gepubliceerd op 27 maart 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de syndicale vorming
27 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de syndicale vorming (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de syndicale vorming.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 december 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999 Syndicale vorming (Overeenkomst geregistreerd op 11 januari 2002 onder het nummer 60533/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen
Art. 2.Deze beschikkingen regelen de toepassing van punt 7 van het nationaal interprofessioneel akkoord van 15 juni 1971, betreffende de syndicale vorming, en van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 juli 1974, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 12 september 1972 en 5 september 1974.
Art. 3.Rekening houdend met de rol welke de vertegenwoordigers van de werklieden in de ondernemingen spelen, wordt hun binnen de hierna omschreven grenzen, faciliteiten verleend om vormingscursussen te volgen welke nodig zijn voor het volbrengen van hun taak in de beste voorwaarden.
Art. 4.In functie daarvan wordt het de vertegenwoordigers van de werklieden toegestaan zonder loonderving, op tijdstippen welke samenvallen met de normale arbeidsuren en volgens zekere modaliteiten, cursussen en seminaries bij te wonen, welke : a) worden georganiseerd door de nationale of regionale vakverbonden of hun beroepscentrales, hun regionale afdelingen inbegrepen;b) zijn gericht op de vervolmaking van hun economische, sociale, technische en syndicale kennis binnen het kader van hun taak als vertegenwoordigers van de werklieden. HOOFDSTUK III. - Toekenningsmodaliteiten
Art. 5.a) De begunstigden van deze bepalingen zijn de vaste, verkozen of aangewezen leden van de ondernemingsraden, van de comités voor preventie en bescherming op het werk en van de vakbondsafvaardigingen daar waar een of meerdere van deze organen bestaan.
In zekere uitzonderlijke gevallen, afzonderlijk in gemeenschappelijk overleg bepaald tussen het ondernemingshoofd en de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis de betrokken vakorganisatie, kunnen evenwel een of meerdere van de in de vorige paragraaf bedoelde lasthebbers worden vervangen door andere syndicale verantwoordelijken, die door de meest representatieve werknemersorganisaties bij naam zullen worden aangeduid. b) De duur van de afwezigheid wegens het bijwonen van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde cursussen en seminaries, is vastgesteld op tien dagen per vast mandaat over een periode van vier jaar.c) Het globaal aantal van de in b) van dit artikel bepaalde toegestane afwezigheidsdagen, wordt onder de meest representatieve werknemersorganisaties verdeeld naar rata van het aantal mandaten die zij in de drie in elke onderneming bestaande vertegenwoordigingsorganen hebben verkregen.d) Elke afwezigheidsdag, krachtens deze bepalingen toegestaan en de door de rechthebbenden besteed aan de syndicale vorming tijdens effectieve werkdagen, wordt door de werkgever betaald op basis van het normaal loon, berekend met inachtneming van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974).e) De meest representatieve werknemersorganisaties dienen drie weken op voorhand bij de betrokken werkgevers hun schriftelijke aanvraag in om toestemming tot afwezigheid van hun leden wegens het bijwonen van cursussen voor syndicale vorming. Deze aanvraag moet het volgende behelzen : - de naamlijst van de vakbondsmandatarissen voor wie een toestemming tot afwezigheid wordt gevraagd, alsmede de duur van hun afwezigheid; - de datum en duur van de georganiseerde cursussen; - thema en leerstof welke worden onderwezen en bestudeerd. f) Teneinde te voorkomen dat de gelijktijdige afwezigheid van een of verscheidene werklieden de organisatie van het werk zou verstoren, worden het ondernemingshoofd en de vakbondsafvaardiging of bij ontstentenis de betrokken vakorganisatie het per geval eens over het maximum aantal toe te stane afwezigheden.
Art. 6.Gelet op de wet van 5 maart 1999 met betrekking tot de sociale verkiezingen (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1999), wordt ten gevolge van het uitstel van de sociale verkiezingen van het jaar 1999 naar het jaar 2000, voor het bijkomende jaar, de duur van de afwezigheden voorzien in artikel 5, b) , vermeerderd met 2,5 dagen per vast mandaat en dit tot aan de installatie van de vakbondsafvaardigingen na de sociale verkiezingen van het jaar 2000. HOOFDSTUK IV. - Procedure
Art. 7.Alle geschillen waartoe de toepassing van deze bepalingen aanleiding zou kunnen geven, worden onderzocht in het raam van de normale verzoeningsprocedure.
Art. 8.De in deze bepalingen niet voorziene gevallen worden onderzocht door het Paritair Subcomité voor het koetswerk. HOOFDSTUK V. - Vervanging van collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de syndicale vorming van 22 maart 1978 gesloten in het Nationaal Paritair Comité voor de sectoren welke aan de metaal-, machine- en elektrische bouw verwant zijn en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 september 1978 (Belgisch Staatsblad van 23 januari 1979). HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en geldt voor een onbepaalde tijd.
Zij kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzeg van drie maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk en aan de ondertekenende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 december 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX