gepubliceerd op 23 november 2015
Koninklijk besluit betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten
27 SEPTEMBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen, artikel 51;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/01/2003 pub. 12/02/2003 numac 2003011040 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de "erkende boekhouders" en "erkende boekhouders-fiscalisten" sluiten betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de economische beroepen, gegeven op 18 maart 2015;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juni 2015;
Gelet op advies 57.739 van de Raad van State met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gegeven op 28 juli 2015;
Op de voordracht van de Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;2° het Instituut : het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, opgericht bij artikel 43 van de wet;3° de Raad : de Nationale Raad van het Instituut, bedoeld in artikel 45/1, § 4, van de wet;4° de Kamer : de bevoegde uitvoerende kamer van het Instituut zoals voorzien in artikel 45/1, § 2, van de wet;5° het tableau van de beroepsbeoefenaars : het tableau bedoeld in artikel 44 van de wet;6° de lijst van de stagiairs : de lijst bedoeld in artikel 44 van de wet;7° de stagiair : de stagiair-boekhouder en de stagiair boekhouder-fiscalist, natuurlijke persoon, opgenomen op de lijst van de stagiairs van het instituut zoals voorzien in artikel 44 van de wet;8° de stagemeester : een natuurlijk persoon lid van hetzij het Instituut hetzij een accountant lid van het Instituut van de accountants en de belastingconsulenten of een bedrijfsrevisor lid van het Instituut der bedrijfsrevisoren die de stagiair begeleidt tijdens zijn stage;9° de externe stagiair : de stagiair die zijn beroep op zelfstandige basis en voor rekening van derden uitoefent zoals bedoeld in artikel 44 van de wet;10° de interne stagiair : de stagiair die zijn beroep uitsluitend uitoefent in ondergeschikt dienstverband via een arbeidsovereenkomst of een door de overheid bezoldigde betrekking zoals bedoeld in artikel 44 van de wet; 11 ° de erkende boekhouder : natuurlijke persoon opgenomen als "erkend boekhouder" op het tableau van de beroepsbeoefenaars van het Instituut zoals bedoeld in artikel 44 van de wet; 12° de erkende boekhouder-fiscalist : natuurlijke persoon opgenomen als "erkend boekhouder- fiscalist" op het tableau van de beroepsbeoefenaars van het instituut zoals bedoeld in artikel 44 van de wet;13° het praktisch bekwaamheidsexamen : het praktisch bekwaamheidsexamen zoals bedoeld bij artikel 51 van de wet;14° de Stagecommissie : de examenjury zoals bedoeld in artikel 51 van de wet; HOOFDSTUK 2. - Modaliteiten van het praktisch bekwaamheidsexamen
Art. 2.Het praktisch bekwaamheidsexamen heeft tot doel na te gaan of de stagiair aan het einde van zijn stageperiode in staat is om zijn theoretische kennis in de beroepspraktijk van een erkend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist toe te passen alsook of hij in staat is het beroep uit te oefenen met inachtneming van de wetten en de regels van plichtenleer.
Art. 3.Het praktisch bekwaamheidsexamen wordt ten minste twee maal per jaar door het Instituut ingericht en kan worden afgelegd in één van de drie landstalen naar keuze van de kandidaat. De data waarop de praktische bekwaamheidsexamen plaatsvinden worden door het Instituut aan de stagiairs meegedeeld.
Art. 4.Het praktisch bekwaamheidsexamen bestaat uit een schriftelijke en een mondelinge proef, rechtstreeks of onrechtstreeks handelend over volgende vakken : 1° algemene boekhouding;2° wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;3° algemene beginselen van het financieel beheer;4° het opstellen, de analyse en de kritische beoordeling van de jaarrekening;5° organisatie van de boekhoudingsdiensten en van de administratieve diensten van de onderneming;6° belasting op de toegevoegde waarde;7° personenbelasting;8° vennootschapsbelasting;9° belastingsprocedures;10° vennootschapsrecht en de wetgeving in verband met ondernemingen in moeilijkheden;11° beginselen van registratie- en successierechten;12° organisatie en beheer van een boekhoudkantoor;13° beginselen van het arbeids- en sociaal zekerheidsrecht;14° plichtenleer van de erkende boekhouders en boekhouders-fiscalisten met inbegrip van de beginselen inzake de wetgeving tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.
Art. 5.De praktische regels betreffende de inschrijvingsvoorwaarden, de deelnamevoorwaarden en de bezwaarmogelijkheden alsook het consulteren van de afgelegde schriftelijke proef van het praktisch bekwaamheidsexamen worden door de Raad vastgelegd in een richtlijn. HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden betreffende de toelating tot de schriftelijke proef van het praktisch bekwaamheidsexamen
Art. 6.De stagiair wordt toegelaten tot het praktisch bekwaamheidsexamen van zodra hij zijn stage heeft volbracht overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende het beroep en de stage. Hieronder wordt met name verstaan zijn bijdrageverplichtingen, zijn inschrijvingsrecht ter dekking van de kosten van het praktisch bekwaamheidsexamen, zijn verplichting inzake permanente vorming en de verzekering van zijn burgerlijke beroepsaansprakelijkeid, alsook de uitgevaardigde richtlijnen, heeft gerespecteerd, die de stagiair-boekhouder of stagiair boekhouder-fiscalist dient na te leven tijdens zijn stage.
De stagiair die wenst deel te nemen aan het schriftelijk gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen, richt hiertoe een aanvraag tot de Stagecommissie en dit volgens de praktische regels vastgelegd in een daartoe bestemde richtlijn.
Deze aanvraag tot inschrijving moet, op straffe van onontvankelijkheid, uiterlijk gebeuren 30 kalenderdagen voorafgaand aan de datum waarop het schriftelijk gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen plaatsvindt en in elk geval voor het verstrijken van de wettelijke stagetermijn zoals bedoeld in artikel 51 van de wet.
Bij gebreke aan aanvraag tot inschrijving voor de schriftelijke proef binnen de wettelijke stagetermijn wordt de stagiair van de lijst van stagiairs weggelaten.
Art. 7.Wanneer de stagiair zijn aanvraag tot inschrijving doet binnen de wettelijke stagetermijn voor een schriftelijke proef die buiten deze termijn wordt georganiseerd, dient hij deel te nemen aan het eerstvolgende praktisch bekwaamheidsexamen dat wordt georganiseerd.
Art. 8.De stagiair wordt toegelaten tot de schriftelijke proef van het praktisch bekwaamheidsexamen indien hij aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoet zoals vastgelegd in een richtlijn.
In geval de stagiair niet aan de voorwaarden beantwoordt om deel te nemen aan het praktisch bekwaamheidsexamen wordt hij hiervan door de Voorzitter of de Ondervoorzitter van de Stagecommissie schriftelijk op de hoogte gebracht.
De stagiair kan hiertegen een gemotiveerd bezwaar indienen binnen de 15 kalenderdagen na ontvangst van de weigering tot inschrijving en dit bij aangetekend schrijven.
De Raad bepaalt de praktische regels inzake dit bezwaar via een richtlijn. HOOFDSTUK 4. - Schriftelijk gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen
Art. 9.De schriftelijke proef van het praktisch bekwaamheidsexamen voor de toegang tot de titel van erkend boekhouder of erkend boekhouder-fiscalist bestaat uit het oplossen van één of meer praktische toepassingsgevallen met betrekking tot de in artikel 4 omschreven materies.
Art. 10.§ 1. Alleen de stagiairs die op de schriftelijke proef volgende resultaten hebben behaald : - ten minste zestig procent van de punten voor de vakken bedoeld in artikel 4, 1° tot 5°, en; - ten minste vijftig procent van de punten voor de vakken bedoeld in artikel 4, 6° tot 13°, en; - ten minste zestig procent van de punten voor het vak bedoeld in artikel 4, 14°, en; - ten minste zestig procent van het totaal aantal punten; - worden tot de mondelinge proef toegelaten om de beroepstitel van erkend boekhouder te bekomen.
De stagiairs die bij de schriftelijke proef bovendien zestig procent van de punten behalen voor de vakken bedoeld in artikel 4, 6°, 7°, 8°, 9° en 11°, worden tot de mondelinge proef toegelaten om de beroepstitel van erkend boekhouder-fiscalist te bekomen. § 2. De stagiair die geslaagd is op de schriftelijke proef kan ervoor opteren om zijn resultaat op de schriftelijke proef te behouden.
In dat geval kan hij deelnemen aan alle volgende mondelinge proeven gedurende de stageperiode zoals bedoeld in artikel 51 van de wet, zonder de schriftelijke proef opnieuw te moeten afleggen .
Indien hij ervoor opteert om zich in te schrijven voor een nieuwe schriftelijke proef, omvat deze alle materies van artikel 4 en vervalt automatisch en onherroepelijk het resultaat op zijn eerdere schriftelijke proeven.
Art. 11.De stagiair kan bezwaar aantekenen tegen het resultaat van de schriftelijke proef bij gemotiveerd aangetekend schrijven uiterlijk binnen de 15 kalenderdagen nadat de resultaten werden betekend. Drie leden van de Stagecommissie, die niet hebben deelgenomen aan de verbetering van de betwiste examenvragen, onderzoeken het bezwaar.
De stagiair kan een kopie van zijn schriftelijke proef inkijken na afspraak met de diensten van het Instituut.
De Raad bepaalt de praktische regels inzake dit bezwaar via een richtlijn . HOOFDSTUK 5. - Mondeling gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen
Art. 12.De mondelinge proef omvat de bespreking van de schriftelijke proef en een ondervraging over de beroepspraktijk en/of de materies vermeld in artikel 4.
Art. 13.§ 1. De stagiairs die op de mondelinge proef ten minste zestig procent van de punten behaald hebben, zijn geslaagd voor de beroepstitel van erkend boekhouder. § 2. De stagiairs die bovendien ten minste zestig procent van de punten hebben behaald op de laatste mondelinge proef voor de materies bedoeld in artikel 4, 6°, 7°, 8°, 9° en 11°, zijn geslaagd voor de beroepstitel van erkend boekhouder-fiscalist. HOOFDSTUK 6. - Resultaat van het praktisch bekwaamheidsexamen
Art. 14.De uitslagen worden door het Instituut aan de stagiair betekend na afloop van elke afgelegde proef en worden bij zijn dossier gevoegd.
Art. 15.De na de mondelinge proef geslaagde stagiairs worden geacht hun aanvraag te hebben gedaan tot inschrijving op het tableau van de beroepsbeoefenaars zoals bedoeld in het koninklijk besluit waarnaar artikel 45 van de wet verwijst.
Enkel de stagiairs die slaagden in hun praktisch bekwaamheidsexamen worden ingeschreven op het tableau van de beroepsbeoefenaars.
Art. 16.De stagiairs die niet slagen op het praktisch bekwaamheidsexamen of die geen gebruik wensen te maken van de vrijstellingsregeling voor de schriftelijke proef zoals voorzien door artikel 10, § 2, kunnen, zolang de maximale stageperiode bedoeld in artikel 51 van de wet niet is verstreken, een nieuwe aanvraag richten overeenkomstig artikel 6 om tot het volgende praktisch bekwaamheidsexamen toegelaten te worden. HOOFDSTUK 7. - De Stagecommissie /Examenjury
Art. 17.Er wordt een Stagecommissie opgericht binnen het Instituut.
Deze Stagecommissie treedt op als examenjury, zoals bedoeld in artikel 51 van de wet, en is belast met het afnemen van het praktisch bekwaamheidsexamen dat georganiseerd wordt door het Instituut.
Art. 18.De Stagecommissie beschikt in de uitoefening van haar opdracht over de ruimste middelen inzake toezicht en controle. Zij kan de haar toevertrouwde opdrachten aan één of meerdere van haar leden opdragen.
Art. 19.§ 1. De Stagecommissie bestaat uit twintig werkende leden, de voorzitter en de ondervoorzitter van het Instituut inbegrepen. Tien leden zijn Nederlandstalig en tien leden zijn Franstalig. Hun taalrol wordt bepaald door de taal van hun diploma's. Indien zij diploma's hebben behaald in verschillende talen kunnen zij opteren voor hetzij de Franstalige taalrol, hetzij de Nederlandstalige taalrol. De werkende leden worden, op voorstel van het bureau, door de Raad aangewezen voor een hernieuwbare termijn van vier jaar. Dit gebeurt tijdens de tweede zitting van de nieuw samengestelde Raad volgend op de verkiezingen. De benoemingen van de leden van de Stagecommissie worden onderworpen aan de goedkeuring van de Minister bevoegd voor Middenstand. § 2. De voorzitter en de ondervoorzitter van het Instituut zijn tevens voorzitter en ondervoorzitter van de Stagecommissie. § 3. In voorkomend geval, kan de Raad op voorstel van het Bureau, plaatsvervangende leden aanstellen van wie het mandaat eindigt samen met de werkende leden benoemd overeenkomstig § 1. De plaatsvervangende leden mogen de vergaderingen van de Stagecommissie slechts bijwonen wanneer zij worden opgeroepen ter vervanging van een werkend lid. § 4. De Raad benoemt, onder de personeelsleden van het Instituut, tevens een Nederlandstalige en Franstalige secretaris van de Stagecommissie. De Raad kan tevens plaatsvervangende secretarissen benoemen.
De secretarissen staan de Stagecommissie bij in hun opdracht. Zij kunnen aanwezig zijn bij de vergaderingen en de beraadslaging van de Stagecommissie.
Art. 20.§ 1. Er bestaat onverenigbaarheid tussen het mandaat van lid van de Stagecommissie en het mandaat van : 1° werkend of plaatsvervangend lid van de Kamer;2° werkend of plaatsvervangend lid van de Kamer van Beroep. § 2. De voorzitter en de ondervoorzitter uitgezonderd, telt de Stagecommissie ten hoogste vijf werkende Nederlandstalige en vijf werkende Franstalige leden die tevens lid zijn van de Raad. § 3. Ten minste één Franstalig en één Nederlandstalig lid moeten docent zijn een inrichting voor hoger onderwijs waar een Europees kwalificatieniveau 6,7 of 8 kan worden bereikt. § 4. Eén van de leden van de Stagecommissie moet beschikken over een voldoende kennis van de Duitse taal. § 5. De overige leden van de Stagecommissie moeten leden van het Instituut zijn of personen gekozen op grond van hun specifieke kennis van de materies relevant voor het beroep.
Art. 21.§ 1. De Stagecommissie vergadert op uitnodiging van haar voorzitter of, bij diens afwezigheid, van haar ondervoorzitter. Het lid dat verhinderd is, verwittigt tijdig de voorzitter. § 2. De vergaderingen van de Stagecommissie worden voorgezeten door de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, door de ondervoorzitter. Indien beiden afwezig zijn, wordt de vergadering voorgezeten door het oudste aanwezige lid. De dienstdoende voorzitter beschikt over dezelfde bevoegdheden als de voorzitter. § 3. In het kader van het schriftelijk gedeelte van het praktisch bekwaamheidsexamen beraadslaagt de Stagecommissie per taalrol. Zij kan in dat geval slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste zes leden aanwezig zijn. De beslissingen worden bij eenvoudige meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter doorslaggevend. Er wordt een verslag opgesteld van de beraadslaging dat wordt ondertekend door de Voorzitter van de Stagecommissie. § 4. De mondelinge proef van het praktisch bekwaamheidsexamen wordt, bij delegatie conform artikel 18, afgenomen door minstens 5 leden van de Stagecommissie van dezelfde taalrol als de stagiair. Indien het een Duitstalige stagiair betreft, dient minstens één van de leden van de Stagecommissie deze taal te beheersen.
De beraadslaging voor de mondelinge proef gebeurt enkel door die personen die de stagiair hebben ondervraagd.
Per ondervraagde stagiair wordt een kort verslag opgemaakt door één lid van de Stagecommissie die aanwezig is bij de mondelinge proef. Dit verslag bevat zowel de gestelde vragen als een bondige samenvatting van de door de stagiair hierop geformuleerde antwoorden alsook de eindquotering. De beslissingen worden bij eenvoudige meerderheid van stemmen genomen . HOOFDSTUK 8. - Vrijstellingen
Art. 22.§ 1. De erkende boekhouders die over een diploma beschikken dat toegang verleent tot de titel van erkend boekhouder-fiscalist, en die hun inschrijving vragen op het tableau van de erkende boekhouders-fiscalisten, worden vrijgesteld van het volgen van een stage. Zij worden, na het met succes afleggen van een praktisch bekwaamheidsexamen over de vakken bedoeld in artikel 4, 6°, 7°, 8°, 9° en 11°, ingeschreven op het tableau van de erkende boekhouders-fiscalisten. § 2. Het praktisch bekwaamheidsexamen zoals bedoeld in § 1, bestaat uit een mondelinge proef die wordt afgenomen door de Stagecommissie conform de bepalingen van dit besluit. Om geslaagd te zijn, moet de kandidaat ten minste zestig procent van de punten behaald hebben.
De Raad bepaalt de praktische regels van deze proef. HOOFDSTUK 9. - Opheffingsbepalingen en overgangsbepalingen
Art. 23.Dit besluit heft het koninklijk besluit van 20 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/01/2003 pub. 12/02/2003 numac 2003011040 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de "erkende boekhouders" en "erkende boekhouders-fiscalisten" sluiten betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten.
Art. 24.De bepalingen betreffende de materies van het praktisch bekwaamheidsexamen, de slaagcriteria op de schriftelijke proef en de vrijstellingsregeling zoals omschreven in de artikelen 4, 10, 12, 13 en 16 van huidig besluit treden evenwel slechts in werking vanaf de schriftelijke proef van het eerste praktisch bekwaamheidsexamen dat georganiseerd wordt door het Instituut vanaf 1 januari 2017. In tussentijd blijven de examenmateries en de slaagcriteria zoals bepaald in de artikelen 3, 4, 5 en 10 van het koninklijk besluit van 20 januari 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/01/2003 pub. 12/02/2003 numac 2003011040 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende het programma, de voorwaarden en de examenjury voor het praktisch bekwaamheidsexamen van de "erkende boekhouders" en "erkende boekhouders-fiscalisten" sluiten gelden.
De, op basis van het opgeheven besluit, aangewezen leden van de stagecommissie blijven in functie tot op het einde van hun mandaat. HOOFDSTUK 1 0. - Diverse bepalingen
Art. 25.De Minister bevoegd voor Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 september 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en K.M.O.'s, W. BORSUS