gepubliceerd op 09 november 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden
27 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 september 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 Arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 2005 onder het nummer 75639/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf en op de arbeiders die zij tewerkstellen.
Onder "arbeiders" verstaat men : de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor werklieden zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art. 2.Onverminderd de bevoegdheid van de andere paritaire comités, zijn de arbeidsvoorwaarden bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst ook van toepassing op de arbeiders in dienst van gedeelten van ondernemingen, zoals bedoeld in artikel 1, die werken uitvoeren die niet gerekend worden tot het bouwbedrijf, maar die in wezen bijdragen tot de verwezenlijking van de hoofdbedrijvigheid van die ondernemingen.
Art. 3.Een aanvullende overeenkomst regelt bepaalde arbeidsvoorwaarden van de aan boord van het baggermaterieel tewerkgestelde arbeiders, alsmede van de arbeiders die na het aanleggen van de dijken op het stort zijn tewerkgesteld, met uitzondering van diegenen die tewerkgesteld zijn aan de voorbereiding van het stort en aan het ophogen van de dijken.
Een andere aanvullende overeenkomst regelt bepaalde arbeidsvoorwaarden van de arbeiders tewerkgesteld in de betoncentrales die stortklaar beton produceren en leveren aan derden.
Voor de bij deze aanvullende overeenkomsten niet beoogde gevallen, geldt de huidige collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Lonen, basisschalen
Art. 4.De minimumlonen van de arbeiders tewerkgesteld in de ondernemingen bedoeld in artikel 1, zijn per 1 januari 2005 als volgt vastgesteld : - Cat. I. Ongeschoolden : 11,075 EUR - Cat. II. Geoefenden : 11,807 EUR - Cat. III. Geschoolden 1ste graad : 12,557 EUR - Cat. IV. Geschoolden 2de graad : 13,330 EUR De lonen worden gedurende de periode 2005-2006 verhoogd met 4,75 pct., indexeringen inbegrepen. De reële lonen worden verhoogd met de bedragen en volgens de modaliteiten vermeld in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) De loonsverhoging voorzien op 1 oktober 2006 wordt toegekend na een evaluatie op het gebied van de indexevolutie teneinde het juiste saldo van 4,75 pct. te bepalen, dat verrekend wordt per categorie, volgens het correctiemechanisme. HOOFDSTUK III. - Categorieën van arbeiders : definities
Art. 5.Categorie I : ongeschoolde arbeiders Onder de ongeschoolden worden verstaan : de arbeiders die instaan voor de uitvoering van zeer eenvoudige werken, zoals de opruiming van de bouwplaats, het reinigen van de gebouwen en van de keet, alsmede de uitvoering van werken waarvoor geen enkele specialisatie vereist is, zoals voor het verplaatsen van materieel en materialen.
Art. 6.Categorie II : geoefende arbeiders Onder "geoefenden" worden verstaan : de arbeiders die niet volledig vertrouwd zijn met één van de artikelen 7 en 8 opgesomde beroepen.
Onder de "geoefenden" worden verder nog verstaan : de arbeiders die bij de uitvoering van hun gewoon werk enige vaardigheid aan de dag leggen.
Onder meer worden volgende taken door de geoefende arbeiders uitgeoefend : - Algemene bouwwerken : aanstampers van kasseiwerken; bestuurders van betonmengmachines; dekapeerders met zandstraal; gasfitters; gewone betonwerkers; gewone polijsters van beton; grondwerkers; helpers-metselaars; helpers-mijnleggers; helpers-ovenmetsers; helpers-plafonneerders; marmer-polijsters; nivelleerders-voorbereiders der bekisting (wegenwerken); slopers; spoorleggers; teerders; voegleggers bij stampmachines (wegenwerken); voorbereiders van gegoten asfalt. - Werken in samengeperste lucht : boutenklinkers; cementspuiters; loodmateerders. - Afbraak en/of verwijdering van asbest of van asbesthoudende materialen : arbeiders die specifieke beschermingsmiddelen gebruiken en die blootgesteld zijn aan het asbestrisico. - Allerlei : bedieners van eenvoudige hijstoestellen; stokers van vaste of beweegbare stoommachines; voerlui.
Art. 7.Categorie III : geschoolde arbeiders van de eerste graad Onder "geschoolden van de eerste graad" worden verstaan : de arbeiders die hun vak grondig kennen, welke kennis slechts verworven wordt dankzij een ernstige leertijd in de werkplaats, op de bouwplaats of in een vakschool, en dit vak sedert ten minste drie jaar met een normale vaardigheid en een normaal rendement uitoefenen.
Dit driejarig tijdvak kan naar het oordeel van de werkgever worden verminderd : - voor de arbeiders die in het bezit zijn van een einddiploma, uitgereikt door een vakschool; - voor de afbrekers en verwijderaars van asbest of van asbesthoudende materialen.
Voor zover aan bovenvermelde eisen is voldaan, worden onder meer volgende taken en beroepen door geschoolden van de eerste graad uitgeoefend : - Algemene bouwwerken : asfaltwerkers; asfalthakkers en asfalt-profielmeters van koolwaterstofbeton; bestuurders van mixerwagen; bestuurders van een voertuig met grindzuiger; betonpolijsters-specialisten; betonwerker-specialisten; bevloerders; bouwslopers-specialisten; bestuurders van stamp- en trilmachines voor wegenwerken; bouwbeeldhouwers; behangers; cementeerders; gidsen van de bedienaar van grondwerkmachines; gipsvormers en kartonneerders; glazenmakers voor gewoon of kunstglas en spiegelplaatsers; heiers; ijzervlechters; kasseiers; lei- of pannendekkers; leggers-nivelleerders van waterleidingen; loodgieters-zinkbewerkers; marmerhouwers, marmermoeleerders en -plaatsers; metselaars; mijnleggers; mijnontstekers; monteerders van verluchtingsinstallaties; monteerders van thermische isolatie; mozaïekbewerkers; nivelleerders-spoorleggers; nivelleerders en leggers van kantstenen voor wegenwerken; paklaagzetters; parketleggers; plafonneerders; putgravers-beschoeiers; rioolkolkleggers-nivelleerders; rioolleggers-nivelleerders; rolluikmakers; smeden; schrijnwerkers; steigermakers; schilders; steenhouwers van witte of blauwe steen; tegelleggers; timmerlieden; timmerlieden-bekisters; timmerlieden voor galerijen; trapmakers; voegers; wittesteenzagers; zelfstandig werkende zager-bereider van stenen volgens plan. - Werken in samengeperste lucht : sasmeester (voor het versassen van personeel); aangestelden voor de erektor; ringplaatsers; duikers. - Allerlei : boorders (putten); kraanmannen; machinisten van mechanische werktuigen; machinisten van locomotieven; mecaniciens voor het onderhoud; monteerders van pylonen; peilers; plaatsers van bliksemafleiders.
De bestuurders van motorvoertuigen met een nuttig draagvermogen van 18 ton en meer worden gelijkgesteld met geschoolde arbeiders van de eerste graad. De bestuurders van de andere vrachtwagens worden eveneens gelijkgesteld met geschoolde arbeiders van de eerste graad als zij ten minste 3 jaren ervaring hebben.
Art. 8.Categorie IV : geschoolde arbeiders van de tweede graad Onder "geschoolden van de tweede graad" worden verstaan : de arbeiders van wie de beroepsbekwaamheid kennelijk hoger ligt dan die van de geschoolde arbeiders van de eerste graad.
Hun aantal ten opzichte van het totaal van de arbeiders kan variëren naar gelang van de beschouwde beroepen, onder meer : a) in de ruwbouwondernemingen kan het aantal "geschoolde arbeiders van de tweede graad" de verhouding van één op vijf tewerkgestelde arbeiders overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten; De arbeiders die de onderstaande machines besturen, dienen evenwel, wanneer deze machines een vermogen ontwikkelen van minstens 50 pk, het loon van een geschoolde arbeider tweede graad te krijgen, als zij minstens twee jaar praktijk hebben (de praktijkperiode wordt tot één jaar teruggebracht voor arbeiders die in centra voor bestuurders van machines van burgelijke bouwkunde erkend door het "Fonds voor vakopleiding voor het bouwbedrijf", met succes vakcursussen of cursussen voor versnelde beroepsopleiding hebben gevolgd) : - asfaltgietmachines met doseerinrichting en silo's; - drukwalsen op ballastbanden, motorisch aangedreven of gesleept; - dieseldumpers; - emmergraafmachines op rupsbanden, diesel of elektrisch; - portaalkranen; - torenkranen met een minimumcapaciteit van 50 ton/meter; - wegenschaafmachines voor koolwaterstofverhardingen; - dieselmotorscrapers met 2 of 3 assen, zelfladers, diesel of elektrisch; - nivelleermachines met dieselmotor; - lepelexcavatoren, grijpers of draglines, op rupsbanden, elektrisch, diesel of dieselelektrisch; - lepelexcavatoren, grijpers of draglines op vrachtwagen gemonteerd; - hydraulische bediende lepelexcavatoren en graafmachines, op rupsbanden of op vrachtwagen gemonteerd; - grondverplaatsers en dieselladers, op rupsbanden of luchtbanden; - duwtraktoren op luchtbanden; - dieselwalsrollen (type "driewieler" of "tandem") met gladde loopvlakken, motorisch aangedreven trilwalsen met gladde loopvlakken; - trekkers op rupsbanden uitgerust met hydraulisch bediende angledozer of bulldozer, diesel, met handbediende of automatische overbrenging; - trilafwerkmachines met effenaar voor betonwegen; - trilafwerkmachines voor koolwaterstofverhardingen, met of zonder toevoerband, met of zonder laadtrechter; - trilafwerkmachines voor cementbetonwegen.
Worden eveneens beschouwd als "geschoolde van de tweede graad" : - polyvalente arbeiders; - ovenmetsers; - de bestuurders van kranen op luchtbanden waarvan de luchtbanden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken op de bouwplaats; - de werkhuismecaniciens werkzaam in het werkhuis of die herstellingen uitvoeren op de bouwplaats; - de mecaniciens die voertuigen kunnen onderhouden en herstellen, de lassers, de elektriciens die tewerkgesteld zijn in de reparatie- en onderhoudswerkplaatsen van de ondernemingen evenals de elektriciens-installateurs die tewerkgesteld worden door de ruwbouwondernemingen die meewerken aan de inrichting en het onderhoud van bouwplaatsen, voor zover zij voldoen aan de in artikelen 7 en 8 gestelde voorwaarden; - de bedienaars van teersproeimachines op vrachtwagen voor bestrijking. b) in de dakbedekkingsondernemingen kan het aantal "geschoolde arbeiders van de tweede graad", de verhouding van één op drie tewerkgestelde arbeiders overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten;c) in de ondernemingen voor het plaatsen van sanitaire installaties, gasverwarmingsinstallaties, de ondernemingen van lood- en zinkbewerking, kan het aantal "geschoolde arbeiders van de tweede graad", de verhouding van één op vier tewerkgestelde arbeiders overschrijden, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten;d) in de tegelzettersondernemingen, al de zogenaamde "tegelplaatsers-plaatsers van gleiswerk";e) in de ondernemingen voor het plaatsen van centrale verwarmingsinstallaties, nijverheidsventilatie en -leidingen : al de monteerders-lassers;f) in de ondernemingen voor stukadoors-, cement- en voegwerk en in die waar ornemanisten en stafwerkers tewerkgesteld zijn : de geschoolde arbeiders "stukadoorsafschrijvers van lijstwerk" en "similistukadoors" genaamd. Onder "afschrijver van lijstwerk" wordt verstaan : de arbeider die de nodige bekwaamheid bezit om zelf het lijstwerk af te schrijven en uit te voeren en hiertoe al het nodige te doen. g) in de ondernemingen voor afbraak en/of verwijdering van asbest of van asbesthoudende materialen : de arbeiders die zelfstandig de werkplaats kunnen klaarmaken.
Art. 9.Graad van beroepsbekwaamheid van geschoolde arbeiders die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen van schrijn- en timmerwerk, steenhouwerij, marmerbewerking, schilder- en decorwerk.
In de ondernemingen van schrijn- en timmerwerk kunnen de geschoolde arbeiders, volgens de beoordeling van de werkgever een loonbijslag bekomen. Deze bijslag wordt berekend op basis van het loon van de geschoolde arbeider van de eerste graad en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.
De zogenaamde "eerste frezers" kunnen evenwel recht hebben op een loonbijslag van ten minste 10 pct.berekend op basis van het loon van de geschoolde arbeider van de eerste graad.
In de ondernemingen van marmerbewerking en in diegene waar witte en blauwe steen wordt gehouwen, hebben de geschoolde arbeiders recht op een loonbijslag. Deze bijslag wordt berekend op basis van het loon van de geschoolde arbeider van de eerste graad en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.
In de ondernemingen van schilder- en decorwerk, kunnen de geschoolde arbeiders naar de beoordeling van de werkgever een loonbijslag ontvangen. Deze bijslag wordt berekend op het loon van de geschoolde arbeider van de eerste graad en de werkgever bepaalt het bedrag van deze loonbijslag.
Art. 10.Graad van beroepsbekwaamheid van de arbeiders die zekere taken of functies eigen aan het werk van stortklaar beton uitvoeren.
De taken en functies van de arbeiders die zich bezighouden met de bereiding of het vervoer van stortklaar beton en met het onderhoud worden beloond aan het niveau dat tegenover hun kwalificatie staat : a) arbeiders die zich bezighouden met de bereiding en/of vervoer van stortklaar beton : - ongeschoolden : werklui belast met het schoonmaken van binnenplaatsen, lokalen, eetzalen, sanitair, transportbanden en garages; - geoefenden : laders, lossers; - geschoolden eerste graad : hulp bij de productie; hulp bij de pomp, hulplaborant; - geschoolden tweede graad min 0,025 EUR : chauffeur mixervrachtwagen, pompbedienaar, indien minder dan twee jaar ervaring in de functie; - geschoolden tweede graad : chauffeur mixervrachtwagen, pompbedienaar, indien 2 jaar ervaring in de functie; - geschoolden tweede graad : chauffeur bulldozer, kraanmachinist, doseerder, dispatcher, geschoolde laborant met getuigschrift V.C.B.T.; - leidinggevend personeel : zie artikel 21. b) arbeiders voor het onderhoud : - minstens geschoolden eerste graad (te bepalen door de onderneming naar gelang de bekwaamheid) : beginnend mecanicien, invetter; - geschoolden tweede graad : mecanicien, algemeen mecanicien; - minstens geschoolden tweede graad (te bepalen door de onderneming naar gelang de bekwaamheid) : bivalent mecanicien, mecanicien-elektricien, mecanicien-dieselist; - leidinggevend personeel : zie artikel 21. c) schippermotoristen : geschoolden tweede graad (cfr.aanvullende overeenkomst baggerwerken). HOOFDSTUK IV. - Beoordeling van de beroepsbekwaamheid
Art. 11.Alleen de werkgever oordeelt de graad van beroepsbekwaamheid van ieder bij hem in dienst zijnde arbeider. De werkgever bepaalt ook het hiermede overeenstemmende loon op grond van de schaal der regelingslonen. HOOFDSTUK V. - Koppeling aan het gezondheidsindexcijfer
Art. 12.De in artikel 4 opgenomen minimumlonen worden per kwartaal aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer waarbij het indexpercentage gelijk is aan de breuk van het gemiddelde van de eerste twee maanden van het laatste kwartaal gedeeld door het gemiddelde van de eerste twee maanden van het voorlaatste kwartaal, hetzij : a) de minimumlonen voor het 1ste kwartaal (januari, februari, maart) worden verkregen door de minimumlonen van het 4e kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor oktober en november gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor juli en augustus;b) de minimumlonen voor het 2e kwartaal (april, mei, juni) worden verkregen door de minimumlonen van het 1e kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor januari en februari gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor oktober en november;c) de minimumlonen voor het 3e kwartaal (juli, augustus, september) worden verkregen door de minimumlonen van het 2e kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor april en mei gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor januari en februari;d) de minimumlonen voor het 4e kwartaal (oktober, november, december) worden verkregen door de minimumlonen van het 3e kwartaal te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers van juli en augustus gedeeld door het gemiddelde van de viermaandelijkse indexcijfers voor april en mei. Indien het resultaat van deze berekening een negatief bedrag geeft, wordt dit bedrag niet toegepast, maar verrekend met het volgend kwartaal. In dit geval worden de minimumlonen van dat volgend kwartaal aangepast, rekening houdend met het feit dat de noemer van de breuk gevormd wordt door de noemer dienstig voor de berekening van de lonen van het voorgaand kwartaal.
Het op deze wijze verkregen uurloon, wordt afgerond tot op drie decimalen volgens volgende methode : - indien de vierde decimaal gelijk is aan of kleiner dan 4, blijft de derde decimaal ongewijzigd; - indien de vierde decimaal gelijk is aan of hoger dan 5, wordt de derde decimaal met één eenheid vermeerderd. HOOFDSTUK VI. - Verschillende modaliteiten
Art. 13.De loonsverhogingen ten gevolge van de wijzigingen van de minimumlonen en de effectieve lonen gaan in op de in artikel 4 opgegeven data.
Voor de ondernemingen waar de betaalperioden niet op de eerste dag van de maand beginnen te lopen, geldt de regel dat de loonaanpassingen ten gevolge van de koppeling aan het gezondheidsindexcijfer van kracht worden met ingang van de eerstkomende betaalperiode na de wijziging.
Onverminderd het bepaalde in de volgende zin, is de werkgever in orde met zijn verplichtingen, zodra hij de lonen welke voorkomen in artikel 4 betaalt; de toekenning van hogere lonen wordt alleen door de werkgever beoordeeld.
Zo de werkgever hogere lonen uitkeert, dan moeten de bij overeenkomst bepaalde verhogingen, inclusief de kwartaalaanpassingen ten gevolge van de koppeling van de minimumlonen aan het gezondheidsindexcijfer gevoegd worden bij al de lonen die werkelijk uitbetaald worden op het ogenblik waarop de wijziging intreedt.
Wanneer een arbeider van een vorige werkgever een hoger loon verkregen heeft dan in artikel 4 is vastgelegd, bestaat er voor de nieuwe werkgever geen verplichting hem hetzelfde loon uit te betalen.
De indienstneming mag bijgevolg altijd geschieden met strikte toepassing van de bedragen die voorkomen in artikel 4.
De uitbetaling van het loon aan de arbeiders geschiedt normaal vóór het einde van de arbeidsdag tijdens welke het loon overeenkomstig het arbeidsreglement wordt betaald.
Onverminderd de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers wordt, in geval van afdanking van een arbeider, het hem verschuldigde loon vereffend op het einde van de opzeggingstermijn of uiterlijk binnen vier dagen na het einde van deze termijn.
Binnen de termijnen bepaald bij de desbetreffende overeenkomst, moet hem eveneens zijn "weerverletkaart" en zijn "getrouwheidspremiekaart", voorzien van de nodige zegels, overhandigd worden.
Overeenkomstig artikel 141 van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt de gelijke beloning verzekerd aan de arbeiders en arbeidsters die hetzelfde werk verrichten.
Gelijkheid van beloning in de zin van vorig lid houdt in : a) dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;b) dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor eenzelfde functie. HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van de lonen
Art. 14.De lonen worden bepaald naar gelang van : a) de beroepsbekwaamheid van de arbeiders (zie artikelen 5 tot 11);b) de leeftijd van de jonge arbeiders (zie artikel 16).
Art. 15.Onverminderd de bepalingen van artikel 31, moet, wanneer de werkgever de arbeider opdraagt zich van de werk- of bouwplaats naar een andere dergelijke plaats te begeven, eerstgenoemde de reiskosten voor zijn rekening nemen.
De bijkomende tijd voor deze verplaatsingen vereist, wordt vergoed als werkelijke arbeidstijd.
Het voorgaande lid is echter niet van toepassing op de eerste verplaatsing van de exploitatiezetel naar de bouwplaats (of de laatste verplaatsing van de bouwplaats naar de exploitatiezetel) indien deze verplaatsing voorafgegaan (gevolgd) wordt door het laden (of lossen) van een bestelwagen op de exploitatiezetel van materiaal en/of materieel nodig voor de uitvoering van het werk, indien deze tijd niet langer duurt dan 5 minuten. HOOFDSTUK VIII. - Beloning van jonge arbeiders
Art. 16.§ 1. Het loon van de arbeiders tot 18 jaar is als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Het minimumuurloon voor de studenten die tewerkgesteld zijn in het kader van een overeenkomst voor studenten, bedoeld bij titel VII van de wet 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten, wordt per 1 juli 2005 als volgt vastgesteld, ongeacht de periode van tewerkstelling : - voor de studenten die een bouwopleiding volgen : 8,175 EUR; - voor de overige studenten : 7,500 EUR. Deze uurlonen worden ieder jaar per 1 juli geïndexeerd. Het nieuwe minimumloon is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Voor de toepassing van het 2de lid wordt verstaan onder : - basisbedrag : het bedrag dat geldig op 1 juli 2005, zijnde respectievelijk 8,175 EUR en 7,500 EUR. - het nieuwe indexcijfer : het gemiddelde van de viermaandelijkse gezondheidsindexcijfers voor april en mei van het jaar waarin de aanpassing gebeurt; - het aanvangsindexcijfer : 115,61.
Op het in het 1e lid bedoelde uurloon worden de conventionele verhogingen, bepaald in artikel 4, niet toegepast. HOOFDSTUK IX. - Bijzondere beroepsbekwaamheid
Art. 17.In alle ondernemingen kunnen een bepaald aantal tot de eerste twee categorieën behorende arbeiders (ongeschoolden en geoefenden) op grond van meer dan gemiddelde bekwaamheid respectievelijk worden beschouwd als : a) eerste ongeschoolden;b) eerste geoefenden.
Art. 18.De werkgever oordeelt of een arbeider blijk geeft van bijzondere beroepsbekwaamheid.
Art. 19.Eerste ongeschoolden De eerste ongeschoolde heeft recht op een loonbijslag gelijk aan 5 pct. van het loon van de ongeschoolde.
Het aantal eerste ongeschoolden mag de verhouding van één arbeider op tien tewerkgestelde arbeiders niet overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten.
Elk gedeelte van tien wordt als een volledige groep van tien beschouwd.
Het op elke bouwplaats toegelaten aantal tewerkgestelde eerste ongeschoolden wordt berekend op basis van het totaal aantal door de werkgever tewerkgestelde bouwvakarbeiders.
Art. 20.Eerste geoefenden De eerste geoefende heeft recht op een loonbijslag gelijk aan 5 pct. van het loon van de geoefende arbeider.
Het aantal eerste geoefenden mag de verhouding van één arbeider op tien tewerkgestelde arbeiders niet overtreffen, ongeacht de beroepsbekwaamheid van deze laatsten.
Elk gedeelte van tien wordt als een volledige groep van tien beschouwd.
Het op elke bouwplaats toegelaten aantal tewerkgestelde eerste geoefenden wordt berekend op basis van het totaal aantal door de werkgever tewerkgestelde bouwvakarbeiders.
In de ondernemingen van marmerbewerking en in de ondernemingen waar witte en blauwe steen wordt gehouwen, worden de geoefende arbeiders als eerste geoefenden beschouwd.
De chauffeurs van bedrijfsvoertuigen met een laadvermogen van minder dan 18 ton worden beschouwd als eerste geoefenden. HOOFDSTUK X. - Lager leidinggevend personeel
Art. 21.De meestergasten De arbeider die blijk geeft van zijn vakbekwaamheid en de functie van meestergast uitoefent, heeft recht op een uurloon dat ten minste 20 pct. hoger ligt dan het loon van de geschoolde arbeider van de tweede graad.
Deze vakbekwaamheid wordt beoordeeld in het licht van de kwaliteiten die normaliter van een als "meestergast" aangeduide arbeider mogen verwacht worden, inzonderheid : - technische en praktische kennis nodig voor het organiseren, het leiden en coördineren van het werk van verschillende arbeidersploegen; - rekening houdend met de vanwege zijn chef ontvangen richtlijnen in staat zijn om persoonlijk de daaruit voortvloeiende uitvoeringsmoeilijkheden op te lossen; - de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de goede uitvoering van de werken die door het onder zijn gezag gestelde personeel worden verricht.
Art. 22.De ploegbazen Onder "ploegbaas" wordt verstaan : de arbeider die geholpen wordt door verschillende arbeiders en die toezicht houdt op de uit te voeren werken waarbij hij handenarbeid pleegt te verrichten.
De ploegbaas heeft recht op een uurloon dat ten minste 10 pct. hoger ligt dan datgene wat overeenkomt met zijn eigen beroepsbekwaamheid.
Wanneer het een ploegbaas betreft die aan het hoofd staat van een ploeg bestaande uit arbeiders met verschillende beroepsbekwaamheden dan mag het aan deze ploegbaas verschuldigde loon niet lager liggen dan het regelingsloon van de arbeider met de hoogste beroepsbekwaamheid, verhoogd met 10 pct. HOOFDSTUK XI. - Loonbijslagen voor bijzondere werken I. Werken bij de uitvoering waarvan de arbeiders gevoelens van onzekerheid, vrees, onrust, kunnen ondervinden, in weerwil van de getroffen veiligheidsmaatregelen
Art. 23.Onverminderd de dwingende bepalingen van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, die verplichtingen opleggen aan de arbeiders, is de werkgever verantwoordelijk voor de arbeidsveiligheid.
Hierbij wordt hij bijgestaan door de dienst voor bescherming en preventie op het werk en door de vakbondsafvaardiging, indien er één is.
De in dit artikel bedoelde loonbijslagen zijn dus niet bestemd tot het compenseren van het gevaar dat eventueel bestaat bij de uitvoering van de betrokken prestaties.
Alle voorzorgsmaatregelen en aangepaste maatregelen moeten immers steeds getroffen zijn om de uitvoering van het werk mogelijk te maken in omstandigheden die voldoende veiligheid en bescherming waarborgen.
Het blijft niettemin waar dat het, wegens de bijzondere omstandigheden waarin bepaalde taken moeten uitgevoerd worden, gerechtvaardigd is hiervoor een loonbijslag uit te keren aangezien de arbeiders af te rekenen hebben met spanningen of emoties verbonden aan buitengewone omstandigheden.
Deze loonbijslagen zijn bijgevolg enkel verschuldigd over de tijd waarin de arbeiders bezig zijn met de hierna nader omschreven werken : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien de installaties van de petroleumraffinaderijen en kerncentrales verschillen van streek tot streek, wordt overeengekomen dat de verschillende interpretatiemogelijkheden, die eventueel kunnen oprijzen tussen de plaatselijke werknemers- en werkgeversorganisaties samen door dezen dienen onderzocht. Gevraagd wordt de bijslag van 25 pct. als een maximum te beschouwen. In ieder geval kan deze bijslag nooit minder dan 15 pct. bedragen. Bij ontstentenis van een plaatselijke interpretatievergelijk wordt de normale verzoeningsprocedure ingesteld op verzoek van de meest gerede partij.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze loonbijslag is toegekend aan de arbeiders die gespecialiseerd zijn in de bouw van fabrieksschoorstenen met uitzondering van hen die op de grond tewerkgesteld zijn.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze loonbijslag is toegekend aan de arbeiders die gespecialiseerd zijn in het herstellen van fabrieksschoorstenen met uitzondering van hen die op de grond tewerkgesteld zijn.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Werken in de dakgoten zijn uitgesloten.
De loonbijslagen voor het oprichten en het afbreken van steigers meer dan 15 meter in de ruimte en voor werken aan dakgoten op hangladders, hangende loopplanken, hangbruggen en hangsteigers zijn niet van toepassing voor de werken uitgevoerd door de dakdekkers.
De aangeduide percentages moeten berekend worden op het regelingsloon en hoeven slechts uitbetaald te worden aan de arbeiders die werken op de verschillende aangeduide hoogten en voor de uren die aan deze werken besteed worden.
II. Ongezonde, hinderlijke of lastige werken
Art. 24.Zoals voor artikel 23 zijn de aangegeven loonbijslagen wegens de bijzondere aard van deze werken alleen maar verschuldigd voor de tijd waarin bedoelde werken worden uitgevoerd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De volgende prestaties worden van de arbeiders gevraagd : Druk van : 0 tot 1 250 g/cm2 : 3 ploegen van 8 uren 1 251 tot 2 000 g/cm2 : 4 ploegen van 6 uren 2 001 tot 2 500 g/cm2 : 6 ploegen van 4 uren 2 501 tot 3 000 g/cm2 : 8 ploegen van 3 uren Voor de werken waarbij men zich bedient van botten of dijlaarzen, moeten deze door de werkgever verschaft worden.
III. Samenvoeging van de loonbijslagen voor bijzondere werken
Art. 25.In bepaalde gevallen kan men de loonbijslagen bepaald bij de artikelen 23 en 24 samenvoegen.
Het samenvoegen van de bijslagen is evenwel niet mogelijk voor de in eenzelfde artikel vermelde werken. Bovendien mag de samenvoeging van de loonbijslagen niet leiden tot een totaal bedrag dat 50 pct. van het normale loon overschrijdt.
Net als bij de artikelen 23 en 24 zijn deze loonbijslagen, wegens de bijzondere aard van deze werken, alleen maar verschuldigd voor de tijd waarin bedoelde werken inderdaad worden uitgevoerd. HOOFDSTUK XII. - Beschermingskleding
Art. 26.De werkgevers zijn verplicht beschermingskledij tegen regen en koude ter beschikking te stellen van de arbeiders die aan dergelijk weer zijn blootgesteld. De kledij moet de bescherming geven zoals bepaald in het ARAB. HOOFDSTUK XIII. - Arbeid in opeenvolgende ploegen
Art. 27.Bij het berekenen van de vergoeding voor ploegwerk, wordt enkel rekening gehouden met het tijdstip van veertig uren van het etmaal waarop de werken worden uitgevoerd.
Ongeacht de benaming van de verschillende ploegen en ongeacht het uur waarop het werk wordt aangevat of beëindigd, worden de uurprestaties tussen : - 6 en 14 uur betaald tegen 110 pct. van het loon; - 14 en 22 uur betaald tegen 110 pct. van het loon; - 22 en 6 uur betaald tegen 125 pct. van het loon.
Art. 28.Wanneer in drie opeenvolgende ploegen gewerkt wordt krijgt elke ploeg een halfuur dienstonderbreking voor schafttijd, waarvoor het normale loon wordt uitbetaald. HOOFDSTUK XIV. - Arbeidsprestaties buiten de gebruikelijke daguren
Art. 29.'s Nachts gepresteerde uren tussen 22 en 6 uur worden betaald tegen 125 pct. van het loon.
In dit geval wordt er eveneens een half uur dienstonderbreking voor schafttijd toegekend, zonder loonverlies.
Voor de werken die de invloed van de getijden ondergaan (zoals werken aan dijken en golfbrekers), worden de 's ochtends tussen 6 en 7 uur en 's avonds tussen 18 en 22 uur gepresteerde uren betaald tegen 115 pct. van het loon.
Deze bepaling mag echter niet tot gevolg hebben dat het bedrag vermindert van hetgeen de werkgever tot hiertoe in het kader van de beschikkingen eigen aan de onderneming, toekende. HOOFDSTUK XV. - Gereedschap
Art. 30.A. Vergoeding voor slijtage aan gereedschap 1° Een vergoeding voor slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid, dient uitgekeerd te worden aan de marmerbewerkers en steenhouwers, die in het bezit zijn van het gereedschap, vermeld in de lijsten die op hen betrekking hebben.2° Een vergoeding voor slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de schrijnwerkers, timmerlieden en trapmakers, werkzaam in een schrijnwerkerij, en in het bezit van het gereedschap, vermeld in de lijsten die op hen betrekking hebben.3° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de loodgieterszinkbewerkers die in het bezit zijn van het in goede staat verkerende gereedschap, vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.4° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de stukadoors die in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.5° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de timmerlieden en timmerlieden-bekisters van ruwbouwondernemingen, die op de bouwplaats in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.6° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de metselaars die op de bouwplaats in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft.7° Een vergoeding wegens slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0300 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de witsteenzagers en -houwers, beeldhouwers en beeldhouwers ornamentwerkers, die met eigen gereedschap werken.8° Een vergoeding voor slijtage aan gereedschap ten belope van 0,0232 EUR per uur werkelijke arbeid dient uitgekeerd te worden aan de bevloerders die in het bezit zijn van het gereedschap vermeld in de lijst die op hen betrekking heeft. De gereedschapslijsten waarvan hierboven sprake zijn die welke het voorwerp uitmaken van artikel 3 van de beslissing van 27 juni 1963 van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 september 1963 (Belgisch Staatsblad van 21 september 1963).
De betaling van de vergoeding wegens slijtage aan gereedschap wordt afhankelijk gesteld van het bezitten van alle in de lijst opgenomen werktuigen.
Het gebeurlijk ontbreken van bepaalde werktuigen die niet noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een werk op een bepaalde dag, mag geen reden zijn om de vergoeding niet te betalen.
De vergoedingen moeten tweemaal per jaar worden uitgekeerd : dit wil zeggen respectievelijk op 15 april en 15 oktober (wanneer de arbeider niet meer tot het bedrijf behoort, dient men hem het verschuldigde bedrag uit te betalen tegelijk met de eindloonafrekening).
B. Verlening van gereedschap De ruwbouwondernemingen zijn verplicht aan de grondwerkers en ijzervlechters alle gereedschappen ter hand te stellen die zij voor hun werk nodig hebben. HOOFDSTUK XVI. - Tegemoetkoming in de reiskosten, kost en huisvesting A. Reiskosten
Art. 31.§ 1. De verplaatsingen die de arbeiders moeten doen tussen hun woonplaats en de sociale zetel of de plaats van tewerkstelling dienen te gebeuren op eigen kracht uitgezonderd indien de werkgever voor deze verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt. § 2. Wanneer de arbeider zich op eigen kracht verplaatst, moet de werkgever tussenkomen in de kosten die de arbeider maakt. Deze tussenkomst omvat een terugbetaling van de reiskosten berekend op basis van de tarieven van het spoorwegvervoer, aangevuld met een mobiliteitsvergoeding.
Voor de arbeiders die zich met de trein verplaatsen is het wekelijks bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema A. Het dagbedrag van de mobiliteitsvergoeding is gelijk aan 0,0744 EUR vermenigvuldigd met het aantal kilometers vermeld op de treinkaart.
Voor de arbeiders die zich op eigen kracht met een ander vervoermiddel dan de trein verplaatsen is het wekelijks bedrag van de terugbetaling van de reiskosten opgenomen in barema B. Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding is als volgt vastgesteld in functie van de afstand in vogelvlucht tussen de woonplaats van de arbeider en zijn plaats van tewerkstelling : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij elke wijziging van de tarieven van het spoorwegvervoer wordt het bedrag van de terugbetaling van de reiskosten vermeld in de barema's A en B aangepast. Het nieuwe barema maakt telkens het voorwerp uit van een document dat, na akkoord van de ondertekenende partijen van deze overeenkomst, wordt neergelegd op de Griffie van de Algemene Direktie Collectieve arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. § 3. Wanneer de werkgever voor de verplaatsingen een voertuig ter beschikking stelt, hetzij voor het volledige traject hetzij voor een gedeelte ervan, genieten de arbeiders van een terugbetaling van de reiskosten zoals bepaald in § 2 voor de eventuele verplaatsing tussen de woonplaats en de opstapplaats en van de mobiliteitsvergoeding zoals bepaald in § 2, voorlaatste lid.
De arbeider, die personeel naar en van de werkplaats vervoert buiten de werkuren, met een voertuig, ter beschikking gesteld door de werkgever, heeft recht, gelet op de afstanden die moeten worden afgelegd en de bijzondere onkosten eigen aan de werkgever, op een gecorrigeerde mobiliteitsvergoeding ten titel van forfaitaire compensatie. Deze is gelijk aan het dubbele van het bedrag bepaald in § 2, voorlaatste lid. Bestaande onkostenvergoedingen die minstens gelijkwaardig zijn blijven van kracht.
Indien de reistijd per rit de twee uur overschrijdt, zijn er twee chauffeurs. § 4. De patronale tussenkomst wordt, voor wat betreft zijn berekeningswijze, in twee delen gesplitst. Het eerste deel betreft de normale verplaatsing tussen de woonplaats en de sociale zetel of de opstapplaats. Het tweede deel betreft de ex-sedentaire verplaatsing tot aan de werf. § 5. Het bedrag van de terugbetaling van de verplaatsingskosten en de mobiliteitsvergoeding moet betaald worden volgens de barema's A en B. In het geval van "gemengde" verplaatsingen wordt verwezen naar de barema's A en B. Ingeval de arbeider voor zijn verplaatsing gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen (trein, autobus, persoonlijk vervoermiddel, enz.), wordt de volledige verplaatsing vergoed, van zodra deze 5 kilometer bedraagt.
Als alle nodige gegevens voor de berekening van het overeenstemmend bedrag niet kunnen worden teruggevonden in de schalen, wordt voor de ontbrekende afstanden van minder dan 5 km gebruik gemaakt van een eenvormig valorisatietarief van 0,25 EUR per kilometer "in vogelvlucht" (afgekort : VV).
Het bedrag van de tegemoetkomingen en vergoedingen van het barema B is berekend op de "afstand in vogelvlucht" die werd bijgewerkt door een forfaitaire multiplicator.
In geval van betwisting betreffende de meting van de afstand "in vogelvlucht" tussen de woonplaats en de plaats van het werk, wordt er verwezen naar de administratieve kaart van België op schaal 1/300 000 opgemaakt door het Nationaal Geografisch Instituut.
Voor sommige speciale gevallen kan verwezen worden naar een wegenkaart op schaal 1/200 000. § 6. De werkgever is van de tegemoetkomingen, die voortvloeien uit de bepalingen van § 2 en § 3, vrijgesteld indien de afstand "in vogelvlucht" tussen de woonplaats van de arbeider en zijn werk, korter is dan 5 km. § 7. Het betalen van de mobiliteitsvergoeding gebeurt terzelfdertijd als de terugbetaling van de prijs van de reiskosten, die op die wijze wordt aangevuld. § 8. Er wordt aanbevolen om in de ondernemingen een mobiliteitsplan op te stellen in concertatie met de syndicale delegatie en de werknemers.
B. Kost en huisvesting
Art. 32.Wanneer de arbeider werkzaam is op een werkplaats die zo ver van zijn woonplaats verwijderd is, dat hij onmogelijk dagelijks naar huis kan terugkeren, moet de werkgever hem naar behoren kost en huisvesting verstrekken.
Art. 33.De werkgever kan zich van de verplichting, voorzien bij artikel 32, kwijten door uitkering van een vergoeding voor kost en huisvesting per werkdag,.
De vergoedingen geldig vanaf 1 januari 2005 bedragen : - huisvestingsvergoeding : 10,49 EUR - kostvergoeding : 21,16 EUR Deze bedragen worden bij het begin van elk kwartaal aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen. De nieuwe bedragen van de vergoedingen zijn gelijk aan de basisbedragen vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Voor de toepassing van het 3de lid wordt verstaan onder : - basisbedragen : de bedragen die geldig waren op 1 juli 2003, zijnde 10,21 EUR voor de huisvestingsvergoeding en 20,46 EUR voor de kostenvergoeding; - het nieuwe indexcijfer : het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor de eerste twee maanden van het kwartaal voorgaand aan het kwartaal waarin de aanpassing gebeurt; - het aanvangsindexcijfer : 112,20.
Het bedrag van die vergoedingen wordt evenwel slechts aangepast wanneer de koppeling aan het indexcijfer volgende weerslag heeft : a) verhoging of verlaging met 0,02 EUR voor de huisvestingsvergoeding;b) verhoging of verlaging met 0,05 EUR voor de kostvergoeding. HOOFDSTUK XVII. - Medische schifting
Art. 34.De kosten die verbonden zijn aan de geneeskundige schifting en het geneeskundig toezicht op de bestuurders van motorvoertuigen, ingesteld door het koninklijk besluit van 23 maart 1998 (Belgisch Staatsblad van 30 april 1998), worden gedragen door de werkgever. De administratieve kost wordt terugbetaald door de werknemer, indien hij de onderneming vrijwillig verlaat of ontslagen wordt omwille van dringende reden binnen het jaar van het bekomen van het bewijs. HOOFDSTUK XVIII. - Geldigheidsduur
Art. 35.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2003 betreffende de arbeidsvoorwaarden, met uitzondering van artikel 16, § 1, van deze laatste collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing blijft overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 36, § 2, van deze overeenkomst.
Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd met dien verstande dat ze te allen tijde kan worden aangepast aan bepalingen van andere in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.
Zij kan door één van de partijen worden opgezegd met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. De opzegging wordt betekend bij een aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf.
Art. 36.In afwijking op artikel 35, 1e lid, heeft artikel 15, 3e lid van deze overeenkomst pas uitwerking nadat een koninklijk besluit in uitvoering van artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 werd genomen op verzoek van het paritair comité. § 2. In afwijking op artikel 35, 1e lid, treedt artikel 16 van deze overeenkomst in werking op 1 juli 2005.
Voor de arbeiders jonger dan 21 jaar die vóór 1 juli 2005 in dienst treden blijft artikel 16, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 mei 2003 betreffende de arbeidsvoorwaarden van toepassing.
Art. 37.1° Gedurende een periode die verstrijkt op 31 december 2006, ontzeggen de ondertekenende partijen zich iedere actie buiten het paritair comité teneinde de overeengekomen bepalingen te wijzigen. Zij gaan de verbintenis aan alles in het werk te stellen, om te zorgen voor de veralgemening en de strikte naleving ervan.
Tenslotte gaan de partijen de verbintenis aan geen bijzondere regelingen te treffen buiten het paritair comité die een streek of één van de beroepen aanbelangen uit de bouwnijverheid die afhangen van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. 2° Tijdens de duur van de periode waarvan sprake in 1°, zijn de partijen nochtans gemachtigd in het paritair comité een kwestie voor te leggen waarvan het onderzoek wenselijk wordt geoordeeld, zelfs indien het een wijziging betreft aan één der clausules van de van kracht zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of een nieuwe bepaling. Na uitspraak van het paritair comité zullen de partijen zich neerleggen bij de beslissing en de aangegane verbintenis niet trachten te wijzigen door middel van stappen en acties gevoerd buiten het paritair comité. 3° Ten vroegste zes maanden vóór de datum waarop de onder 1° bedoelde periode verstrijkt moeten de partijen hun voorstellen tot gedeeltelijke of totale herziening indienen door een omstandige mededeling, gericht aan de voorzitter van het paritair comité.4° De partijen zijn het eens over het principe dat de voorstellen waarvan sprake in 3° moeten ingediend en onderzocht worden op geordende wijze. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 september 2006.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN