald in artikel 4, is de werkgever verplicht om aan de inrichter, op eenvoudig verzoek en onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 22 betreffende de bescherming van het privéleven, alle nuttige gegevens en alle inlichtingen te bezorgen die laatstgenoemde nodig acht met het oog op de goede uitvoering van de pensioentoezegging, en onder meer ingeval van vervroegde pensionering, pensionering of overlijden van een werknemer. § 2. Op verzoek en rechtvaardiging van de inrichter, is de werkgever verplicht om aan laatstgenoemde onmiddellijk de financiële middelen te bezorgen die eventueel noodzakelijk zijn in aanvulling op de bijdragen bepaald in artikel 4 voor de uitvoering van de pensioentoezegging, en in het bijzonder deze die nodig zouden zijn hetzij om aan de minimale rendementsverplichtingen te voldoen bepaald in artikel 12, hetzij in gevolge de toepassing van artikel 16, hetzij nog in geval van een verandering van pensioeninstelling die lasten of kosten met zich meebrengt.
Verplichtingen van de inrichter
Art. 7.§ 1. De inrichter gaat tegenover alle werkgevers en aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat nodig is voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst die dit pensioenstelsel invoert. Hij zal alle bij de werkgevers geïnde pensioenbijdragen zo spoedig mogelijk aan de pensioeninstelling doen toekomen samen met de toepasselijke taksen. Bovendien zal hij alle voor de pensioeninstelling nodige of gewenste inlichtingen zo spoedig mogelijk overmaken onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 22 betreffende de bescherming van het privé leven. § 2. Indien de inrichter verzuimt om de bijdragen voor de financiering van de pensioentoezegging te betalen, stelt de pensioeninstelling drie maanden na de vervaltermijn van deze bijdragen elke actieve aangeslotene in kennis van de niet-betaling. Indien evenwel de niet-betaling van een deel van de bijdragen te wijten is aan de niet-naleving door één of meerder werkgevers van de verplichtingen beoogd in artikel 6, § 1 zullen uitsluitend de betrokken actieve aangeslotenen door de pensioeninstelling ingelicht worden. § 3. De inrichter zal op eenvoudig verzoek het pensioenreglement ter beschikking stellen van de aangeslotenen, evenals het jaarverslag over het beheer van de pensioentoezegging en de door de pensioeninstelling opgestelde verklaringen, rekeningen en jaarverslagen zoals bedoeld in artikel 42 van de WAP. Verplichtingen van de aangeslotene en zijn rechthebbenden
Art. 8.De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 1, 1°. Hij machtigt de inrichter bij de pensioeninstelling elke levens- en/of overlijdensverzekering ten zijnen gunste af te sluiten die nuttig of nodig geacht wordt voor de goede uitvoering van de pensioentoezegging.
De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het afsluiten van het (de) verzekeringscontract(en) als tijdens de duur ervan, om alle inlichtingen te verschaffen aan de pensioeninstelling die voor het beheer van het (de) contract(en) vereist zijn.
In geval van uittreding, zoals bedoeld in artikel 1, 7°, in geval van vervroegde pensionering of in geval van pensionering, is de aangeslotene verplicht om de inrichter hiervan onmiddellijk op de hoogte te brengen.
In geval van overlijden van een actieve aangeslotene, zijn zijn rechthebbenden verplicht om de inrichter hiervan te informeren van zodra zij van het overlijden op de hoogte zijn.
In geval van overlijden van een niet-actieve aangeslotene die bij uittreding of brugpensionering gekozen heeft om van verworven rechten te genieten in de onthaalstructuur bedoeld in artikel 17, en die bijgevolg blijft genieten van verworven prestaties in geval van overlijden, zijn zijn rechthebbenden verplicht om de inrichter onmiddellijk in kennis te stellen van dit overlijden.
Prestaties in geval van pensionering, vervroegde pensionering of overlijden
Art. 9.§ 1. De prestaties die uit dit sectorale pensioenstelsel voortvloeien en overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, zijn uitsluitend betaalbaar hetzij bij normale, vervroegde of uitgestelde pensionering, hetzij bij brugpensioen op voorwaarde dat de aangeslotene de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt, hetzij bij overlijden van een actieve aangeslotene, hetzij bij overlijden van een niet-actieve aangeslotene voor zover hij het recht op prestaties in geval van overlijden heeft behouden.
In elk geval, zijn de voordelen in geval van pensionering of brugpensionering ten vroegste betaalbaar vanaf 1 januari 2011. § 2. Teneinde de betaling te verkrijgen van de prestaties bij pensionering of overlijden, zal (zullen) de aangeslotene of desgevallend zijn rechthebbenden, een naar behoren ingevuld aanvraagformulier overmaken aan de inrichter, dat alle nodige inlichtingen bevat alsmede alle attesten die nodig zijn om de pensioeninstelling toe te laten om haar contractuele verplichtingen jegens de aangeslotene of zijn rechthebbenden te vervullen. Na nazicht maakt de inrichter het formulier zonder verwijl over aan de pensioeninstelling.
De inrichter stelt dit aanvraagformulier op eenvoudig verzoek ter beschikking van de aangeslotene of zijn rechthebbenden. § 3. Mocht(en) de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) één van de hun opgelegde verplichtingen niet nakomen, en mocht daardoor voor hem (hen) enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate als de pensioeninstelling ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbende(n) met betrekking tot de verzekeringen die afgesloten geweest zijn in het kader van dit pensioenreglement. § 4. De aangeslotene, en namens de aangeslotene, zijn begunstigden en rechthebbenden, verlenen toestemming aan de pensioeninstelling om, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen, de gekapitaliseerde waarde van niet-opgevraagde en wettelijk vervallen en verjaarde overlijdenskapitalen en pensioenkapitalen zoals bedoeld in artikel 10 in het financieringsfonds te storten, en zien af van enig verder verhaal tegen de inrichter en de pensioeninstelling.
Kapitalen bij overlijden en kapitalen bij pensionering
Art. 10.§ 1. Voor de samenstelling van de prestaties voorzien in het pensioenluik, sluit de inrichter bij de pensioeninstelling voor elke actieve aangeslotene die deelneemt aan het luik pensioen een levensverzekering af van het type "uitgesteld kapitaal zonder uitkering van de reserve ingeval van overlijden" die alleen de uitkering van een kapitaal verzekert op voorwaarde dat de aangeslotene in leven is op de einddatum. Dit kapitaal kan omgezet worden in een rente conform de modaliteiten bepaald in artikel 13.
Het kapitaal voorzien op de einddatum is afhankelijk van het totaal aan betaalde bijdragen, de volgens het tarief gegarandeerde intrestvoeten, de tariefopslagen voor beheer en de tafels van de waarschijnlijkheden van overleven die door de pensioeninstelling worden gehanteerd. Dit bedrag wordt desgevallend aangevuld met de winstdeelname toegekend door de pensioeninstelling. De winstdeelname wordt jaarlijks toegekend onder de vorm van een toename van de reserve van het contract van de aangeslotene.
Deze winstdeelname is hem onder dezelfde voorwaarden verworven als de reserves en de prestaties bedoeld in artikel 11.
De eventueel vereiste aanvulling nodig om de minimale gegarandeerde bedragen te bereiken in toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP dienen gefinancierd te worden door de inrichter die dit bedrag ten laste van het financieringsfonds kan leggen in zoverre de financiële middelen van dit fonds volstaan. § 2. Voor de prestaties voorzien in het luik overlijden, sluit de inrichter bij de pensioeninstelling voor elke actieve aangeslotene een verzekering bij overlijden af voor het bedrag bepaald in artikel 2. In geval van overlijden van een actieve aangeslotene, zal het verzekerde bedrag desgevallend verhoogd worden met de winstdeelname die door de pensioeninstelling onder de vorm van een toename van het verzekerde kapitaal wordt toegekend. Het luik overlijden geeft geen aanleiding tot de opbouw van verworven reserves of prestaties in hoofde van de aangeslotene of van zijn begunstigden.
Recht op prestaties of op verworven reserves en prestaties
Art. 11.Het recht op prestaties of, desgevallend, op verworven reserves en prestaties wordt verleend onder de volgende voorwaarden : 1° bij uittreding of brugpensionering van een aangeslotene zoals bedoeld door artikel 1, 7° : Om aanspraak te kunnen maken op verworven reserves en prestaties met betrekking tot het pensioenluik, moet de werknemer bij het sectoraal pensioenstelsel aangesloten geweest zijn gedurende een ononderbroken periode van minstens vier DMFA aangiften, die op zijn vroegst aanvangt op de eerste dag van het kwartaal, waarin hij de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.2° bij pensionering van een actieve aangeslotene of in het geval van een bruggepensioneerde aangeslotene : Om aanspraak te kunnen maken op prestaties met betrekking tot het pensioenluik, moet de werknemer bij het sectoraal pensioenstelsel aangesloten geweest zijn gedurende een ononderbroken periode van minstens vier DMFA aangiften, die op zijn vroegst aanvangt op de eerste dag van het kwartaal, waarin hij de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt, en de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt.3° bij het overlijden van een actieve aangeslotene : De rechthebbenden van de overleden werknemer kunnen aanspraak maken op prestaties in toepassing van de beschikkingen van het luik overlijden vanaf de datum van toetreding van de werknemer.Zij kunnen in geen enkel geval aanspraak maken op prestaties in toepassing van de beschikkingen van het pensioenluik. 4° bij het overlijden van een niet-actieve aangeslotene : De rechthebbenden van de overleden werknemer kunnen alleen aanspraak maken op prestaties indien hij, bij zijn uittreding of zijn brugpensionering, gekozen heeft voor verworven prestaties in het kader van de onthaalstructuur zoals bedoeld in artikel 17. Gegarandeerd minimum rendement
Art. 12.Bij uittreding, pensionering of brugpensionering, of nog in geval van opheffing van het sectorale pensioenstelsel, worden de reserves van de aangeslotene die voldoet aan de voorwaarden van artikel 11 desgevallend aangevuld bij middel van een afhouding op het financieringsfonds of rechtstreeks ten laste van de inrichter, ingeval de middelen van het financieringsfonds ontoereikend zouden zijn, ten beloop van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 24, § 2 van de WAP betreffende het gegarandeerde minimum rendement van de reserves.
Omzetting van kapitaal in rente
Art. 13.De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn begunstigde(n) of rechthebbende(n) heeft (hebben) het recht om de omvorming te vragen van het uit te keren kapitaal in een rente onder de voorwaarden bepaald in artikel 28 van de WAP. De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens begunstigde(n) of rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de einddatum volgend uit de normale pensioenleeftijd of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht. Ingeval van een bruggepensioneerde informeert de pensioeninstelling de aangeslotene binnen de twee weken na de datum waarop hij op de hoogte is gebracht van de aanvraag tot uitkering van prestaties van het pensioenluik.
Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene, de begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij, zijn begunstigde(n) of zijn rechthebbende(n) geopteerd heeft (hebben) voor de uitkering in kapitaal.
Uitkering van de prestaties 1. Prestaties bij pensionering of vervroegde pensionering van de aangeslotene Art.14. § 1. Om, onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 11, 2°, de prestaties van het pensioenluik op de normale pensioenleeftijd of op de leeftijd van de vervroegde pensionering te kunnen ontvangen, maakt de aangeslotene aan de inrichter het aanvraagformulier over dat deze laatste ter zijn beschikking houdt, behoorlijk ingevuld en ondertekend, en vergezeld van volgende documenten : - een recto verso kopie van de identiteitskaart; - een kopie van de pensioenaanvraag (normaal of vervroegd); - een certificaat van leven; - een kopie van de SIS kaart.
Dezelfde procedure is van toepassing bij uitstel van de pensionering. § 2. Om, onder voorbehoud van de beschikkingen van artikel 11, 2°, te kunnen genieten van de prestaties van het pensioenluik na brugpensionering conform de beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het brugpensioen die binnen het Paritair Comité van de bewakings- en/of toezichtsdiensten (PC 317) zijn afgesloten, dient de aangeslotene het aangifteformulier, naar behoren aangevuld en ondertekend, aan de inrichter te overhandigen uiterlijk binnen de maand na de ontvangst van het formulier C4 - brugpensioen. De aangeslotene zal eveneens de volgende documenten eraan toevoegen : - een recto verso kopie van de identiteitskaart; - een kopie van het formulier C4 - brugpensioen; - een certificaat van leven. § 3. Zodra de inrichter het aangifteformulier met de bijhorende documenten heeft ontvangen, maakt hij ze over aan de pensioeninstelling geworden na het aangifteformulier ondertekend en desgevallend aangevuld te hebben.
Na ontvangst van het formulier en de bijhorende documenten, gaat de pensioeninstelling over tot de berekening van de bijdragen op basis van de schatting bedoeld in artikel 16, en eventueel aangevuld in toepassing van artikel 12 betreffende het minimale rendement.
De eventuele aanvullende bijdragen noodzakelijk voor het vervolledigen van de uitkering worden van het financieringsfonds afgenomen en op de individuele rekening van de aangeslotene betrekking.
De pensioeninstelling overhandigt aan de aangeslotene een afrekeningstaat die de bruto en netto bedragen van het uit te keren kapitaal of de uit te keren rente bevat evenals de toepasselijke fiscale, sociale en parafiscale afhoudingen. Binnen de maand na de ontvangst van deze afrekeningstaat, maakt de aangeslotene bovengenoemde staat over aan de pensioeninstelling na haar ondertekend te hebben.
Na ontvangst van de door de aangeslotene ondertekende afrekeningstaat gaat de pensioeninstelling over tot de uitbetaling van de prestaties op de bankrekening van de aangeslotene. 2. Prestaties bij het overlijden van een actieve aangeslotene of van een niet-actieve aangeslotene zoals beoogd in artikel 11, 4° Art.15. § 1. De prestatie voorzien in geval van overlijden is onvoorwaardelijk verworven behalve in de volgende gevallen : - Wanneer het overlijden het onmiddellijke gevolg is van een misdaad of wanbedrijf die de aangeslotene opzettelijk als dader, mededader of medeplichtige pleegde en waarvan hij de gevolgen kon voorzien; - Wanneer het overlijden het gevolg is van een oorlogsfeit, behalve wanneer de aangeslotene er niet actief of vrijwillig aan deelgenomen heeft; - Wanneer het overlijden het rechtstreekse of onrechtstreekse gevolg is van oproer, civiele onlusten of alle daden van collectief geweld met politieke, ideologische of sociale ondergrond, behalve : - Indien vaststaat dat de aangeslotene er niet actief aan deelgenomen heeft, of - Indien het overlijden is voorgevallen in het kader van de uitoefening van de beroepsactiviteiten van de aangeslotene. - Wanneer het overlijden rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van de werking of van gevaarlijke eigenschappen van nucleaire brandstoffen of van radioactieve, chemische of bacteriologische producten of afval.
De prestatie is eveneens verworven indien het overlijden veroorzaakt is door een daad van terrorisme zoals bepaald in de wet van 1 april 2007 betreffende de verzekering van schades veroorzaakt door terrorisme, behalve indien het overlijden veroorzaakt is door wapens of toestellen bestemd om te exploderen ten gevolge van een structuurwijziging van de atoomkern.
De hiervoor vermelde uitsluitingen zijn niet van toepassing bij contracten van het type "Uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves bij overlijden". § 2. De prestaties in geval van overlijden worden in het kader van dit reglement aan de begunstigden uitgekeerd in de hierna vermelde volgorde : 1. de echtgeno(o)t(e)) die noch uit de echt gescheiden is noch juridisch van tafel en bed gescheiden is of de wettelijk samenwonende partner;2. bij ontstentenis aan de kinderen van het aangeslotene, per gelijke delen;indien een van de kinderen van de aangeslotene vooroverleden is, komt het aandeel van dit kind per gelijke delen toe aan zijn kinderen; bij ontstentenis per gelijke delen aan de andere kinderen van de aangeslotene. Het kind is diegene waarvan de afstamming wettelijk is vastgesteld ten opzichte de aangeslotenen, ongeacht de wijze waarop de afstamming is vastgelegd; 3. bij ontstentenis aan echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner, aan de natuurlijke perso(o)n(en) die aangeslotene heeft aangewezen in het formulier "Aanduiding van begunstigde" dat beschikbaar is bij de inrichter.De aangeslotene zal dit formulier bij de pensioeninstelling indienen per aangetekende zending na het ingevuld en ondertekend te hebben. De schriftelijke aanvaarding van de begunstiging door de betrokken persoon maakt de begunstiging onherroepbaar zonder diens akkoord. Indien er geen schriftelijke aanvaarding van de begunstiging is, kan de aanduiding van de begunstigde vrij herroepen worden. Elke herroeping moet volgens dezelfde procedure gebeuren als hierboven, behalve in geval van huwelijk van de aangeslotene waarbij de herroeping automatisch gebeurt; 4. bij ontstentenis aan de ouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van een van hen, aan de overlevende; 5. bij ontstentenis aan de grootouders van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van een van hen, aan de overlevende(n); 6. bij ontstentenis aan de broers en zusters van de aangeslotene, per gelijke delen;bij ontstentenis van een van hen, aan zijn kinderen; aan ontstentenis van kinderen, aan de andere broers en zusters van de aangeslotene, per gelijke delen; 7. bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgenamen van de verzekerde, per gelijke delen, met uitsluiting van de Staat;8. bij ontstentenis van de voornoemde begunstigde(n), worden de prestaties bij overlijden in het financieringsfonds gestort. Indien het overlijden van de aangeslotene het gevolg is van een opzettelijke daad te wijten aan of aangezet door een van de begunstigden, wordt deze ambtshalve uit de lijst hiervoor geschrapt. § 3. De begunstigde(n) breng(t)(en) de inrichter onmiddellijk op de hoogte van het overlijden van de aangeslotene. Deze zal hem (hen) een aangifteformulier bezorgen dat zij hem zonder verwijl en behoorlijk ingevuld terugsturen. De begunstigde(n) voegen bij het aangifteformulier eveneens een uittreksel van de overlijdensakte met melding van de geboortedatum van de aangeslotenen, een recto verso kopie van de identiteitskaart(en) van de begunstigde(n) en van het document dat de inhoud van de elektronische identiteitskaart vermeldt, een kopie van de SIS kaart van de begunstigde(n) en een bekendheidsakte die de hoedanigheid en de rechten van de begunstigde(n) vermeldt in geval hij (zij) niet bij name zijn aangewezen en het niet de overlevende echtgenoot betreft.
De inrichter maakt deze kennisgeving onmiddellijk over aan de pensioeninstelling.
Binnen de twee weken na ontvangst van de kennisgeving van het overlijden, stelt de pensioeninstelling de begunstigde(n) schriftelijk in kennis van het recht om de storting op te vragen onder de vorm van rente eerder dan van kapitaal, onder de voorwaarden bepaald in artikel 13.
De pensioeninstelling heeft het recht om - mits motivatie - aan de begunstigde(n) bijkomende documenten op te vragen die hij nuttig oordeelt om tot de uitkering van de prestaties te kunnen overgaan. § 4. Na ontvangst van de hiervoor vermelde documenten en voor zover de inrichter aan de pensioeninstelling alle nuttige gegevens voor de definitieve berekening van de uitkering heeft meegedeeld, gaat laatstgenoemde over tot de berekening van de uitkering bij overlijden op basis van de schatting zoals bepaald in artikel 16, en eventueel aangevuld in toepassing van de artikel 12. De aanvullende bijdragen die eventueel noodzakelijk zijn voor de samenstelling van de uitkering worden van het financieringsfonds afgenomen en op de individuele rekening van de aangeslotene gestort.
De pensioeninstelling overhandigt aan de begunstigde(n) een afrekeningstaat die de bruto en netto bedragen van het uit te keren kapitaal of eventueel de uit te keren rente bevat evenals de toepasselijke fiscale, sociale en parafiscale afhoudingen.
Binnen de maand na de ontvangst van deze afrekeningstaat, la(a)t(en) de begunstigde(n) bovengenoemde staat aan de pensioeninstelling geworden na haar ondertekend te hebben en aangegeven of hij (zij) kiezen voor de uitkering in kapitaal of eventueel in rente.
Na ontvangst van de door de begunstigde(n) ondertekende afrekeningstaat gaat de pensioeninstelling over tot de storting van de prestaties op de bankrekening van de begunstigde(n).
Schatting van de voordelen
Art. 16.§ 1. Ingeval de inrichter niet de mogelijkheid heeft om tijdig aan de pensioeninstelling de loongegevens te leveren betreffende maximum vier kwartalen voor de pensionering (normaal, vervroegd of uitgesteld), de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene, wordt de bijdrage voor deze periode berekend op basis van een geschat brutoloon volgens de volgende formule : - brutoloon voor de ontbrekende kwartalen : n x brutoloon van het laatste bekende kwartaal x i1 / i0 waarbij - n : het aantal ontbrekende kwartalen voorstelt (gebroken getal, 2 decimalen); - i1 : de gezondheidsindex van de maand die aan de (vervroegde) pensionering, de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene voorafgaat; - i0 : de gezondheidsindex van de laatste maand van het laatst bekende kwartaal.
De bijdrage die op de individuele rekening dient gestort is berekend door de formule bepaald in artikel 4 op toe te passen op het aldus geschatte brutoloon. § 2. Indien de ontbrekende loongegevens betrekking hebben op meer dan vier kwartalen vóór de pensionering (vervroegd), de brugpensionering of het overlijden van de aangeslotene, zal de inrichter alle middelen inzetten om de ontbrekende gegevens te verkrijgen en zal hij ze onmiddellijk mededelen aan de pensioeninstelling.
Uittreding of brugpensionering van de aangeslotene
Art. 17.Ingeval een aangeslotene de inrichter van de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst(en), of van zijn brugpensionering, zoals bepaald in artikel 1, 7° in kennis stelt, of ingeval de inrichter vaststelt dat een aangeslotene tijdens twee achtereenvolgende kwartalen niet meer voorkomt op de DMFA aangifte en bevestiging ontvangen heeft van zijn werkgever(s) van zijn uittreding of van zijn daadwerkelijke brugpensionering, brengt hij de pensioeninstelling binnen de veertien dagen hiervan op de hoogte. De datum van uittreding of brugpensionering wordt, wat de hieronder beoogde administratieve termijnen betreft, geacht die te zijn waarop de inrichter formeel kennis van de uittreding of van de brugpensionering heeft genomen.
Indien de uitgetreden aangeslotene aanspraak kan maken op verworven reserves en prestaties, deelt de pensioeninstelling hem binnen de 30 dagen, met kopie aan de inrichter, het bedrag van de verworven reserves mee, eventueel aangevuld ten beloop van de gegarandeerde minimale bedragen zoals bepaald in artikel 12, en rekening houdend met de beschikbare gegevens aangaande het brutoloon en de aansluitingsperiode van de uitgetreden aangeslotene.
De pensioeninstelling stelt de aangeslotene in kennis van de keuze om van verworven prestaties te genieten : - hetzij zonder wijziging van de pensioentoezegging, met name door de voortzetting van de verzekering van het type "Uitgesteld kapitaal zonder terugbetaling van de reserves in geval van overlijden" maar zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor het aangeslotene; - hetzij in een ontvangststructuur zoals bedoeld door artikel 32, § 2 van de WAP, die verzekeringspolissen bevat van het type "Uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves in geval van overlijden" maar zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor het aangeslotene. De einddatum van deze contracten is vastgesteld op 65 jaar.
De pensioeninstelling brengt de aangeslotene op de hoogte van de bedragen van de verworven prestaties in functie van zijn keuze, alsmede van de andere mogelijkheden die aan de uittredende aangeslotene worden geboden, zoals bedoeld in artikel 32, § 1, 1° en 2° van de WAP.De aangeslotene moet de pensioeninstelling binnen de 30 dagen in kennis stellen van zijn keuze.
Indien de aangeslotene de hierboven vermelde termijn van 30 dagen heeft laten verlopen, wordt hij verondersteld geopteerd te hebben om de verworven reserves, eventueel aangevuld ten beloop van de minimale bedragen, die in toepassing van artikel 24, § 2 worden gegarandeerd, bij de pensioeninstelling te laten zonder wijziging van de pensioentoezegging, en zonder dat verder nog bijdragen worden betaald voor de aangeslotene.
Wanneer de aangeslotene voor de overdracht van zijn reserves voor een andere pensioeninstelling of voor de ontvangststructuur opteert, voert de pensioeninstelling de overdracht uit binnen de dertig dagen na de datum waarop hij van de beslissing van de aangeslotene op de hoogte werd gebracht.
Na de afloop van deze termijn, kan ieder uitgetreden aangeslotene te allen tijde de overdracht vragen van zijn reserves naar een van de pensioeninstellingen bedoeld in artikel 32, § 1, 1° en 2° van de WAP. De pensioeninstelling zal ervoor zorgen binnen de dertig dagen de gemaakte keuze uit te voeren.
Financieringsfonds
Art. 18.In afwachting de regularisatie van de contracten van de aangeslotenen op basis van de definitieve loongegevens en andere gegevens, stort de inrichter de bijdragen bepaald in artikel 4 aan het financieringsfonds, waaruit de pensioeninstelling vervolgens de vereiste bedragen opneemt om de contracten van de aangeslotenen te voeden die toegetreden zijn tot het pensioenluik en om de prestaties van het luik overlijden te financieren. Het financieringsfonds kan eveneens andere inkomsten ontvangen, zoals beleggingsinkomsten, kapitalen op dewelke de rechten van de aangeslotenen door verjaring zijn verlopen, zoals die bedoeld in artikel 9, § 4, de niet-verworven reserves bedoeld in artikel 11 of premiesristorno's.
Het financieringsfonds kan eveneens gedebiteerd of gecrediteerd worden ten beloop van de eventuele verschillen tussen de bijdragen die door de inrichter werden geïnd en deze die werkelijk aan de contracten van de aangeslotenen worden toegekend, inzonderheid ingevolge de toepassing van de beschikkingen van artikel 16.
Op beslissing van de inrichter kan het financieringsfonds eveneens worden gedebiteerd van de bedragen die nodig zijn om desgevallend de tekorten te financieren met betrekking tot de gegarandeerde minimale bedragen bedoeld in artikel 12, of om de bedragen nodig voor de vrijwaring van de reserves en de verworven prestaties van de aangeslotenen te financieren in geval van verandering van pensioeninstelling en collectieve overdracht van de reserves die er eventueel mee gepaard gaat. Op uitdrukkelijke beslissing van de inrichter, kan het fonds eveneens gedebiteerd worden van de bedragen nodig voor een perequatie van de reserves en/of lopende rentes van de aangeslotenen of hun begunstigden.
Indien het financieringsfonds een negatief saldo zou vertonen, moet de inrichter dit onmiddellijk aanzuiveren. In geen enkel geval kan het financieringsfonds aan de inrichter teruggestort worden.
Fiscale beschikkingen
Art. 19.Overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek der Belastingen op de Inkomsten 1992, kan de rente die uit het sectoraal pensioenstelsel met inbegrip van de winstdeelname volgt, verhoogd met het wettelijke ouderdomspensioen en met andere gelijkaardige aanvullende prestaties, uitgezonderd deze voorvloeiend uit individuele levensverzekeringen en pensioensparen en uitgedrukt in jaarlijkse rente, niet meer dan 80 pct. bedragen van het laatste normale brutojaarloon, rekening houdend met een normale duur van beroepsactiviteit.
De normale duur van beroepsactiviteit is vastgesteld op 40 jaar.
Het laatste normale brutojaarloon loon is het brutojaarloon dat, gezien de vorige lonen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en dat hem werd betaald of toegekend tijdens het laatste jaar dat aan zijn pensionering voorafgaat tijdens hetwelke hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.
Wijziging en opheffing van het pensioenreglement
Art. 20.Een wijziging of opheffing van het pensioenreglement kan in geen geval leiden tot een vermindering van de verworven reserves, desgevallend aangevuld met de waarborgen van artikel 12 van de aangeslotenen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3.
Indien bij de opheffing van het pensioenstelsel de bij de pensioeninstelling aanwezige reserves met inbegrip van het saldo van het financieringsfonds de som van alle verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 12, en verhoogd met de bedragen die nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging, overtreffen, wordt het overschot toegekend aan de aangeslotenen, die bij de opheffing van het pensioenreglement voldeden aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, in verhouding tot de door hen verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 12 en aan de rentetrekkende in verhouding tot het samenstellend kapitaal van hun rente, behalve indien dit overschot op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst geheel of gedeeltelijk voor een ander sociaal doel wordt bestemd.
In geval van opheffing van het pensioenreglement, zullen de contracten van de actieve aangeslotenen omgezet worden in contracten van het type "Uitgesteld kapitaal met terugbetaling van de reserves bij overlijden" maar zonder verderbetaling van bijdragen voor de aangeslotenen.
In geval van verdwijning van de inrichter zonder overname van de verplichtingen door een derde, wordt het pensioenreglement automatisch opgeheven.
Informatie aan de aangeslotenen
Art. 21.De pensioeninstelling zal minstens eens per jaar de aangeslotenen, met uitzondering van de renteniers, een pensioenfiche bezorgen met minstens die gegevens die in artikel 26, § 1 van de WAP worden vermeld, en met name : - het bedrag van de verworven reserves, met eventueel het bedrag dat met de garanties bedoeld in artikel 24 van de WAP overeenstemt; - het bedrag van de verworven prestaties evenals de datum op dewelke deze opeisbaar zijn.
Op eenvoudig verzoek deelt de pensioeninstelling aan de aangeslotenen een historisch kort overzicht mee van de hiervoor vermelde gegevens, beperkt tot de periode van aansluiting bij de pensioeninstelling.
Aan aangeslotenen die minstens 45 jaar oud zijn, deelt de pensioeninstelling minstens eens per vijf jaar, overeenkomstig artikel 26, § 3 van de WAP, het bedrag van de verwachte rente op 65 jaar mee of, als de rente lager is dan het minimum dat door artikel 28 van de WAP wordt bepaald, het bedrag van het kapitaal.
Bescherming van het privéleven
Art. 22.§ 1. De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst.
De inrichter en de pensioeninstelling verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen met uitzondering van de gegevens afkomstig van de Kruispuntenbank van de Sociale Zekerheid, die niet kunnen gewijzigd worden.
Zij zullen de vereiste technische en organisatorische maatregelen treffen om de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernieling te beschermen, tegen toevallig verlies alsmede tegen elke ongeoorloofde wijziging van, toegang tot en om het even welke andere verwerking van persoonsgegevens.
Indien een rechtsgeding tegen de inrichter of de pensioeninstelling wordt ingespannen die een overtreding aanvoert van de wetgeving betreffende de bescherming van het privéleven, verbinden de inrichter en de pensioeninstelling zich ertoe om elkaar wederzijds te verdedigen, voor zover geen enkel van beide zelf een rechtsgeding heeft ingespannen. § 2. De meegedeelde gegevens kunnen door de inrichter en de pensioeninstelling worden verwerkt in het kader van de uitvoering van huidig pensioenreglement, het beheer van de individuele rekeningen alsmede de betaling van de prestaties.
Alle informatie zal met de grootste discretie behandeld worden en zal niet gebruikt kunnen worden voor directe marketing.
De aangeslotenen kunnen deze gegevens ter kennis nemen en laten herzien. Zij zullen daartoe aan de inrichter en de pensioeninstelling een gedateerd en ondertekend verzoek sturen, met een recto verso kopie van hun identiteitskaart.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 april 2010.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET