gepubliceerd op 16 juli 2010
Koninklijk besluit betreffende het administratief statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet vervult
27 JUNI 2010. - Koninklijk besluit betreffende het administratief statuut van de militair die een vrijwillige militaire inzet vervult
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, artikel 24, § 8;
Gelet op de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van diverse wetten van toepassing op het militair personeel, de artikelen 27, 29, 31, 33, 34, 36, 41, 42, 44, 46, 47, 56 en 57;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, artikel 86, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 september 2003, 23 juni 2005 en 1 september 2008;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité N-300 van het militair personeel, gesloten op 5 maart 2010;
Gelet op advies 48.050/4 van de Raad van State, gegeven op 28 april 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1°"de EVMI" : de vrijwillige militaire inzet; 2° "de Minister" : de Minister van Landsverdediging;3° "de DGHR" : de directeur-generaal human resources;4° "de wet" : de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van diverse wetten van toepassing op het militair personeel. Bovendien worden de noties van "militair EVMI", "sollicitant", "sollicitant EVMI", "kandidaat-EVMI" en "werkdag" gebruikt overeenkomstig de definities bedoeld in artikel 23 van de wet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt, telkens als een graad wordt vermeld, de gelijkwaardige graad ook in aanmerking genomen. HOOFDSTUK 2. - De werving
Art. 3.De selectieproeven omvatten voor alle sollicitanten EVMI : 1° psychotechnische proeven inzake het intellectuele potentieel;2° psychotechnische proeven inzake de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden;3° geneeskundige onderzoeken betreffende de medische geschiktheid;4° een proef van fysieke conditie die het fysieke potentieel meet. Voor bepaalde vacatures kunnen bijkomende proeven van fysieke conditie bepaald worden in een reglement vastgesteld door de minister, waaruit moet blijken dat de sollicitant EVMI het vereiste fysieke potentieel voor deze vacature bezit.
Een aanvullend geneeskundig onderzoek moet voor bepaalde vacatures ondergaan worden.
Art. 4.Voor de sollicitant kandidaat-officier EVMI omvatten de selectieproeven bovendien specifieke psychotechnische proeven inzake het intellectuele potentieel en de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden.
Art. 5.Tijdens de selectieproeven wordt de sollicitant EVMI beoordeeld volgens de nadere regels van toepassing op de sollicitanten. HOOFDSTUK 3. - De dienstneming en de wederdienstneming
Art. 6.De dienstneming van elke kandidaat-EVMI wordt aangegaan voor een duur van vierentwintig maanden.
Art. 7.Ten laatste drie maanden vóór het verstrijken van zijn dienstneming of zijn vorige wederdienstneming, kan de militair EVMI een aanvraag tot wederdienstneming in dezelfde personeelscategorie bij zijn korpscommandant indienen.
Art. 8.Ten laatste vijf werkdagen na de dag van ontvangst van de aanvraag tot wederdienstneming betekent de korpscommandant schriftelijk aan de militair EVMI dat hij zijn wederdienstneming aanvaardt of weigert. Indien de betrokken militair niet geslaagd is voor de jaarlijkse basisproeven van fysieke conditie, moet de korpscommandant de wederdienstneming weigeren. Indien betrokkene niet de mogelijkheid heeft gehad om deze proeven af te leggen vóór de termijn bedoeld in artikel 7, kan de korpscommandant evenwel de wederdienstneming aanvaarden onder voorbehoud van het slagen van betrokkene in deze proeven vóór het verstrijken van de lopende dienstneming of wederdienstneming.
Als de korpscommandant beslist de wederdienstneming te weigeren, kan de betrokken militair, binnen de vijf werkdagen volgend op de dag van betekening van deze beslissing, een verweerschrift indienen en vragen om door de korpscommandant gehoord te worden.
Hij wordt desgevallend gehoord door zijn korpscommandant ten laatste tien werkdagen volgend op de dag van het indienen van deze aanvraag.
Wanneer hij gehoord wordt door de korpscommandant, mag de betrokken militair zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Binnen de drie werkdagen volgend op de dag van ontvangst van het verweerschrift of van het horen van de betrokken militair, licht de korpscommandant de betrokkene in van het handhaven van zijn weigering tot wederdienstneming of van de beslissing de wederdienstneming te aanvaarden.
Art. 9.Als de korpscommandant zijn weigering tot wederdienstneming handhaaft, kan de militair EVMI schriftelijk een beroep aantekenen bij de DGHR, ten laatste vijf werkdagen volgend op de dag van betekening van de beslissing van de korpscommandant.
Als de militair EVMI van wie de wederdienstneming aanvaard werd door de korpscommandant onder voorbehoud van het slagen voor de jaarlijkse basisproeven van fysieke conditie, één maand voor het verstrijken van zijn dienstneming of zijn vorige wederdienstneming niet de mogelijkheid heeft gehad deze proeven af te leggen, kan hij schriftelijk een beroep aantekenen bij DGHR, ten laatste de eerste werkdag volgend op deze datum.
De DGHR beslist op stukken en besluit of de wederdienstneming toegestaan of geweigerd wordt. Deze beslissing wordt betekend aan de betrokken militair ten laatste dertig dagen vóór het verstrijken van de lopende dienstneming of wederdienstneming.
De betekening in het geval bedoeld in het tweede lid gebeurt ten laatste vijf dagen vóór het verstrijken van de dienstneming of de wederdienstneming.
Art. 10.De minister bepaalt het model van de wederdienstnemingsakte die door de militair EVMI moet onderschreven worden.
De militair EVMI ontvangt een exemplaar van de wederdienstnemingsakte die hij heeft onderschreven. HOOFDSTUK 4. - De vorming
Art. 11.De vormingscyclus van de kandidaat-EVMI duurt : 1° twaalf vormingsmaanden voor de kandidaat-vrijwilliger EVMI;2° vierentwintig vormingsmaanden voor de kandidaat-officier en -onderofficier EVMI. De stageperiode wordt doorgebracht in de eenheid van eerste affectatie van de kandidaat-EVMI. Tijdens deze periode oefent de kandidaat-EVMI de functie uit waarvoor hij een vorming heeft gekregen.
De concrete samenstelling en de concrete duur van elke periode en fase van de vormingcyclus, alsook het programma en de nadere regels betreffende de uitvoering van dit programma worden vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art. 12.Vóór het begin van de gespecialiseerde professionele vorming, kan de kandidaat-EVMI geheroriënteerd worden naar een andere vorming, naargelang het geval : 1° op zijn aanvraag, voor zover de DGHR terzake een personeelsbehoefte vaststelt en hij beslist er op deze manier aan te verhelpen;2° op beslissing van de DGHR, voorzover personeelsbehoeften dit absoluut noodzakelijk maken.
Art. 13.De beoordeling van de professionele hoedanigheden van de kandidaat-EVMI heeft plaats op het einde van : 1° de militaire initiatiefase;2° de militaire basisvorming;3° de gespecialiseerde professionele vorming;4° de stageperiode. De beoordeling kan eveneens plaatshebben op het ogenblik vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister, op het einde van een cursusgedeelte, van een cursus of van een geheel van cursussen.
Indien de stageperiode minder dan zes maanden duurt, wordt de kandidaat-EVMI bovendien beoordeeld in de helft van deze periode.
Art. 14.Het verlies van de hoedanigheid van kandidaat-EVMI, wordt uitgesproken door de DGHR.
Art. 15.De kandidaat-officier EVMI wordt aangesteld : 1° in de graad van korporaal, de eerste dag van de zesde maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;2° in de graad van sergeant, de eerste dag van de negende maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;3° in de graad van adjudant, de eerste dag van de twaalfde maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;4° in de graad van onderluitenant, de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke hij zijn vormingscyclus met succes heeft beëindigd.
Art. 16.De kandidaat-onderofficier EVMI wordt aangesteld : 1° in de graad van korporaal, de eerste dag van de zesde maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte;2° in de graad van sergeant, de eerste dag van de negende maand volgend op de maand van de ondertekening van zijn dienstnemingsakte.
Art. 17.De kandidaat-vrijwilliger EVMI wordt aangesteld in de graad van eerste soldaat, de eerste dag van de maand volgend op de maand tijdens dewelke hij zijn vormingscyclus met succes heeft beëindigd. HOOFDSTUK 5. - De verbreking van de dienstneming of van de wederdienstneming
Art. 18.§ 1. Om te kunnen worden heropgenomen overeenkomstig artikel 41, tweede lid, van de wet, moet de ex-militair EVMI aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° zijn hoedanigheid van kandidaat- of aspirant-militair van het actief kader niet verloren hebben : a) wegens het niet meer bezitten van de vereiste morele hoedanigheden of het verlies van de nationaliteit dat voor gevolg heeft dat de militair geen burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie, of de beslissing tot verwijdering van het grondgebied, tot terugwijzing of tot uitzetting, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;b) wegens onvoldoende fysieke hoedanigheden op het medisch vlak waardoor hij niet meer voldoet aan het minimum medisch profiel van het ambt waarvoor hij in de hoedanigheid van kandidaat-EVMI oorspronkelijk gevormd werd;c) wegens door de DGHR vastgestelde onvoldoende karakteriële hoedanigheden, professionele hoedanigheden of fysieke hoedanigheden op het vlak van de fysieke conditie voor het heropnemen van de oorspronkelijke vormingscyclus van kandidaat-EVMI;2° zijn dienstneming mag niet van ambtswege verbroken zijn geweest : a) wegens een valse verklaring;b) wegens een veroordeling met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het militair Strafwetboek strafbaar is;c) wegens het feit dat hij zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wegens het feit dat zijn gedrag of zijn wijze van dienen slecht is;3° de oorspronkelijke vormingscyclus nog wordt georganiseerd en volgens de DGHR op deze wijze een personeelsbehoefte kan worden ingevuld. Bovendien, wanneer de heropneming een ex-kandidaat-EVMI betreft die in het kader van zijn vorming de fase van gespecialiseerde professionele opleiding moet volbrengen, moet deze nog georganiseerd worden binnen een termijn die het normaal verloop van de vorming mogelijk maakt.
Zonodig kan de kandidaat-EVMI door de DGHR naar een andere vorming geheroriënteerd worden. § 2. De heropgenomen kandidaat-EVMI kan worden vrijgesteld van bepaalde vormingsgedeelten. § 3. De heropgenomen kandidaat-EVMI volgt een specifieke vormingscyclus waarvan de duur en het programma rekening houdt met de vorming gevolgd voor de verbreking van de dienstneming als kandidaat-EVMI. De DGHR bepaalt er de nadere uitvoeringsregels van. § 4. Op de dag van zijn heropneming wordt de militair EVMI aangesteld tot de graad die hij gekregen zou hebben indien hij de hoedanigheid van militair EVMI niet verloren had.
Art. 19.De dienstneming of de wederdienstneming van de militair EVMI wordt van rechtswege verbroken wanneer hij niet ten minste het volgend medisch profiel behoudt : 1° voor de officier en de onderofficier EVMI : P S I V C A M E 3 3 3 3 3 2 1 2 2° voor de vrijwilliger EVMI : P S I V C A M E 3 3 3 3 3 2 3 3 De militair EVMI van de marine moet bovendien het volgend speciaal medisch profiel behalen : G Y K O 2 3 3 3 Art.20. De wederdienstneming van de militair EVMI wordt van ambtswege verbroken indien de militair EVMI : 1° zijn dienstneming onderschreven heeft op grond van een valse verklaring;2° veroordeeld wordt, met of zonder uitstel, tot een militaire gevangenisstraf van ten minste één maand wegens een misdrijf dat volgens het militair Strafwetboek strafbaar is;3° zich aan ernstige, met zijn staat van militair niet overeen te brengen feiten schuldig heeft gemaakt of wanneer zijn gedrag of zijn wijze van dienen slecht is.
Art. 21.§ 1. In de gevallen bedoeld in artikel 20, 1° en 2°, wordt de beslissing genomen door de DGHR, op voorstel van een hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van korpscommandant. § 2. In het geval bedoeld in artikel 20, 3°, maakt elke hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van korpscommandant een omstandig verslag op waarin zijn opgenomen : 1° een uiteenzetting van de feiten;2° een met redenen omkleed advies over hun ernst. § 3. De korpscommandant van de betrokkene stuurt aan de minister, langs de hiërarchische weg doch zonder tussenkomst van een onderzoeksraad, een voorstel tot verbreking van ambtswege van de wederdienstneming dat berust op de beweegredenen opgesomd in artikel 20, 3°.
De korpscommandant stelt betrokkene schriftelijk in kennis van het voorstel vooraleer het wordt ingediend. Deze kan een verweerschrift indienen en vragen om door de korpscommandant gehoord te worden, binnen de vijf werkdagen volgend op de dag van betekening van deze beslissing.
Wanneer hij gehoord wordt door de korpscommandant, mag de betrokken militair zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. § 4. Wanneer ze oordeelt dat de feiten bewezen en ernstig zijn en niet overeen te brengen zijn met de staat van militair of zijn gedrag of wijze van dienen slecht is, kan de bevoegde overheid de wederdienstneming van de militair EVMI verbreken.
De verbreking van de wederdienstneming wordt uitgesproken : 1° door de minister indien het om een officier of een onderofficier EVMI gaat;2° door de minister of door de militaire overheid die hij hiertoe aanwijst indien het om een vrijwilliger EVMI gaat. HOOFDSTUK 6. - De opname in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader
Art. 22.De militair EVMI die een aanvraag tot opname in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader zoals bedoeld in artikel 45 van de wet indient, wordt beoordeeld door zijn korpscommandant inzake zijn wijze van dienen.
Indien zijn wijze van dienen als voldoende wordt beoordeeld, wordt de militair EVMI geacht een positieve beoordeling van zijn korpscommandant te hebben gekregen en wordt aanvaard door de DGHR met het oog op zijn opname in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader zoals bedoeld in artikel 45 van de wet.
Art. 23.De militair EVMI van wie de wijze van dienen als onvoldoende wordt beoordeeld, kan, binnen de vijf werkdagen volgend op de dag waarop de beoordeling hem werd betekend, een verweerschrift indienen en vragen om door zijn korpscommandant gehoord te worden.
Hij wordt desgevallend gehoord door zijn korpscommandant ten laatste vijf werkdagen volgend op de dag van het indienen van deze aanvraag.
Wanneer hij gehoord wordt door de korpscommandant, mag de betrokken militair zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.
Binnen de drie werkdagen volgend op de dag van ontvangst van het verweerschrift of van het horen van de betrokken militair, licht de korpscommandant de betrokkene in van het handhaven van de negatieve beoordeling of van de beslissing hem een positieve beoordeling toe te kennen.
Art. 24.Als de korpscommandant de negatieve beoordeling handhaaft, wordt het beoordelingsdossier overgemaakt aan de DGHR, ten laatste vijf werkdagen volgend op de dag van betekening van de beslissing van de korpscommandant.
De DGHR beslist op stukken en besluit de militair EVMI te aanvaarden of niet te aanvaarden met het oog op zijn opname in een andere hoedanigheid van militair van het actief kader zoals bedoeld in artikel 45 van de wet. Deze beslissing wordt betekend aan de betrokken militair ten laatste twintig werkdagen volgend op de dag van betekening van de beslissing van de korpscommandant bedoeld in het eerste lid.
Art. 25.De anciënniteit in de graad van de militair EVMI bedoeld in artikel 47, § 2, van de wet, vangt aan op dezelfde datum als deze waarop de anciënniteit aanvangt van de militair aangeworven in de hoedanigheid waarin de militair EVMI wordt opgenomen in toepassing van artikel 45 van de wet, die tijdens hetzelfde jaar werd aangeworven en waarvan de vormingscyclus op een normale wijze verliep.
Art. 26.De anciënniteit in de graad van de militair korte termijn bedoeld in artikel 56, derde lid, van de wet, vangt aan op dezelfde datum als deze waarop de anciënniteit aanvangt van de militair aangeworven in de hoedanigheid waarin de militair korte termijn wordt opgenomen in toepassing van artikel 56, eerste lid, van de wet, die tijdens hetzelfde jaar werd aangeworven en waarvan de vormingscyclus op een normale wijze verliep. HOOFDSTUK 7. - Wijzigingsbepalingen
Art. 27.In artikel 86, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder a) en b) worden aangevuld als volgt : « - kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet;"; 2° de bepalingen onder c) en d) worden aangevuld als volgt : « - kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet; - kandidaat-onderofficier in vrijwillige militaire inzet;"; 3° de bepaling onder e) wordt aangevuld als volgt : « - kandidaat-officier in vrijwillige militaire inzet; - kandidaat-onderofficier in vrijwillige militaire inzet; - kandidaat-vrijwilliger in vrijwillige militaire inzet. » HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 28.Op de dag van bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad treden in werking : 1° de artikelen 4, 16 tot 19, 21 tot 49, 56 en 57 van de wet;2° dit besluit.
Art. 29.De Minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 juni 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM