gepubliceerd op 21 november 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 1977 betreffende de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming verleend voor het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen en betreffende de wijze van toezicht op die wederbelegging
27 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 maart 1977 betreffende de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming verleend voor het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen en betreffende de wijze van toezicht op die wederbelegging (algemene rampen)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, inzonderheid op artikel 12, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 maart 1977 betreffende de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming verleend voor het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen en betreffende de wijze van toezicht op die wederbelegging (algemene rampen);
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, vervangen door de wet van 9 augustus 1980 en gewijzigd door de wetten van 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat de noodzaak om onverwijld een maatregel te treffen waardoor de geteisterde sneller zijn financiële tegemoetkoming ontvangt, voortspruit uit het feit dat de provinciegouverneurs vanaf heden beslissingen kunnen treffen omtrent de aanvragen om financiële Staatstussenkomst, die bij hen worden ingediend in het kader van de bij koninklijk besluit van 18 september 1998 erkende ramp, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 september 1998;
Overwegende dat het nodig is dat iedere geteisterde onmiddellijk over een gedeelte van de herstelvergoeding, die hem wordt toegekend op basis van de door de provinciegouverneur getroffen vergoedingsbeslissing, moet kunnen beschikken, ongeacht het voorleggen van wederbeleggingsbewijzen; dat deze maatregel noodzakelijk is om elke geteisterde toe te laten de levensnoodzakelijke goederen aan te schaffen en zo vlug mogelijk weer over een fatsoenlijke huisvesting te beschikken;
Op de voordracht van Onze Minister van Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Het artikel 5, § 1 van het koninklijk besluit van 29 maart 1977 betreffende de wederbelegging van de financiële tegemoetkoming verleend voor het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen en betreffende de wijze van toezicht op die wederbelegging (algemene rampen) wordt aangevuld als volgt : « De herstelvergoeding, zoals becijferd overeenkomstig artikel 10, § 1, 3° van de wet van 12 juli 1976, wordt echter, in ieder geval, geacht wederbelegd te zijn ten belope van 60 %; de uitbetaling van het saldo van de herstelvergoeding kan slechts aangevat worden, nadat het bewijs geleverd is dat de eerder veronderstelde wederbelegging van 60 % effectief uitgevoerd is".
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de schadegevallen die zich hebben voorgedaan vanaf 13 september 1998.
Art. 3.
Artikel 3.Onze Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van die besluit.
Gegeven te Brussel, 27 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN