gepubliceerd op 09 juni 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren
28 APRIL 1998. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het gebrek aan werk wegens economische oorzaken de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden schorst, voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 51, §§ 1 en 3, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 26 juni 1992, de wet van 29 december 1990 en bij het koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;
Overwegende dat de regeling van gedeeltelijke arbeid welke minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsdag per twee weken omvat voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren, wegens uitzonderlijke omstandigheden in sommige ondernemingen onvermijdelijk voor een langere duur dan drie maanden moet worden ingevoerd;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de huidige economische toestand het spoedig invoeren van een regeling van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden rechtvaardigt voor de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen die tuinmeubelaccessoires vervaardigen.
Art. 2.Bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken mag de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor werklieden worden geschorst of mag een regeling van gedeeltelijke arbeid worden ingevoerd mits hiervan kennis wordt gegeven ten minste drie dagen vooraf.
De kennisgeving geschiedt door aanplakking van een bericht op een goed zichtbare plaats in de lokalen van de onderneming.
Wanneer de werkman de dag van de aanplakking afwezig is, wordt hem de kennisgeving dezelfde dag over de post toegezonden.
Art. 3.De bij artikel 2 bedoelde kennisgeving moet de datum vermelden waarop de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of de regeling van gedeeltelijke arbeid zal ingaan en de datum waarop die schorsing of die regeling een einde zal nemen, alsmede de data waarop de werklieden werkloos zullen zijn.
Art. 4.§ 1. De dag zelf van de aanplakking of van de individuele kennisgeving zendt de werkgever bij een ter post aangetekende brief een afschrift van het aangeplakte bericht of van de individuele kennisgeving naar het bureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de onderneming gevestigd is. § 2. De in § 1 bedoelde mededeling vermeldt daarenboven : - de economische redenen die de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst of het instellen van een regeling van gedeeltelijke arbeid rechtvaardigen; - hetzij de naam, de voornamen en het adres van de werkloos gestelde werklieden, hetzij de afdeling(en) van de onderneming waar de arbeid wordt geschorst.
Art. 5.§ 1. In de ondernemingen voor confectie van hoofddeksels, stoffen handschoenen, regenschermen, bloemen en pluimen, mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst acht weken niet overschrijden. § 2. In de overige ondernemingen van de kleding- en confectienijverheid mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst vier weken niet overschrijden. § 3. 1° In de ondernemingen bedoeld in § 2, mag de duur van de volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst evenwel eenmaal per kalenderjaar op acht weken worden gebracht. 2° Onder de in 3° vastgestelde voorwaarden mogen dezelfde ondernemingen bovendien : - ofwel in de loop van eenzelfde kalenderjaar een tweede maal de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gedurende acht weken volledig schorsen; - ofwel de in 1° bedoelde duur op twaalf weken brengen, met dien verstande dat de twaalf achtereenvolgende weken over twee kalenderjaren mogen gespreid worden. 3° Voor de toepassing van 2° dienen de betrokken ondernemingen vooraf een bij ter post aangetekend gemotiveerd verzoekschrift te richten tot de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf. Dit Paritair Comité of sommige door dit laatste in beperkt comité afgevaardigde leden, doen uitspraak over elk individueel verzoekschrift.
De voorzitter van het Paritair Comité deelt de beslissing mede aan de betrokken onderneming; voor zover deze beslissing gunstig is, wordt zij door de voorzitter eveneens medegedeeld aan de bevoegde directeur van het werkloosheidsbureau. § 4. Wanneer de volledige schorsing van de uitvoering van de overeenkomst de maximumduur van respectievelijk twaalf, acht of vier weken heeft bereikt, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid opnieuw invoeren, alvorens een volledige schorsing of een nieuwe regeling van gedeeltelijke arbeid kan ingaan.
Art. 6.§ 1. Een regeling van gedeeltelijke arbeid mag worden ingevoerd voor een duur van ten hoogste drie maanden, indien zij minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat. § 2. In afwijking van het bepaalde in § 1, mag in de ondernemingen voor de confectie van hoofddeksels, een regeling van gedeeltelijke arbeid die minder dan drie arbeidsdagen per week of minder dan één arbeidsweek per twee weken omvat, voor een duur van ten hoogste zes maanden worden ingevoerd. § 3. Wanneer de regeling van gedeeltelijke arbeid de maximumduur van respectievelijk drie en zes maanden, zoals voorzien bij §§ 1 en 2, heeft bereikt, moet de werkgever gedurende een volledige arbeidsweek de regeling van volledige arbeid invoeren, alvorens een volledige schorsing of een nieuwe regeling van gedeeltelijke arbeid kan ingaan. § 4. Wanneer de regeling van gedeeltelijke arbeid ten minste drie arbeidsdagen per week of ten minste één arbeidsweek per twee weken omvat, kan zij worden ingevoerd voor een duur die drie maanden kan overschrijden. § 5. Wanneer een stelsel van gedeeltelijke arbeid bedoeld in §§ 1 en 2 wordt ingevoerd, moet dit stelsel ten minste twee arbeidsdagen over een periode van twee weken bevatten.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1998 en houdt op van kracht te zijn op 1 oktober 2000.
Art. 8.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 april 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1978, Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978. Wet van 29 december 1990, Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Koninklijk besluit nr. 254 van 31 december 1983, Belgisch Staatsblad van 21 januari 1984.