gepubliceerd op 14 augustus 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 februari 1965 tot toekenning van toelagen en vergoedingen aan de leden van de probatiecommissies
26 JUNI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 februari 1965 tot toekenning van toelagen en vergoedingen aan de leden van de probatiecommissies
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, inzonderheid op artikel 10, zevende en achtste lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 februari 1965 tot toekenning van toelagen en vergoedingen aan de leden van de probatiecommissies, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1976, inzonderheid artikel 1;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 juli 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 9 januari 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het huidige bedrag van de presentiegeleden veel te laag is in verhouding tot de te verrichten werkzaamheden door de leden van de probatiecommissies en dat het bijgevolg zeer moeilijk is leden te vinden die willen zetelen in vermelde commissies;
Op voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 februari 1965 tot toekenning van toelagen en vergoedingen aan de leden van de probatiecommissies, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 1971 en het koninklijk besluit van 17 februari 1976, wordt door de volgende bepaling vervangen : «
Artikel 1.Aan de leden van de probatiecommissies wordt voor de vergaderingen een presentiegeld van 9,92 EUR toegekend, gekoppeld aan spilindex 138,01, per gepresteerd half uur ».
Art. 2.Voor de periode van 1 januari tot 31 december 2001 geldt in de plaats van het bedrag van « 9,92 EUR », vermeld in artikel 1, het bedrag van « 400 BEF ».
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 juni 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN