Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 27 september 2001
gepubliceerd op 05 oktober 2001

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten betreffende de maatregelen van de algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week en de collectieve arbeidsduurvermindering

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012912
pub.
05/10/2001
prom.
27/09/2001
ELI
eli/besluit/2001/09/27/2001012912/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten betreffende de maatregelen van de algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week en de collectieve arbeidsduurvermindering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven, inzonderheid op artikel 4, zesde lid, artikel 8, § 2, eerste lid, in fine, en tweede lid, en § 3, tweede lid, in fine, en artikel 9, tweede lid, derde lid, in fine, en vierde lid;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen van de hoofdstukken II en III van de voornoemde wet van 10 augustus 2001, die betrekking hebben op de maatregelen van de algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week en de collectieve arbeidsduurvermindering, op grond van artikel 36, eerste en tweede lid, van dezelfde wet respectievelijk op 1 juli 2001 en 1 oktober 2001 in werking treden en deze bepalingen, op grond van de artikelen 4, vierde lid, en 8, § 4, van dezelfde wet, gevolgen kunnen hebben op bepaalde feiten die zich reeds vóór die data van inwerkingtreding hebben voorgedaan; dat bijgevolg de nadere regelen inzake procedure en controle evenals de nadere regelen met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden voor de bijdrageverminderingen die de werkgevers in het kader van de voornoemde maatregelen kunnen genieten, onverwijld moeten worden vastgesteld, daar de werkgevers, die vanaf de voormelde data beroep kunnen doen op deze maatregelen en die het dossier en de documenten moeten kunnen voorbereiden die zij in dit kader zullen moeten indienen, hierover tijdig moeten worden ingelicht, enerzijds, en de instanties, instellingen en organismen belast met de uitvoering van deze maatregelen hiervan tijdig op de hoogte moeten worden gebracht teneinde de nodige praktische voorbereidingen te kunnen treffen, anderzijds;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid en van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « wet van 10 augustus 2001 » : de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven. HOOFDSTUK II. - Procedure en toezicht

Art. 2.De invoering van het stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek overeenkomstig de bepalingen van de hoofdstukken II en III van de wet van 10 augustus 2001 dient, om aanleiding te kunnen geven tot de toekenning van de bij de artikelen 4, 8 en 9, van die wet bedoelde bijdrageverminderingen, te geschieden middels een wijziging van het arbeidsreglement overeenkomstig de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

Het aldus gewijzigde arbeidsreglement vermeldt tevens : 1° de datum van inwerkingtreding van het stelsel;2° het toepassingsgebied van het stelsel;de betrokken werknemers moeten identificeerbaar zijn; 3° de omvang van de arbeidsduurvermindering, de nadere regelen betreffende de arbeidsduurvermindering en de wijze waarop zij concreet zal worden gerealiseerd en/of de nadere regelen met betrekking tot de vierdagenweek en de wijze waarop deze zal worden gerealiseerd.

Art. 3.Bij de overzending van het bij artikel 2 bedoelde arbeidsreglement en de wijzigingen ervan aan de Inspectie van de sociale wetten van de plaats waar de onderneming gevestigd is, overeenkomstig artikel 15, vijfde lid, van de voornoemde wet van 8 april 1965, moet de werkgever in een schriftelijke kennisgeving melding maken van het feit dat hij gebruik wenst te maken van de maatregelen betreffende de invoering van een stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek bepaald bij de hoofdstukken II en III van de wet van 10 augustus 2001.

In deze kennisgeving geeft hij tevens de volgende inlichtingen aangaande het stelsel van arbeidsduurvermindering en/of de vierdagenweek dat middels de wijziging van het arbeidsreglement wordt ingevoerd : 1° het toepassingsgebied van het stelsel;het voorziene aantal werknemers dat bij de invoering van het stelsel betrokken zal zijn, moet worden aangegeven; 2° de arbeidsregeling en de arbeidsduur die van toepassing waren vóór de invoering van het stelsel evenals het door de Inspectie van de sociale wetten toegekende registratienummer van het arbeidsreglement dat van toepassing was op het ogenblik van de invoering van die regeling;3° de omvang van de arbeidsduurvermindering, de nadere regelen betreffende de arbeidsduurvermindering en de wijze waarop zij concreet zal worden gerealiseerd en/of de nadere regelen met betrekking tot de vierdagenweek en de wijze waarop deze zal worden gerealiseerd;indien de vermindering van de arbeidsduur in meerdere stappen is gebeurd, dienen tevens de door de Inspectie van de sociale wetten toegekende registratienummers van de verschillende wijzigingen van het arbeidsreglement waarbij die onderscheiden stappen werden gerealiseerd, te worden vermeld.

Deze kennisgeving moet overeenstemmen met het door de minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid bepaald model.

Indien bij eenzelfde wijziging van het arbeidsreglement voor verschillende afdelingen of werknemerscategorieën van de onderneming onderscheiden stelsels van arbeidsduurvermindering en/of vierdagenweek worden ingevoerd, dient voor elk van deze afdelingen of werknemerscategorieën een afzonderlijke kennisgeving te gebeuren.

De Inspectie van de sociale wetten registreert het arbeidsreglement en kent het een registratienummer toe, zo het arbeidsreglement en de voormelde kennisgeving in overeenstemming zijn met de bepalingen van de wet van 10 augustus 2001 en zijn uitvoeringsbesluiten. Zij deelt dit registratienummer schriftelijk mee aan de werkgever.

Art. 4.In de aangiften voor de sociale zekerheid voor de kwartalen waarin de bij de artikelen 4, 8 en 9, van de wet van 10 augustus 2001 bedoelde bijdrageverminderingen worden toegekend, moet de werkgever melding maken van : 1° het door de Inspectie van de sociale wetten toegekende registratienummer van het arbeidsreglement waarbij het betrokken stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek wordt ingevoerd;2° de werknemers waarop het ingevoerde stelsel en de bijdragevermindering betrekking hebben;3° de datum van inwerkingtreding van het stelsel;4° en de wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemers die van toepassing is vóór en na de invoering van het stelsel van arbeidsduurvermindering. Indien de vermindering van de arbeidsduur in meerdere stappen is gebeurd, dienen tevens de door de Inspectie van de sociale wetten toegekende registratienummers voor de verschillende wijzigingen van het arbeidsreglement waarbij die onderscheiden stappen werden gerealiseerd, te worden vermeld.

Art. 5.De in de artikelen 2 tot 4 bepaalde procedure dient te worden doorlopen telkenmale de onderneming overgaat tot een wijziging van het arbeidsreglement welke betrekking heeft op of een weerslag kan hebben op het stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek waarvoor de werkgever bijdragevermindering geniet. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden voor de bijdragevermindering Afdeling 1. - Algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week

Art. 6.Het stelsel van arbeidsduurvermindering dat in toepassing van de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 10 augustus 2001 vóór de datum van 1 januari 2003 wordt ingevoerd, is onomkeerbaar. Afdeling 2. - Collectieve arbeidsduurvermindering

Art. 7.De bij artikel 8, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de wet van 10 augustus 2001 bepaalde bijdrageverminderingen worden voor de deeltijdse werknemers wier loon dient te worden aangepast ingevolge de arbeidsduurvermindering welke overeenkomstig § 1 van hetzelfde artikel werd ingevoerd en wier arbeidsduur niet werd verminderd, toegekend in verhouding tot hun arbeidsduur.

Het bedrag van deze bijdrageverminderingen wordt voor hen bepaald door toepassing van de volgende berekeningswijze : B = A x D/V waarbij : B = het bedrag van de bijdragevermindering dat voor het betrokken kwartaal wordt toegekend voor de deeltijdse werknemer;

A = het bedrag van de bijdragevermindering dat voor het betrokken kwartaal wordt toegekend voor de voltijdse werknemers van de werknemerscategorie waartoe de betrokken deeltijdse werknemer behoort;

D = de wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer die wordt opgegeven in de aangifte voor de sociale zekerheid voor het betrokken kwartaal, na de invoering van de arbeidsduurvermindering voor de voltijdse werknemers;

V = de wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemers van de werknemerscategorie waartoe de betrokken deeltijdse werknemer behoort, die wordt opgegeven in de aangiften voor de sociale zekerheid bedoeld bij artikel 4, na de invoering van de arbeidsduurvermindering voor de voltijdse werknemers.

Art. 8.Voor de toepassing van artikel 9 van de wet van 10 augustus 2001 wordt verstaan onder « vierdagenweek » : de regeling waarbij de wekelijkse arbeidsduur gespreid wordt hetzij over vier arbeidsdagen per week, hetzij over vijf arbeidsdagen per week welke drie volledige en twee halve arbeidsdagen inhouden. Onder « halve arbeidsdag » verstaat men : ten hoogste de helft van het aantal arbeidsuren dat voorzien wordt in het werkrooster van die van de drie volledige arbeidsdagen welke het hoogst aantal arbeidsuren omvat.

Art. 9.§ 1. De bij artikel 8 van de wet van 10 augustus 2001 bedoelde bijdrageverminderingen kunnen niet opnieuw voor eenzelfde arbeidsduurvermindering en voor eenzelfde werknemerscategorie worden toegekend. Deze bijdrageverminderingen worden in voorkomend geval slechts toegekend in zoverre een latere arbeidsduurvermindering een verdere vermindering betekent van de arbeidsduur die van toepassing was ingevolge de arbeidsduurvermindering waarvoor de werkgever het voordeel voor de betrokken werknemerscategorie reeds genoten heeft. § 2. De bij artikel 9 van de wet van 10 augustus 2001 bedoelde bijdragevermindering kan niet opnieuw voor eenzelfde werknemerscategorie worden toegekend. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 10.De datum van inwerkingtreding van het stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek dat in toepassing van de bepalingen van de hoofdstukken II en III van de wet van 10 augustus 2001 wordt ingevoerd, mag niet voorafgaan aan de datum waarop het registratienummer, dat door de Inspectie van de sociale wetten aan het daartoe gewijzigde arbeidsreglement wordt toegekend, overeenkomstig artikel 3, vierde lid, schriftelijk aan de werkgever wordt meegedeeld.

Art. 11.Voor de berekening van de bij de artikelen 4, 8 en 9, van de wet van 10 augustus 2001 bedoelde bijdrageverminderingen, wordt het aantal werknemers dat op het einde van het betrokken kwartaal is tewerkgesteld in de werknemerscategorie waarop het ingevoerde stelsel van arbeidsduurvermindering en/of van de vierdagenweek betrekking heeft, in aanmerking genomen.

Art. 12.De bij de artikelen 4, 8 en 9, van de wet van 10 augustus 2001 bedoelde bijdrageverminderingen worden geacht definitief te zijn toegekend wanneer vaststaat dat de werkgever aan alle daartoe door of krachtens dezelfde wet bepaalde voorwaarden heeft voldaan. Tot op dat ogenblik zijn zij slechts voorlopig toegekend. Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen

Art. 13.De werkgevers waarop, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4, vierde lid, in fine en 8, § 4, van de wet van 10 augustus 2001, een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is die tussen 1 januari 2001 en 30 juni 2001, wat de maatregel van de algemene arbeidsduurvermindering tot 38 uren per week betreft, respectievelijk tussen 1 januari 2001 en 30 september 2001, wat de maatregel van de collectieve arbeidsduurvermindering betreft, werd gesloten en die een stelsel van arbeidsduurvermindering voorziet dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een wijziging van het arbeidsreglement, die tussen de voornoemde data van toepassing is, dienen in de bij artikel 3 bedoelde kennisgeving aan de Inspectie van de sociale wetten en de bij artikel 4 bedoelde aangiften voor de sociale zekerheid tevens melding te maken van de datum van deze collectieve arbeidsovereenkomst evenals van het bevoegd paritair orgaan, zo het een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten binnen een paritair orgaan betreft, of van het registratienummer dat werd toegekend door de griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, zo het een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten buiten een paritair orgaan betreft.

Deze kennisgeving moet overeenstemmen met het door de minister bevoegd voor Tewerkstelling en Arbeid bepaald model.

Art. 14.Artikel 10 is niet van toepassing op de bij artikel 13 bedoelde werkgevers. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 15.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2001 wat de uitvoering van de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 10 augustus 2001 betreft, en op 1 oktober 2001 wat de uitvoering van de bepalingen van hoofdstuk III van dezelfde wet betreft.

Art. 16.Onze Minister van Werkgelegenheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 september 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 25 april 1963, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1963. Wet van 10 augustus 2001, Belgisch Staatsblad van 15 september 2001.

^