gepubliceerd op 30 september 2009
Koninklijk besluit betreffende de intrest-bonificatie voor leningovereenkomsten bestemd voor de financiering van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen bedoeld in § 1 van artikel 20 van de economische herstelwet van 27 maart 2009
27 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende de intrest-bonificatie voor leningovereenkomsten bestemd voor de financiering van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen bedoeld in § 1 van artikel 20 van de economische herstelwet van 27 maart 2009
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen beoogt de uitvoering van artikel 20, § 2, van de economische herstelwet van 27 maart 2009 die, met het oog op de liquiditeit van de ondernemingen, een intrestbonificatie invoert voor iedere leningovereenkomst die door de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen bedoeld in artikel 30,1° en 2°, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 wordt gesloten met een kredietinstelling zoals gedefinieerd in de wet van 22 maart 1993.
Het zijn inzonderheid het percentage van de bonificatie, het aanvangsbedrag van de lening waarop deze bonificatie wordt toegekend en de modaliteiten van de leningovereenkomst die het besluit wil bepalen.
Het ontwerp van koninklijk besluit werd niet aangepast aan de algemene opmerking van de Raad van State aangaande de onvolledige uitvoering van voornoemd artikel 20, § 2.
Uit de aanhef van het koninklijk besluit blijkt dat de maatregel « liquiditeit van de ondernemingen » zware financiële lasten wil vermijden voor de ondernemingen die vanaf oktober 2009 geconfronteerd worden met een betaling van bedrijfsvoorheffing voor zowel de uitgestelde bedrijfsvoorheffing als voor de bedrijfsvoorheffing zonder uitstel van betaling.
Dergelijke cumul van financiële lasten was er niet vóór oktober 2009 omdat dankzij de voornoemde maatregel de betaling van de bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de bezoldigingen betaald of toegekend : - in juni, juli en augustus 2009 door de ondernemingen die maandelijkse aangiftes doen, kon worden doorgeschoven naar respectievelijk oktober, november en december 2009; - in het tweede trimester van 2009 door de ondernemingen die de kwartaalaangiftes doen, kon worden doorgeschoven naar oktober 2009.
Daarenboven heeft het geen zin om thans nog leningovereenkomsten te sluiten met als enig doel de bedrijfsvoorhefing die reeds is betaald ten laatste op 15 september 2009 (maandelijkse aangiftes) of 15 juli 2009 (kwartaalaangiftes) te financieren.
Het advies van de Raad van State werd gevolgd voor de bijzondere opmerking.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS
27 SEPTEMBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende de intrestbonificatie voor leningovereenkomsten bestemd voor de financiering van de bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen bedoeld in § 1 van artikel 20 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de economische herstelwet van 27 maart 2009, artikel 20, § 2, derde lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 september 2009;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting gegeven op 7 september 2009;
Gelet op het verzoek tot spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de ondernemingen die in uitvoering van artikel 20, § 1, van de economische herstelwet van 27 maart 2009 uitstel van betaling van bedrijfsvoorheffing hebben gevraagd, vanaf oktober 2009 geconfronteerd worden met een betaling van bedrijfsvoorheffing voor zowel de uitgestelde bedrijfsvoorheffing als de bedrijfsvoorheffing zonder uitstel van betaling; dat zij overeenkomstig artikel 20, § 2, eerste lid, van diezelfde herstelwet, gedurende een periode van maximum zes maanden tevens recht hebben op een intrestbonificatie ten laste van de Staat voor iedere leningovereenkomst die ze sluiten om hun uitgestelde bedrijfsvoorheffing tijdig te kunnen betalen; dat bijgevolg het percentage van de bonificatie, het aanvangsbedrag van de lening waarop deze bonificatie wordt toegekend en de modaliteiten van de leningovereenkomst onverwijld dienen te worden bepaald;
Gelet op het advies 47.201/2 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : de economische herstelwet van 27 maart 2009;2° kredietnemer : elke schuldenaar van bedrijfsvoorheffing overeenkomstig het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid bepaald in artikel 20, § 1, van de wet;3° kredietgever : iedere kredietinstelling bepaald in artikel 20, § 2, eerste lid, van de wet;4° leningovereenkomst : iedere nieuwe leningovereenkomst die beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 3;5° intrestbonificatie : de intrestbonificatie bedoeld in artikel 20, § 2, van de wet;6° aanvangsbedrag van de lening : het gedeelte van het ontleend kapitaal dat heeft gediend om de bedrijfsvoorheffing vermeld in artikel 3, § 1, 1°, a) en b) te betalen binnen de termijnen bepaald in artikel 20, § 1, eerste en tweede lid, van de wet;7° bevoegde dienst : de Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de leningovereenkomsten gesloten tussen de datum van inwerkingtreding van dit besluit en 15 december 2009.
Art. 3.§ 1. Om te kunnen genieten van de intrestbonificatie bepaald in artikel 20, § 2, van de wet, dient de tussen de kredietgever en de kredietnemer afgesloten leningovereenkomst te beantwoorden aan de volgende grondvoorwaarden : 1° het bedrag van het ontleend kapitaal bedraagt ten hoogste : a) de bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de bezoldigingen, betaald of toegekend in de maanden juni tot en met augustus 2009, waarvoor toepassing is gemaakt van artikel 20, § 1, eerste lid, van de wet;b) de bedrijfsvoorheffing met betrekking tot de bezoldigingen, betaald of toegekend in het tweede trimester van 2009, waarvoor toepassing is gemaakt van 20, § 1, tweede lid, van de wet;2° de leningovereenkomst wordt aangegaan met als enig doel het financieren van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in 1°;3° de kredietnemer informeert de kredietgever over zijn intentie om een leningovereenkomst af te sluiten in het kader van de maatregel « liquiditeit van de ondernemingen » bepaald in artikel 20 van de wet en van zijn wens om te genieten van de bonificatie bepaald in artikel 20, § 2, van de wet. § 2. De leningovereenkomst moet ten minste de volgende vermeldingen bevatten : 1° de uitdrukkelijke verklaring van de kredietnemer dat de leningovereenkomst uitsluitend bestemd is om het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die betaald zal worden binnen de termijnen en in het kader van het uitstel voorzien in artikel 20, § 1, van de wet te financieren;2° het aanvangsbedrag van de leningovereenkomst;3° de duurtijd van de leningovereenkomst;4° het bedrag van de intrest;5° de terugbetalingsmodaliteiten van de leningovereenkomst;6° het rekeningnummer van de kredietnemer;7° de verklaring van de kredietnemer dat deze wenst te genieten van de bonificatie bepaald in artikel 20, § 2, van de wet en dat hij zich ertoe verbindt de voorwaarden verbonden aan de toekenning van deze bonificatie te respecteren. Het gebruik van bijlagen bij de overeenkomst is toegelaten. In dit geval maken de bijlagen integraal deel uit van de overeenkomst.
Art. 4.De kredietgever stuurt voor het einde van elke maand de volgende inlichtingen naar de bevoegde dienst : 1° de volledige naam van de kredietgever (naam of firmanaam, ondernemingsnummer, adres van de zetel);2° een lijst van de leningovereenkomsten die per kredietnemer de volgende elementen vermelden : a) de volledige naam van de kredietnemer (naam of firmanaam, ondernemingsnummer, adres van de zetel);b) een duidelijke verwijzing naar de overeenkomst die afgesloten is overeenkomstig artikel 20, § 2 van de wet;c) de gegevens bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, 2° tot 4° en 6°;d) het theoretisch bedrag van de intrestbonificatie op hetwelk de kredietnemer aanspraak kan maken, berekend volgens de regels voorzien in artikel 6;e) het bedrag van de betaalde intresten in het kader van de leningovereenkomst en dit maximaal gedurende de eerste zes maanden van deze overeenkomst. Bij afwezigheid van overeenkomst afgesloten in de loop van de maand die er aan voorafgaat, moet geen enkele inlichting verstuurd worden.
De inlichtingen worden door de kredietgever medegedeeld overeenkomstig de technische standaarden en andere specificaties die de bevoegde dienst vaststelt.
Art. 5.§ 1. De kredietnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden bepaald in artikel 20 van de wet en in artikel 3, § 1, in het bijzonder wat betreft de naleving van de termijnen voorzien op het vlak van de betaling van de bedrijfsvoorheffing. § 2. De kredietnemer houdt alle bewijsstukken die de bevoegde dienst noodzakelijk zou kunnen achten in het kader van de controle op de eerbiediging van de wet en dit besluit ter beschikking van deze dienst, inzonderheid : 1° het bewijs van de storting van de bedrijfsvoorheffing volgens de regels bepaald in artikel 20, § 1, van de wet (kopie van rekeninguittreksels of een ander document of attest);2° de leningovereenkomst. Een kopie van deze documenten wordt op eenvoudig verzoek van de bevoegde dienst binnen de door deze dienst vastgestelde termijn overgemaakt.
Art. 6.De intrestbonificatie bedraagt 1,5 % op jaarbasis op het aanvangsbedrag van de lening.
De intrestbonificatie wordt berekend volgens de duurtijd van de leningovereenkomst met een maximum van zes maanden. Zij wordt pro rata temporis per maand berekend; elke begonnen maand telt voor een volledige maand.
De intrestbonificatie is beperkt tot het bedrag van de betaalde intresten in het kader van de leningovereenkomst en dit maximaal gedurende de eerste zes maanden van dit contract.
Art. 7.§ 1. De bevoegde dienst onderzoekt op basis van de door de kredietgever verstuurde documenten en de desgevallend door de kredietnemer verstrekte bewijsstukken of de intrestbonificatie kan worden verleend. Deze dienst kan de kredietnemer bijkomende inlichtingen en stukken vragen die deze noodzakelijk acht om het onderzoek uit te voeren. § 2. De storting van de bonificatie wordt door de bevoegde dienst in één keer en binnen de zes maanden die volgen op de ontvangst van de lijst bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, uitgevoerd op de rekening aangeduid in de maandelijkse lijst bedoeld in artikel 4. § 3. Indien niet voldaan werd aan de grond- en vormvoorwaarden bepaald in artikel 3, wordt de bonificatie niet toegekend. Indien desalniettemin de bonificatie gestort geweest is terwijl één van deze voorwaarden niet was vervuld, is deze terugbetaalbaar door de kredietnemer op verzoek van de bevoegde dienst.
Elke onrechtmatig verkregen bonificatie is van rechtswege en zonder ingebrekestelling onderhevig aan een intrest tegen de wettelijke rentevoet, berekend per dag vanaf de tiende dag volgend op de dag waarop het gebrek ter kennis van de kredietnemer is gebracht.
Het verzoek tot terugbetaling wordt via aangetekende brief aan de kredietnemer ter kennis gebracht en vermeldt de wijze waarop deze terugbetaling moet worden uitgevoerd.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 september 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS