gepubliceerd op 19 december 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 en 20 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, betreffende het collectief contract
27 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 en 20 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, betreffende het collectief contract (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het collectief contract, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1992, inzonderheid op artikelen 15, 17 gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 en 29 april 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 januari 2000, en de artikelen 19, 29, 29bis, 30 en 31;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 en 20 mei 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, betreffende het collectief contract.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 november 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 14 september 1992, Belgisch Staatsblad van 9 oktober 1992.
Bijlage Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 en 20 mei 1999 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 betreffende het collectief contract (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51345/CO/130)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de arbeidsvoorwaarden van de werknemers en werkneemsters die één of meerdere functies uitoefenen omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1980, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 januari 1981 (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1981), en zulks in al de bedrijven die één of meerdere van deze activiteiten uitoefenen.
Art. 2.Artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, betreffende het collectief contract, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 september 1992, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 en 29 april 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 januari 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 15.Bij gebrek aan werk wegens economische oorzaken, mag de uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomst, geschorst worden op voorwaarde dat de schorsing ingaat op de eerste werkdag van de week en dat zij geldt voor een ononderbroken periode van volledige werkloosheid van één of twee weken.
In afwijking van dit principe zijn twee systemen van tijdelijke werkloosheid toegelaten : 1. de werkgever opteert voor een systeem van terugroepen waarbij elke werknemer die economisch werkloos werd gesteld 2 maal per trimester kan worden teruggeroepen in de loop van een week werkloosheid.In dit geval zal de werkgever de wedertewerkstelling waarborgen tot het einde van de lopende week; 2. de werkgever opteert voor een systeem van instellen van tijdelijke werkloosheid van maximaal 2 opeenvolgende weken, en dit in een cyclus van 3 weken, waarbij de derde week verplichtend een normale werkweek is.Gedurende deze periode van één of twee weken tijdelijke werkloosheid zijn maximaal 5 dagen tijdelijke werkloosheid per werknemer toegelaten. Deze werkloosheidsdagen moeten de twee opeenvolgende wekelijkse rustdagen voorafgaan of volgen.
In geval van tijdelijke in werkloosheidsstelling in de loop van de week en in afwijking van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1978, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot vaststelling van de wijzen van toekenning en uitbetaling van een aanvullende vergoeding voor werkloosheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 maart 1979, is de werkgever voor elke werkloosheidsdag in die week, een vergoeding verschuldigd gelijk aan 1 uur van het brutoloon dat overeenstemt met het normaal arbeidsregime van de werknemer (dit wil zeggen met inbegrip van de ploegpremies), vermeerderd met 250 BEF. Het totaal van de vergoedingen (hierin begrepen de werkloosheidsvergoedingen) is naar boven toe begrensd op het nettodagloon van de werknemer.
In geval van tijdelijke werkloosheid worden alle werkloosheidsdagen van die week gelijkgesteld voor de berekening van de eindejaarspremie, en worden niet in mindering gebracht van de 40 dagen, voorzien in artikel 2 van voornoemd collectieve arbeidsovereenkomst van 3 november 1978.
De werknemers worden in kennis gesteld van het systeem van werkloosheid dat zal worden toegepast, de woensdag van de week die voorafgaat aan elke week waar gedeeltelijke of volledige werkloosheid is voorzien. »
Art. 3.Het artikel 17 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 en 29 april 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 januari 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 17.In afwijking op artikel 5, voorlaatste alinea, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1980, gesloten in het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 januari 1981, is het toegelaten om uitzendkrachten te werk te stellen om het hoofd te bieden aan buitengewone vermeerdering van werk en dit gedurende een periode van 4 weken maximaal (20 werkdagen) per jaar en per uitzendkracht.
Er kan worden afgeweken van de grens van 20 dagen voor uitzendkrachten die werk uitvoeren behorend tot de loonklasse 1 tot en met 5 voor zover er een geschreven akkoord bestaat, geldig voor maximum 3 maanden, tussen de werkgever en de syndicale delegatie (verlengbaar per periode van 3 maanden).
Er kan tevens worden afgeweken van deze grens van 20 dagen voor uitzendkrachten die een functie uitoefenen behorend tot de loonklasse 6 tot en met 20 voor zover het gaat over het opvangen van afwezigheid van een werknemer wegens ziekte of ongeval en voor zover er een geschreven akkoord bestaat, geldig voor maximum 3 maanden, tussen de werkgever en de syndicale delegatie (verlengbaar per periode van 3 maanden).
De ondernemingen, die beroep doen op deze afwijkingen moeten dit melden aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging gebeurt deze melding door de onderneming aan de voorzitter van het voornoemd paritair comité, die op zijn beurt de sociale partners hiervan in kennis stelt bij de eerstvolgende vergadering van het paritair comité.
De werkgever die een uitzendkracht tewerkstelt gedurende een periode langer dan 30 dagen zal aan deze persoon voorrang verlenen bij aanwerving, indien een aangepaste functie vrij zou komen in de onderneming.
De onderneming verbindt er zich toe dat het presteren van overuren geen structureel element wordt van de arbeidstijdorganisatie. »
Art. 4.Het artikel 19, punt 19 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt in de kolom I met de volgende tekst vervolledigd : «
Art. 19.Punt 19, kolom I. De betaalde afwezigheidsdagen syndicale vorming worden op ondernemingsniveau per vakbondsorganisatie geglobaliseerd. Elke organisatie kan deze dagen klein verlet « syndicale vorming » vrijelijk over haar gemandateerden verdelen met deze beperking dat elke gemandateerde maximaal over 8 dagen beschikt voor een van zijn mandaten en 4 dagen voor de overige. »
Art. 5.In dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt onder het hoofdstuk X « Algemene Bepalingen » een nieuw artikel 29 ingelast : «
Art. 29.Conventionele opzeggingstermijn : - Voor de arbeiders(sters) die minder dan 6 maanden ononderbroken in dienst zijn van eenzelfde onderneming, kan de werkgever zowel als de werknemer beroep doen op artikel 60 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. - Vanaf 1 juni 1999 wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgever voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar op datum van ontslag verlengd met 2 weken.
Voor de werknemers met een leeftijd van minstens 45 jaar en minstens 20 jaar anciënniteit in het bedrijf wordt de wettelijke opzegtermijn in geval van ontslag door de werkgever verlengd met 4 weken.
Deze 2 verlengingen zijn niet van toepassing op de werknemers die ontslagen worden in het kader van op brugpensioenstelling op eigen verzoek, noch op de bedrijven die erkend zijn als bedrijf in moeilijkheden of in herstructurering. »
Art. 6.Artikel 29 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt artikel 30.
Art. 7.Artikel 29bis van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt geschrapt.
Art. 8.Artikel 30 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt artikel 31.
Art. 9.Artikel 31 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1990 wordt artikel 32.
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1999, behalve voor de bepalingen voorzien in artikel 5 die van kracht worden op 1 juni 1999, en het artikel 2 dat in voege treedt op 1 mei 1999. Ze is gesloten voor onbepaalde tijd.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 november 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX