27 JANUARI 1998. Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 10, § 2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 januari 1993, en door de wetten van 30 maart 1994 en van 13 april 1995, inzonderheid op artikel 10, § 2;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;2° de minister : de minister die de economische zaken in zijn bevoegdheid heeft;3° de machtiging : de machtiging bedoeld in artikel 10, § 2, van de wet;4° de Dienst : de Controledienst voor de Verzekeringen ingesteld bij artikel 29 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;5° de betrokken instelling : een van de nationale of gewestelijke instellingen van openbaar nut voor gemeenschappelijk vervoer bedoeld in artikel 10, § 2, van de wet.

Art. 2.Om de machtiging te verkrijgen en te behouden dient de betrokken instelling te voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de verbintenis aangaan om het Belgisch Bureau van de Autoverzekeraars te vergoeden voor alle uitgekeerde bedragen;2° voldoende technische reserves samenstellen om haar verplichtingen bepaald in de wet na te komen.Wanneer de instelling een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten die geheel of gedeeltelijk haar door de wet opgelegde verplichtingen dekt, mag zij daarmee rekening houden bij de berekening van de reserves of provisies, samengesteld met het oog op het nakomen van die verplichtingen; 3° het bewijs leveren van het bestaan van overeenstemmende activa, die, rekening houdend met de aard van haar verplichtingen opgelegd door de wet, beantwoorden aan de criteria van veiligheid, rendement en liquiditeit zoals vastgesteld voor de verzekeringsondernemingen.

Art. 3.De aanvraag tot het verkrijgen van de machtiging wordt, vergezeld van de nodige bewijsstukken, ingediend bij de Dienst. De Dienst zendt de aanvraag, samen met zijn advies, over aan de minister.

Art. 4.De Dienst ziet erop toe dat de betrokken instellingen hun door de wet opgelegde verplichtingen naleven. Hij kan daartoe kennis nemen van alle boekhoudkundige documenten en alle onderzoeken instellen in verband met de financiële toestand en de activiteiten van de instellingen, in zoverre deze een weerslag kunnen hebben op die verplichtingen. Hij kan met dat doel ambtenaren van zijn administratie of behoorlijk gemandateerde zelfstandige deskundigen afvaardigen.

De instellingen zijn ertoe gehouden aan de Dienst alle nuttige inlichtingen te verstrekken en alle documenten over te zenden die noodzakelijk zijn voor het vervullen van deze controleopdracht.

Art. 5.De Dienst meldt aan de minister elke tekortkoming van de instelling aan haar verplichtingen opgelegd door de wet. Bij een ernstige tekortkoming adviseert de Dienst de intrekking van de machtiging.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 27 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Justitie, S. DE CLERCK