Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 maart 2009
gepubliceerd op 02 september 2009

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2009201359
pub.
02/09/2009
prom.
26/03/2009
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MAART 2009. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen, betreffende de professionele vorming.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 maart 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de makelarij en verzekeringsagentschappen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2007 Professionele vorming (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2008 onder het nummer 86635/CO/307) Draagwijdte van de overeenkomst In aansluiting op de verklaring van 27 maart 2006 inzake het concurrentievermogen en de besluiten in het interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007 wordt een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten inzake de inspanningen voor vorming. Deze overeenkomst heeft tot doel tot een creatieve en effectieve vormingspolitiek te komen die de werknemers uit de sector in staat stellen hun professionele kennis te verhogen en anderzijds nieuwe werknemers de mogelijkheid te geven de nodige kennis op te doen om zich in de sector te integreren.

De sociale partners engageren zich tevens om de werknemers uit de sector het belang van vorming toe te lichten.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de makelarij en de verzekeringsagentschappen vallen.

Art. 2.Deze overeenkomst heeft tot doel de werknemersparticipatie aan vormingsinitiatieven binnen de sector te verhogen met minstens 5 pct. en deze initiatieven te financieren met een bijdrage gelijk aan 0,05 pct. van de loonmassa. Deze bijdrage wordt via de RSZ gestort aan het CEPOM.

Art. 3.De sociale partners verbinden zich ertoe om iedere werknemer de kans te geven een professionele vorming aan te bieden gedurende de arbeidsuren. Deze vorming moet de werknemer in staat te stellen zich in zijn of haar functie binnen de onderneming eigen te maken of met de oog van een evolutie van zijn/haar loopbaan.

Deze vormingsmogelijkheden kunnen zowel intern of op de plaats van tewerkstelling of extern van de onderneming worden georganiseerd.

Opleidingen waarbij nieuwe technologieën op informaticavlak worden gebruikt komen eveneens in aanmerking.

Art. 4.Een opleidingsrecht wordt per bedrijf verzekerd. Dat komt overeen met een aantal dagen gelijk aan het aantal werknemers, omgerekend in voltijdse banen in de onderneming, vermenigvuldigd met twee.

Art. 5.Iedere werknemer heeft het recht zijn vormingsbehoeften aan de werkgever te formuleren. Dit kan rechtstreeks aan de werkgever worden geformuleerd maar kan eveneens, waar ze bestaan, via de syndicale delegatie. In het geval er geen syndicale delegatie bestaat heeft de werknemer eveneens de mogelijkheid zijn of haar vormingsbehoeften te formuleren via de werkgeversfederatie waar zijn werkgever bij aangesloten is of via zijn vakbondsorganisatie waar hij of zij lid van is of via de voorzitter van het paritair comité.

Indien een werknemer zijn vormingsbehoeften heeft geformuleerd, maar in de loop van de 12 maanden volgend op zijn of haar vraag geen vorming heeft kunnen volgen, heeft de werknemer het recht in een onderhoud met de werkgever zijn of haar vormingsbehoeften te herformuleren. Werkgever en werknemer maken op dat ogenblik in een gemeenschappelijk akkoord een vormingsplan op. Iedere weigering om vorming te volgen dient vanaf dat ogenblik schriftelijk te worden gemotiveerd door de werkgever.

Iedere werknemer die gebruik maakt van dit recht ten opzichte van zijn werkgever kan hiervoor geen enkele professioneel nadeel ondervinden.

Art. 6.Daar waar deze bestaan zullen de ondernemingsraad, comité voor de preventie en de bescherming op het werk of syndicale delegatie minstens één keer per jaar geïnformeerd worden over alle vormingsinitiatieven (welke vorming, doelgroep, aanvragen, toestemmingen, weigeringen,...), naast de andere wettelijke bepalingen die in de ondernemingsraad met betrekking tot vorming dienen uitgevoerd te worden. In de ondernemingen waar er geen ondernemingsraad bestaat zullen de respectievelijke werkgeversfederaties minstens één maal per jaar een rapport opmaken dat zal worden voorgelegd aan het paritair comité die dit rapport zal beoordelen. De informatie die in dit rapport is opgenomen is dezelfde als deze die wordt meegedeeld aan de ondernemingsraad.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2008 en loopt tot 31 december 2008.

De ondertekende partijen zullen de afspraken die in deze overeenkomst werden gemaakt tijdens de looptijd van deze periode evalueren met als doel deze eventueel verder te zetten in de periode 2009-2010.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 maart 2009.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^