gepubliceerd op 19 augustus 2000
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartzietgroeven van Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik
27 APRIL 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartzietgroeven van Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartzietgroeven van Waals-Brabant;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartzietgroeven van Waals-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 april 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1999 Arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik (Overeenkomst geregistreerd op 9 juli 1999 onder het nummer 51352/COF/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van de provincie Luik die onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van Waals-Brabant ressorteren.
Met de werklieden en de werksters worden bedoeld de "werklieden". HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie
Art. 2.De in artikel 1 beoogde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : Geschoolde werklieden : de schietmeesters, herklovers, loshouwers, smeden, mecaniciens, elektriciens, conducteurs van mechanische schoppen en bulldozers, conducteurs van locomotieven die door de Nationale Maatschappij voor de Belgische Spoorwegen erkend zijn.
Categorie B : Geoefende werklieden : de boorders voor springbussen, verbrijzelaars, vrachtwagensbestuurders, werklieden aan de breekmolen, liermachinisten of machinisten van een hellend vlak, machinisten van werflocomotieven, onderhoudswerklieden die geen bepaalde kwalificatie hebben.
Categorie C : Zware hulpwerklieden die met vol rendement werken.
Categorie D : Andere hulpwerklieden. HOOFDSTUK III. - Lonen - Arbeidsduur
Art. 3.Voor de werknemers die ten minste 19 jaar oud zijn, worden de bruto minimumuurlonen op 1 april 1999, gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,06 van de stabilisatiereeks 102,04 tot 104,09 in een arbeidstijdregeling van 40 uren per week, vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 4.De op 31 maart 1999 werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 april 1999 met 4 F verhoogd.
De op 31 december 1999 werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 januari 2000 met 4 F verhoogd.
Art. 5.De wekelijkse arbeidstijdregeling wordt op 38 uur vastgesteld vanaf 1 januari 1982. Er wordt één verlofdag per 20 werkdagen toegekend. Met werkdagen worden gelijkgesteld de feestdagen, de dagen kort verzuim, de dagen die aanleiding geven tot de betaling van het gewaarborgd weekloon, de dagen die voor vakbondsopleiding bestemd zijn en de recuperatiedagen.
De aldus verdiende verlofdagen zullen worden toegekend in december van elk jaar. In afwijking van wat voorafgaat, mogen er buiten de maand december afzonderlijk drie dagen worden genomen op grond van een individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer, maar zij mogen in geen geval samen met de jaarlijkse vakantie worden genomen.
Art. 6.Voor de werknemers die minder dan 19 jaar oud zijn, worden de minimumuurlonen vastgesteld op de volgende percentages, die toepasselijk zijn op de lonen van de werknemers van ten minste 19 jaar oud van de categorie waartoe zij behoren : van 18 jaar tot 18 1/2 jaar (uitgesloten) : 80 pct. van 18 1/2 jaar tot 19 jaar (uitgesloten) : 90 pct. voor de volle 19 jaar : 100 pct.
Art. 7.De werklieden die minder dan 19 jaar oud zijn met dezelfde erkende geschiktheid en rendement als de werkman van dezelfde beroepencategorie die ten minste 19 jaar oud is, hebben recht op hetzelfde loon als de werkman van ten minste 19 jaar oud van deze categorie. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies
Art. 8.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 6 en 36 van de arbeidswet van 16 maart 1971, ontvangen de werklieden wier arbeid wordt georganiseerd in 2 of 3 opeenvolgende ploegen een bijslag van : 9,08 F per uur voor de arbeidsprestaties van 6 tot 14 uur. 13,20 F per uur voor de arbeidsprestaties van 14 tot 22 uur. 29,00 F per uur voor de arbeidsprestaties van 22 tot 6 uur. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 9.De minimumuurlonen, de werkelijk uitbetaalde lonen en de ploegenpremies worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat maandelijks door het Ministerie van Economische Zaken wordt vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.
Art. 10.De waarde van deze lonen en premies stijgt of daalt per schijf van 1 pct. bij elke gelijkwaardige beweging van het indexcijfer vanaf het spilindexcijfer.
Het eerste hogere spilindexcijfer wordt op 103,06 vastgesteld.
De opeenvolgende hogere spilindexcijfers zijn dus : 104,09 - 105,13 - 106,18, enz...
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Art. 11.De in artikel 9 bedoelde beweging van de lonen en premies heeft plaats de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het spilindexcijfer schommelt. HOOFDSTUK VI. - Premie voor het feest van "Sinte Barbara"
Art. 12.De werklieden ontvangen een premie van 700 F ter gelegenheid van het feest van "Sinte Barbara". Deze premie wordt uitbetaald met het loon van de week waarin het feest valt. HOOFDSTUK VII. - Wekelijkse tegemoetkoming in de vervoerkosten
Art. 13.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerkosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, wat ook het gebruikte vervoermiddel weze.
Art. 14.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies van 22 december 1992, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. HOOFDSTUK VIII. - Terugbetaling van de opleiding
Art. 15.Er zal aan de vakbonden een jaarlijks bedrag van 2 000 F per werknemer worden gestort volgens de modaliteiten die inzake de premie aan de georganiseerden gelden. HOOFDSTUK IX. - Beëindiging van de loopbaan
Art. 16.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, 2 000 F per maand tot de leeftijd van 60 jaar worden toegekend in de vorm van een uitkering voor bestaanszekerheid.
Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties een overleg plaatshebben.
In geval van geschil zal er een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK X. - Uitzendarbeid
Art. 17.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzake.
Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XI. - Afschaffing van de carensdag
Art. 18.Vanaf het jaar 1997 is, per semester, de eerste dag van de eerste periode van ziekte in de loop van het jaar afgeschaft. HOOFDSTUK XII. - Langdurige ziekte
Art. 19.De arbeider die een ancienniteit van minstens 2 jaar telt, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende calenderdagen, van een bijkomende uitkering van 3.000 F. HOOFDSTUK XIII. - Brugpensioen
Art. 20.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 in deze sector aanvaard voor het werkend personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 de leeftijd van 58 jaar bereikt.
Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.
Art. 22.Ter aanvulling van wat is bepaald bij artikel 20, komen de partijen, ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, overeen om voor een periode beperkt tot de jaren 1999 en 2000 de halftijdsbrugpensioenleeftijd te verlagen tot 55 jaar ten voordele van de werknemers met een beroepsloopbaan van minstens 25 jaar.
Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.
Art. 23.Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de Paritaire Subcomités voor het bedrijf der hardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincies Luik en Namen en voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van Waals-Brabant" zal de brugpensioen financeren.
De werkgevers verbinden hen deze financiering over te nemen in het geval dat het fonds over de nodige financiële beschikbare middelen niet meer beschikt. HOOFDSTUK XIV. - Vorming van de jongeren
Art. 24.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werk-opleiding-overeenkomsten.
Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door het paritair subcomité. HOOFDSTUK XV. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen
Art. 25.Overeenkomstig de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van een recht op halftijds brugpensioen op 55 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren.
Voor deze twee maatregelen zullen kaderovereenkomsten worden opgesteld, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de interprofessionele organisaties vertegenwoordigd op het niveau van het paritair subcomité en goedgekeurd door dat subcomité. HOOFDSTUK XVI. - Waarborg van het globaal tewerkstellingsvolume
Art. 26.De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst het globaal tewerkstellingsvolume te handhaven, op basis van de personeelssterkte op 31 december 1998.
In geval van problemen, zal er overleg met de vakbondsvrijgestelden gebeuren. HOOFDSTUK XVII. - Geldigheid
Art. 27.Deze collectieve arbeidsoverenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 27 april 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX