gepubliceerd op 13 november 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de lonen
27 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de lonen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de warenhuizen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de lonen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 september 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de warenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 Lonen (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64937/CO/312) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de warenhuizen. HOOFDSTUK II. - Loonschalen van de bedienden Afdeling 1. - Ondergeschikte bedienden
1. Loonschalen Art.2. De opklimming in de loonschaal van de ondergeschikte bedienden geschiedt op basis van de volgende verdeling : 1° voor de bedienden die in dienst worden genomen zonder beroepservaring, 100 pct.op basis van de anciënniteit in de onderneming; 2° voor de bedienden die in dienst worden genomen met beroepservaring, 50 pct.voor de ervaring verworven vóór de indiensttreding in de onderneming en 50 pct. voor de anciënniteit in de onderneming.
Art. 3.De totale opklimming in de loonschaal van de ondergeschikte bedienden, in absolute waarde uitgedrukt is gesteld tegenover het indexcijfer 108,22 spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 wordt als volgt vastgesteld (basis 1996 = 100) : eerste categorie : 1 184,71 EUR tot 1 367,26 EUR; tweede categorie : 1 254,89 EUR tot 1 531,73 EUR; derde categorie : 1 315,03 EUR tot 1 733,82 EUR; vierde categorie : 1 405,36 EUR tot 1 874,77 EUR. De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
Art. 4.De loonschalen van de minimum maandlonen van de ondergeschikte bedienden zijn opgesteld overeenkomstig de volgende aanvangsleeftijden : - éénentwintig jaar voor de bedienden ingedeeld in de eerste, de tweede en de derde categorie; - tweeëntwintig jaar voor de bedienden ingedeeld in de vierde categorie.
De loonschalen van de minimum maandlonen van de ondergeschikte bedienden zijn vastgesteld zoals is aangegeven in de tabellen in bijlage I. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedragen op 20 jaar worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
De bedragen op 19, 18, 17 en 16 jaar worden proportioneel verhoogd op dezelfde datum, rekening houdend met de bestaande degressiviteit ten opzichte van de bedragen op 20 jaar.
Art. 5.Vanaf de leeftijd van twintig jaar genieten de ondergeschikte bedienden het volledig minimum maandloon waarin is voorzien bij de indienstneming in de categorie waarin zij worden gerangschikt.
De minimum maandlonen worden, gesteld tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100), vastgesteld als volgt : - 1 184,71 EUR voor de eerste categorie; - 1 254,89 EUR voor de tweede categorie; - 1 315,03 EUR voor de derde categorie; - 1 405,36 EUR voor de vierde categorie.
De opklimming in de loonschalen op grond van de anciënniteit vangt aan op het ogenblik dat deze bedienden de in artikel 4 vastgestelde aanvangsleeftijd hebben bereikt.
De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
Art. 6.De verhogingen verschuldigd ingevolge de opklimming op grond van de anciënniteit worden elk jaar uitbetaald. 2. Minimum maandloon Art.7. De ondergeschikte bedienden van twintig jaar en ouder genieten ten minste een maandloon van 923,10 EUR. Dit minimum maandloon staat tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 110,38 (basis 1996 = 100), en wordt berekend in verhouding tot het werkelijk loon. Daarin zijn begrepen de conventionele en contractuele premies en overlonen, behalve die voor laattijdige opening van winkels en overuren op zaterdag die bepaald zijn in de artikelen 2 en 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 betreffende premies en overlonen. 3. Bedienden van de zelfbediening en verkoopbedienden van de warenhuizen Art.8. De bedienden van de "zelfbediening" waarvan sprake is in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 betreffende de functieclassificatie, alsmede het verkooppersoneel van de warenhuizen, genieten na 2 jaar anciënniteit de minimumloonschaal van de bedienden van de derde categorie, die is vastgesteld in artikel 4, maar met een opklimming op grond van de anciënniteit die ophoudt bij het bedrag voor de leeftijd van 21 jaar.
De bedoelde bedienden die worden aangeworven vanaf 1 april 1993 bekomen na 1 jaar anciënniteit de minimumloonschaal van de bedienden van de derde categorie, onder dezelfde voorwaarden.
De opklimming op grond van de anciënniteit wordt, voor elke bediende, op 22 jaar gebracht op het ogenblik van de toekenning van de jaarlijkse verhoging.
Het wegwerken van het verschil tussen de werkelijke anciënniteit te rekenen vanaf de aanvangsleeftijd van de categorie en de baremieke anciënniteit geschiedt eveneens op het ogenblik van de toekenning van de jaarlijkse verhoging, zoals voor de verlenging van de loonschaal. 4. Bedienden van de tweede categorie Art.9. De andere bedienden dan diegenen die in artikel 8 worden genoemd en die meer dan zes maanden ervaring hebben in de onderneming in een functie van de tweede categorie, genieten de minimum loonschaal van de bedienden van de derde categorie, zoals deze werd vastgesteld in artikel 4, maar met een opklimming op grond van de anciënniteit die ophoudt bij het bedrag voor de leeftijd van 21 jaar.
De opklimming op grond van de anciënniteit wordt gebracht op 22 jaar, volgens de modaliteiten vastgesteld in artikel 8. Afdeling 2. - Kaderpersoneel
1. Loonschalen Art.10. De opklimming in de loonschalen van het kaderpersoneel geschiedt jaarlijks. Zij wordt gespreid over een periode van tweeëntwintig jaar.
De opklimming in de loonschalen van het kaderpersoneel geschiedt op basis van de volgende verdeling : 1° voor de bedienden die in dienst worden genomen zonder beroepservaring, 100 pct.op grond van de anciënniteit in de onderneming; 2° voor de bedienden die in dienst worden genomen met beroepservaring, 50 pct.voor de ervaring verworven vóór de indiensttreding in de onderneming en 50 pct. voor de anciënniteit in de onderneming.
Art. 11.De totale opklimming in de loonschalen van het kaderpersoneel, in absolute waarde uitgedrukt en gesteld tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100), wordt als volgt vastgesteld : - vijfde categorie : 1 598,00 EUR tot 2 186,82 EUR; - zesde categorie : 1 793,91 EUR tot 2 484,96 EUR; - zevende categorie : 2 058,14 EUR tot 2 882,36 EUR. De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
Art. 12.De loonschalen van de minimum maandlonen van het kaderpersoneel worden vastgesteld zonder rekening te houden met de aanvangsleeftijden. Zij zijn vastgesteld zoals is aangegeven in de loonschalen in bijlage I.
Art. 13.De maandelijkse minimumbedragen van de aanvangslonen van het kaderpersoneel, gesteld tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100), zijn de volgende : - 1 598,00 EUR voor de vijfde categorie; - 1 793,91 EUR voor de zesde categorie; - 2 058,14 EUR voor de zevende categorie.
De in de eerste alinea vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
Art. 14.De verhogingen verschuldigd ingevolge de opklimming in de loonschaal op grond van de anciënniteit worden elk jaar betaald.
De kaderleden van de zesde en zevende categorie hebben recht op een bijkomende verhoging die wordt toegekend ter gelegenheid van de uitbetaling van de in alinea 1 bepaalde verhogingen. Deze bijkomende verhoging is gelijk aan 33 pct. van de nominale waarde van de jaarlijkse verhoging. HOOFDSTUK III. - Loonschalen van de werklieden
Art. 15.De opklimming in de uurloonschalen van de werklieden gebeurt jaarlijks. Zij geschiedt op grond van de anciënniteit in de onderneming.
Deze opklimming vangt aan op het ogenblik dat de werklieden de leeftijd van éénentwintig jaar hebben bereikt.
Art. 16.De totale opklimming in de loonschalen van de werklieden, in absolute waarde en gesteld tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100), is vastgesteld als volgt : - eerste categorie : 8,7122 EUR tot 9,2142 EUR; - tweede categorie : 9,0580 EUR tot 9,5600 EUR; - derde categorie : 9,5142 EUR tot 10,2008 EUR. De hierboven vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 0,0824 EUR/uur; - op 1 februari 2003 : met 0,0495 EUR/uur.
Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
Art. 17.De minimum uurloonschalen van de werklieden zijn vastgesteld zoals is aangegeven in de tabellen in bijlage I.
Art. 18.De minimum uurlonen van de minderjarige werklieden, gesteld tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100) zijn de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bedragen worden op 20, 19 en 18 jaar verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 0,0824 EUR/uur; - op 1 februari 2003 : met 0,0495 EUR/uur.
Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is.
De bedragen op 17 en 16 jaar worden proportioneel verhoogd op dezelfde datum, rekening houdend met de bestaande degressiviteit ten opzichte van de bedragen op 20, 19 en 18 jaar.
Art. 19.De minimum uurlonen worden, tegenover het indexcijfer 108,22, spil van de stabilisatieschijf 106,10 - 108,22 - 110,38 (basis 1996 = 100), als volgt vastgesteld : - eerste categorie : 8,7122 EUR; - tweede categorie : 9,0580 EUR; - derde categorie : 9,5142 EUR. De hierboven vastgestelde bedragen worden verhoogd als volgt : - op 1 juni 2002 : met 0,0824 EUR/uur; - op 1 februari 2003 : met 0,0495 EUR/uur.
Deze bedragen zijn gesteld tegenover het spilindexcijfer dat van kracht zal zijn op het ogenblik van de respectievelijke verhogingen.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is. HOOFDSTUK IV. - Toepassingsmodaliteiten van de loonschalen Afdeling 1. Bepaling van de verworven ervaring voor de indienstneming
Art. 20.De ervaring verworven vóór de indienstneming wordt als volgt bepaald : - voor het verkooppersoneel, op grond van de elders verworven ervaring in een vergelijkbare verkoopfunctie; - voor het administratief personeel, op grond van de elders verworven ervaring als bediende. Afdeling 2. Toekenning van de verhogingen verschuldigd ingevolge de
opklimming in de loonschalen
Art. 21.De verhogingen welke het gevolg zijn van de opklimming in de loonschalen waarvan sprake is in de artikelen 6, 14 en 15 worden betaald naar keuze van de werkgever : - hetzij de eerste maand volgend op deze waarin de bediende in dienst is getreden; - hetzij op 1 februari van elk jaar voor het personeel waarvan de verjaardag van de indiensttreding tussen 1 november en 30 april valt; - hetzij op 1 augustus van elk jaar voor het personeel waarvan de verjaardag van de indiensttreding tussen 1 mei en 31 oktober valt.
Art. 22.Het bedrag van de jaarlijkse of tweejaarlijkse loonschaalverhoging wordt gevoegd bij de werkelijk uitbetaalde lonen. Afdeling 3. - Overgang naar een andere categorie
Art. 23.De bediende die naar een hogere categorie overgaat, geniet integraal de loonschaal van de categorie waarin hij wordt ondergebracht met ingang van de datum van zijn bevordering, rekening houdend met de normale aanvangsleeftijd van deze categorie.
Art. 24.In geval van onmiddellijke bevordering van een basisbediende van de zelfbediening, zoals is bepaald in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 betreffende de functieclassificatie, tot een functie van de vijfde categorie, gebeurt de overgang naar de loonschaal van de vijfde categorie als volgt : onmiddellijke toekenning van 50 pct. van het verschil tussen het vorige loonschaalniveau van de betrokkene en het nieuwe loonschaalniveau van de vijfde categorie; het toekennen van de overige 50 pct. wordt gespreid over vier jaar. Afdeling 4. - Ziekte of ongeval - gewaarborgd maandloon
Art. 25.In geval van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, omvat het loon waarop de werknemer recht heeft gedurende de eerste dertig dagen van zijn ongeschiktheid eveneens dit voor de arbeidsprestaties verricht na achttien uur, voor zover deze contractueel zijn vastgelegd.
Art. 26.Voor het personeel dat tewerkgesteld is met een onvolledige dienstbetrekking houdt de werkgever rekening met het loon voor de contractueel bepaalde arbeidsprestaties na achttien uur, alsook met dit voor het gemiddelde van de overschrijdingen (bijkomende uren) van het aantal contractueel bepaalde arbeidsuren gedurende de drie voorafgaande maanden.
Art. 27.Het gewaarborgd maandloon wordt betaald vanaf de eerste afwezigheidsdag. Afdeling 5.
Personeel tewerkgesteld met onvolledige dienstbetrekking
Art. 28.De lonen van het personeel dat tewerkgesteld is met een onvolledige dienstbetrekking worden berekend volgens één van de twee hiernavolgende formules : a) uurloon : Loonschaalbedrag van de categorie / 151,66.b) maandloon : Loonschaalbedrag van de categorie x aantal maandelijkse arbeidsuren / 151, 66. Afdeling 6. - Werkelijke lonen
Art. 29.De werkelijke maandlonen van de voltijdse werknemers worden verhoogd : - op 1 juni 2002 : met 12,50 EUR; - op 1 februari 2003 : met 7,50 EUR. De werkelijke uurlonen van de voltijdse werknemers worden verhoogd : - op 1 juni 2002 : met 0,0824 EUR/uur; - op 1 februari 2003 : met 0,0495 EUR/uur.
De deeltijdse werknemers hebben recht op een prorata.
Deze loonsverhogingen zijn niet van toepassing op de ondernemingen in moeilijkheden die hiertoe op ondernemingsniveau een collectieve arbeidsovereenkomst sluiten en dit zolang de onderneming in moeilijkheden is. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 30.De collectieve arbeidsovereenkomst van 13 december 1989 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden wordt opgeheven.
Art. 31.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden gegeven bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de warenhuizen.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de lonen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN