Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 januari 2006
gepubliceerd op 14 maart 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten en tot opheffing van het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en van de met het zegel gelijkgestelde taxes, het ministerieel besluit van 14 december 1949 betreffende de modaliteiten van toepassing van het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik, door de belastingschuldenaars en de douanekantoren, van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes en het ministerieel besluit van 10 juli 1951 tot vaststelling van de wijze van terugbetaling van de zegelkartons gebruikt voor de kwijting van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003119
pub.
14/03/2006
prom.
26/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/26/2006003119/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten en tot opheffing van het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en van de met het zegel gelijkgestelde taxes, het ministerieel besluit van 14 december 1949 betreffende de modaliteiten van toepassing van het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik, door de belastingschuldenaars en de douanekantoren, van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes en het ministerieel besluit van 10 juli 1951 tot vaststelling van de wijze van terugbetaling van de zegelkartons gebruikt voor de kwijting van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek der zegelrechten;

Gelet op de wet houdende administratieve vereenvoudiging II van 15 december 2005, inzonderheid op de artikelen 4 en 5;

Gelet op het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten, inzonderheid op de artikelen 1 en 42;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de wet houdende administratieve vereenvoudiging II van 15 december 2005 de neerlegging van uitgiften of uittreksels, waarvan de neerlegging op de griffie van de rechtbank van koophandel wordt voorgeschreven door artikel 67 van het Wetboek van vennootschappen, in elektronische vorm mogelijk maakt;

Overwegende dat de betaling van het zegelrecht op deze uitgiften of uittreksels momenteel plaatsvindt door middel van het aanbrengen en het onbruikbaar maken van plakzegels of door gebruik te maken van gezegeld papier, overeenkomstig de huidige bepalingen van het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten;

Overwegende dat de hoger vermelde huidige wijze van betaling van het zegelrecht op deze uitgiften of uittreksels materieel onmogelijk wordt indien geopteerd wordt voor de elektronische vorm;

Overwegende dat de mogelijkheid tot betaling in speciën van het zegelrecht dat wordt geheven op hoger vermelde uitgiften of uittreksels in voormeld besluit van de Regent moet worden ingevoegd;

Overwegende dat eveneens een procedure inzake de betalingswijze moet worden uitgewerkt;

Overwegende dat de voormelde bepalingen van de wet van 15 december 2005 houdende administratieve vereenvoudiging II, in werking zijn getreden op 7 januari 2006;

Overwegende dat het daarom noodzakelijk is om dit koninklijk besluit onverwijld bekend te maken teneinde de betaling in speciën en de inning van het zegelrecht, dat wordt geheven op hoger vermelde uitgiften of uittreksels, vanaf de inwerkingtreding van de desbetreffende bepalingen van voormelde wet mogelijk te maken.

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 april 1951, 3 december 1965, 18 april 1967, 9 oktober 1967, 12 augustus 1970, 11 december 2001 en 7 mei 2002, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.De betaling van het recht verschuldigd op de in artikelen 4, tweede lid, 5, tweede lid, 8, 11 en 21 van het Wetboek der zegelrechten aangeduide akten en geschriften, moet, onder voorbehoud van wat in de artikelen 31, tweede lid, en 38 van hetzelfde wetboek is gezegd, op bedoelde akten of geschriften vastgesteld worden door middel van het aanbrengen en het onbruikbaar maken van plakzegels.

Hetzelfde geldt voor het recht verschuldigd op de akten en repertoria respectievelijk bedoeld in de artikelen 4, eerste lid, en 5, eerste lid van het Wetboek, wanneer hetzij ingevolge een bijzondere wetsbepaling, hetzij ingevolge een afwijking door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde toegestaan, geen gebruik wordt gemaakt van gezegeld papier dat de administratie zelf verkoopt.

Bij afwijking van het eerste lid, mag het recht verschuldigd voor de akten en geschriften bedoeld in artikel 8, 13° tot 20° en 22° en artikel 11, 1°, 3°, 4° en 6° van het Wetboek, gekweten worden in speciën, onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 26 en 26bis van dit besluit, op basis van periodieke aangiften ingediend op het kantoor van het zegel of, bij ontstentenis, op het kantoor der registratie belast met het registreren der gerechtelijke akten.

Bij afwijking van het eerste lid, wordt het recht verschuldigd voor de uitgiften of uittreksels bedoeld in artikel 31, derde lid van het Wetboek, gekweten in speciën, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 26ter van dit besluit, op basis van periodieke aangiften ingediend op het bevoegde kantoor der registratie. De Minister van Financiën of zijn vertegenwoordiger bepaalt het bevoegde kantoor voor de invordering van het zegelrecht, boeten en intresten.

De verschuldigde rechten worden gekweten : 1° wanneer zij verschuldigd zijn bij toepassing van artikel 8, 13° tot 20° en 22° van het Wetboek, door de administratie, de openbare instelling, de ambtenaar van de burgerlijke stand of de burgemeester of zijn afgevaardigde, voor de akten of geschriften die zij opmaken en voor de akten die met hun tussenkomst worden verleden;2° wanneer zij verschuldigd zijn bij toepassing van artikel 11, 1°, 3°, 4° en 6° van het Wetboek, door de bankiers en de bij artikel 54 van genoemd Wetboek met bankiers gelijkgestelde personen, voor de akten of geschriften die zij opmaken of aanvaarden.3° wanneer zij verschuldigd zijn bij toepassing van artikel 4, tweede lid, van het Wetboek, door de notarissen voor de uitgiften of uittreksels die zij in elektronische vorm opstellen om te worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel.».

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 december 1965, vervallen de woorden « , ten ware, in laatstgemeld geval, het bestuur door een bijzondere beslissing, de buitengewone zegeling toegestaan had ».

Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.Wanneer het niet in debet dient verleend geschiedt het visa voor zegel slechts tegen voorafgaande betaling van de rechten en eventueel van de boeten, zoals zij door de ontvanger vereffend worden, behoudens teruggave aan te vragen indien er aanleiding toe bestaat. ».

Art. 4.Artikel 42, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 18 april 1967, wordt aangevuld als volgt : « Hetzelfde geldt voor de bladzijden van de uitgiften of uittreksels die in elektronische vorm worden opgesteld. »

Art. 5.In artikel 26 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 12 augustus 1970 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 en het koninklijk besluit van 7 mei 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « aan de directeur-generaal van het kadaster, registratie en domeinen notificeren » vervangen door de woorden « aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie notificeren »;b) in het eerste lid, 3°, worden de woorden « artikel 1, vierde lid » vervangen door de woorden « artikel 1, derde lid ».

Art. 6.In artikel 26bis van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 7 mei 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, 1°, worden de woorden « de directeur-generaal van het kadaster, de registratie en de domeinen » vervangen door de woorden « aan de Administrateur-generaal van de Patrimoniumdocumentatie »;b) in het eerste lid, 3°, worden de woorden « artikel 1, vierde lid » vervangen door de woorden « artikel 1, derde lid ».

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 26ter ingevoegd, luidende : De door de notarissen verschuldigde rechten, voor de uitgiften of uittreksels bedoeld in artikel 31, derde lid, van het Wetboek, worden in speciën betaald op het bevoegde kantoor, in hun naam en voor hun rekening, door het Bestuur van het Belgisch Staatsblad.

De verschuldigde rechten worden betaald door storting of overschrijving op de postrekening van het bevoegde kantoor, uiterlijk op de laatste werkdag van de vierde maand die volgt op de neerlegging van voormelde uitgiften en uittreksels op de griffie van de rechtbank van koophandel.

Het Bestuur van het Belgisch Staatsblad dient op de dag van de betaling bij het bevoegde kantoor een aangifte in die de volgende gegevens vermeldt : 1° de maand waarop de aangifte betrekking heeft;2° de lijst van de neergelegde uittreksels en uitgiften waarvoor de rechten worden betaald;3° de identiteit van de vennootschap waar elke neerlegging van een uittreksel of van een uitgifte voor werd gedaan;4° de identiteit van de notaris die de uittreksels en uitgiften heeft neergelegd;5° de datum van de neerlegging van elk uittreksel en elke uitgifte;6° het aantal bladzijden van elk uittreksel en elke uitgifte alsmede het aantal groepen van vier bladzijden die zo worden gevormd;7° het bedrag van het verschuldigde recht per neerlegging;8° het bedrag dat wordt gestort of overgeschreven op de postrekening van het bevoegde kantoor. De aangifte moet ingediend worden via een beveiligde internetverbinding en volgens een procedure die wordt vastgelegd door de Minister van Financiën of zijn afgevaardigde.

De Minister van Financiën of zijn afgevaardigde mogen, onder de voorwaarden die zij vaststellen, afwijkingen van de bepalingen van onderhavig koninklijk besluit toestaan.

Indien er, na verificatie, vergissingen of verzuimen vastgesteld worden in de aangiften, wordt op het bevoegd kantoor een bijzondere aangifte ingediend die de gevolgen van de verbetering dezer vergissingen of verzuimen laten kennen. De aanvullende rechten moeten onmiddellijk na de vaststelling der vergissingen of verzuimen betaald worden. Ingeval van overdreven betaling wordt het teveel betaalde aangerekend op het bedrag van de volgende storting, onder voorbehoud van het controlerecht van de administratie.

Het Bestuur van het Belgisch Staatsblad moet een boekhouding voeren die toelaat de aangiften vast te stellen en te controleren en de juiste heffing van het zegelrecht na te gaan. De bestanden of stukken die verband houden met het zegelrecht, moeten bewaard worden gedurende vijf jaar, te rekenen vanaf de laatste inschrijving.

Voor elke overtreding van de bepalingen van onderhavig artikel wordt een boete opgelopen gelijk aan het opeisbaar recht, met minimum van 25,00 EUR.

Art. 8.In artikel 28 van hetzelfde besluit, ingevoegd door het koninklijk besluit van 9 november 1960 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, a) in het eerste lid worden de woorden « bij artikel 77 van het Wetboek bedoelde » geschrapt;b) in het derde lid worden de woorden « in elk der drie vorenstaande gevallen, de ontvanger van het zegel, bij ontstentenis, de ontvanger van het buitengewoon zegel en bij ontstentenis van de laatstgenoemde, de met de registratie der gerechtelijke akten belaste ontvanger » vervangen door de woorden « in elk der bovengemelde gevallen, de ontvanger van het zegel en bij ontstentenis de met de registratie der gerechtelijke akten belaste ontvanger ». HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen

Art. 9.Opgeheven worden : 1° in het besluit van de Regent van 18 september 1947 betreffende de uitvoering van het Wetboek der zegelrechten : a) het opschrift van Hoofdstuk V;b) artikel 18, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 april 1951 en 3 december 1965;c) artikel 19, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 april 1951;d) artikel 20, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 april 1951;e) artikel 21, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 april 1951;f) artikel 22, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 april 1951 en 3 december 1965.2° het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en van de met het zegel gelijkgestelde taxes, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 juli 1951, 6 mei 1952, 2 maart 1954, 28 november 1963 en 13 juli 2001;3° het ministerieel besluit van 14 december 1949 betreffende de modaliteiten van toepassing van het besluit van de Regent van 12 december 1949 betreffende het gebruik, door de belasting-schuldenaars en de douanekantoren, van zegelmachines voor het kwijten van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 10 juli 1951 en 7 mei 1952;4° het ministerieel besluit van 10 juli 1951 tot vaststelling van de wijze van terugbetaling van de zegelkartons gebruikt voor de kwijting van het zegelrecht en de met het zegel gelijkgestelde taxes.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 7 januari 2006.

Art. 11.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 januari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^