Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2018
gepubliceerd op 27 april 2018

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2018011864
pub.
27/04/2018
prom.
26/04/2018
ELI
eli/besluit/2018/04/26/2018011864/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2018. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, bevat de regels wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep zoals voorgeschreven door artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht, laatst gewijzigd door de wet van 15 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/2018 pub. 27/04/2018 numac 2018011795 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende hervorming van het ondernemingsrecht sluiten houdende de hervorming van het ondernemingsrecht.

Artikelsgewijze commentaar Ontworpen Hoofdstuk 1 - Definitie en toepassingsgebied Deze afdeling bevat de algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle artikelen van dit koninklijk besluit.

Ontworpen artikel 1 Artikel 1 bevat de definities voor dit koninklijk besluit houdende de uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep.

De beoefenaar van een vrij beroep wordt in artikel I.1.14° WER gedefinieerd. Deze definitie is tevens van toepassing wat betreft boek XX van het Wetboek van economisch recht op grond van artikel I.22.10° WER. Het begrip mede-insolventiefunctionaris is een overkoepelende term voor elke beoefenaar van een vrij beroep die hetzelfde beroep uitoefent als de schuldenaar en die samen met een andere insolventiefunctionaris aangesteld wordt overeenkomstig de bepalingen van boek XX Wetboek van economisch recht in het raam van een insolventieprocedure. De definiëring van dit begrip laat toe om in het voorliggend uitvoeringsbesluit op een algemene wijze te verwijzen naar alle situaties waarin dergelijke aanstelling gebeurt. Binnen de algemene groep van mede-insolventiefunctionarissen kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds de mede-curator (zie artikel XX.123 Wetboek van economisch recht) en anderzijds de mede-insolventiefunctionaris die enkel kan worden aangesteld als gerechtsmandataris bij overdracht onder gerechtelijk gezag in het raam van een gerechtelijke reorganisatie (zie artikel XX.85 Wetboek van economisch recht). Wanneer de rechtbank moet beslissen over een voorlopige maatregel in de zin van de artikelen XX.30, XX.31 of XX.32 van het Wetboek van economisch recht in hoofde van een beoefenaar van een vrij beroep, zal geen mede-insolventiefunctionaris moeten worden aangesteld.

De medecurator is de mede-insolventiefunctionaris die verplicht wordt aangesteld in geval van faillissement van een beoefenaar van een vrij beroep zoals bepaald in artikel XX.123 van het Wetboek van economisch recht.

Het Centraal Register Solvabiliteit zoals omschreven in artikel I.22, 6°, van het Wetboek van economisch recht speelt tevens een belangrijke rol bij de toepassing van dit uitvoeringsbesluit. De rechtbanken enerzijds en Ordes en Instituten anderzijds zullen via dit register informatie uitwisselen.

Ontworpen artikel 2 Artikel 2 bevat een verduidelijking bij de toepassing van de definitie van de beoefenaar van een vrij beroep zoals gedefinieerd in artikel I.1.14° WER. Een letterlijke interpretatie van deze definitie kan voor sommige beroepsgroepen een probleem opleveren wanneer de activiteit wordt uitgeoefend in het raam van een rechtspersoon. Naargelang de geldende regels van toepassing op een welbepaalde vrije beroepsactiviteit kunnen rechtspersonen die de activiteit van een beoefenaar van een vrij beroep uitoefenen, wel of niet ingeschreven worden als afzonderlijke beoefenaar van een vrij beroep. Wanneer de rechtspersoon niet als beoefenaar van een vrij beroep kan worden ingeschreven, zal dergelijke rechtspersoon niet onderworpen zijn aan het toezicht van de tuchtrechtelijke instelling, zodat deze onderneming niet letterlijk beantwoordt aan de definitie van de beoefenaar van een vrij beroep. Dergelijke rechtspersonen zouden bijgevolg niet onder de beschermingsregeling voor beoefenaars van een vrij beroep kunnen vallen. Op deze manier zou er een onverantwoorde ongelijke behandeling ontstaan tussen beoefenaars van een vrij beroep naargelang hun organisatiestructuur. Zoals blijkt uit artikel XX.1 WER was het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever dat het insolventierecht geen afbreuk zou doen aan bepaalde kernprincipes die gelden bij de uitoefening van een vrij beroep. Deze garanties moeten steeds van toepassing zijn en gelden bijgevolg voor natuurlijke personen-vrij beroepsbeoefenaars, rechtspersonen-vrij beroepsbeoefenaars en de rechtspersonen waarbinnen de beroepsbeoefenaars van een vrij beroep hun activiteiten als onderneming uitoefenen. Dit principe wordt opgenomen in de eerste alinea van artikel 2 van dit uitvoeringsbesluit.

Het past om erop te wijzen dat het toepassingsgebied beperkt blijft tot die rechtspersonen die een vrije beroepsactiviteit als statutair doel hebben. Het is uiteraard nooit de bedoeling om elke rechtspersoon met één of meer vrij beroepsbeoefenaars-vennoten onder het toepassingsgebied van dit uitvoeringsbesluit te laten vallen.

Wat betreft natuurlijke personen, zal de bescherming enkel gelden wanneer de vrije beroepsactiviteit uitgeoefend wordt op zelfstandige basis. Wanneer de beroepsactiviteit uitgeoefend wordt in ondergeschikt verband als werknemer, kan deze persoon niet als een onderneming worden beschouwd en zal deze persoon bijgevolg niet onderworpen zijn aan boek XX van hetzelfde Wetboek.

Rekening houdend met de mogelijke organisatiestructuur binnen bepaalde beroepsgroepen wordt in artikel 2 verder verduidelijkt dat rechtspersonen met als statutair doel een vrije beroepsactiviteit zowel opgericht kunnen worden door natuurlijke personen-beroepsbeoefenaars als rechtspersonen-beroepsbeoefenaars.

Artikel 2, tweede lid, bevat tot slot een specifieke uitbreiding van het toepassingsgebied voor de vergunningshouders voor een apotheek.

Deze laatste aanvulling is erop gericht om elke vorm van discriminatie uit te sluiten tussen natuurlijke personen en rechtspersonen die zelfstandig de activiteit van apotheker uitoefenen.

Ontworpen artikel 3 Het is mogelijk dat een beoefenaar van een vrij beroep onderworpen is aan het toezicht van meerdere Ordes of Instituten, omdat hij bepaalde beroepsactiviteiten combineert en bijgevolg meerdere inschrijvingen verrichtte. Er kan ook sprake zijn van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden tussen meerdere beoefenaars van een vrij beroep die elk verschillende activiteiten uitoefenen. In dit artikel wordt bepaald dat in dergelijke gevallen alle bevoegde Ordes en Instituten afzonderlijk en gelijktijdig moeten worden geïnformeerd.

Ontworpen Hoofdstuk 2. - Kennisgeving aan en adviezen van de Ordes en Instituten Ontworpen artikel 4 Boek XX van het Wetboek van economisch recht voorziet in een aantal kennisgevingen gericht aan de Ordes of Instituten.

In artikel 4, § 1, van dit uitvoeringsbesluit wordt per beroepsgroep geconcretiseerd aan welk bevoegd orgaan binnen de Orde of het Instituut deze kennisgevingen moeten worden gericht. Op deze wijze kan de rechtbank eenvoudig bepalen aan welk orgaan de kennisgeving moet worden gericht. Paragraaf 1 van deze bepaling bevat een niet-exhaustieve opsomming van alle bevoegde organen.

In artikel 4, § 2, van dit uitvoeringsbesluit wordt een uitzondering ingevoerd wat betreft de bedrijfsrevisoren. Waar de kennisgevingen bij insolventie van een bedrijfsrevisor in beginsel steeds gericht worden aan het College van Toezicht op de bedrijfsrevisoren, zullen de kennisgevingen met betrekking tot geplande plaatsopnemingen zoals bedoeld in artikelen XX.25, § 3, en XX.133 van het Wetboek van economisch recht worden gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Deze uitzondering wordt verantwoord door het feit dat het College van Toezicht op de bedrijfsrevisoren in de hoogdringende situatie van een plaatsopneming niet op korte termijn een persoon kan afvaardigen om aanwezig te zijn bij de plaatsopneming.

Om toe te zien op de bescherming van het beroepsgeheim, zal het Instituut van de Bedrijfsrevisoren iemand afvaardigen. Het is bijgevolg noodzakelijk dat de respectievelijke kennisgeving wordt gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Ontworpen artikel 5 Zowel boek XX WER als dit uitvoeringsbesluit voorzien in de mogelijkheid voor de rechtbank om verzoeken tot advies te richten aan de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut. Op deze wijze kan de rechtbank bijkomende informatie inwinnen om voldoende rekening te kunnen houden met de eigenheid van een bepaalde vrije beroepsactiviteit. In artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit wordt per beroepsgroep geconcretiseerd aan welk bevoegd orgaan binnen de Orde of het Instituut dergelijke verzoeken tot advies moeten worden gericht.

Deze niet-exhaustieve opsomming van alle bevoegde organen stelt de rechtbank in staat om eventuele verzoeken eenvoudig en snel aan het juiste orgaan te richten.

Ontworpen artikel 6 Het Centraal Register Solvabiliteit zoals omschreven in artikel I.22, 6°, van het Wetboek van economisch recht speelt een sleutelrol bij de opvolging en afhandeling van insolventieprocedures. Alle informatie omtrent een insolventiedossier wordt in het register op digitale wijze verwerkt en toegankelijk gemaakt. Het register zal tevens worden aangewend om de informatie-uitwisseling tussen de rechtbank en de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut te stroomlijnen. Op deze wijze is een snelle en eenvoudige communicatie mogelijk.

Ontworpen artikel 7 Het is belangrijk dat de rechtbank, vooraleer te beslissen over de opening van een insolventieprocedure, kan nagaan bij de bevoegde Orde of het bevoegd Instituut of de insolvente schuldenaar in kwestie wel degelijk beschouwd kan of mag worden als beoefenaar van een vrij beroep. Het valt niet uit te sluiten dat een persoon met financiële problemen niet langer actief kan of mag zijn als beroepsbeoefenaar, maar zich wel nog zo voordoet. Het bevoegd orgaan van de Orde of het Instituut zoals opgesomd in de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsbesluit kan de rechtbank hieromtrent meer informatie verschaffen.

Ontworpen artikel 8 Wanneer er een insolventieprocedure wordt geopend in hoofde van een schuldenaar die een vrij beroep uitoefent, schrijft boek XX van het Wetboek van economisch recht in bepaalde gevallen de bijkomende aanstelling van een insolventiefunctionaris voor die dezelfde beroepsactiviteit uitoefent als de schuldenaar. Op deze wijze wil de wetgever garanties inbouwen om de eigenheid van het vrij beroep te beschermen. Met het oog op de eenvoudige en vlotte aanstelling van een dergelijke insolventiefunctionaris worden er overeenkomstig artikel XX.20, § 1, laatste lid, WER per beroepsgroep verplicht lijsten opgesteld van geschikte mede- insolventiefunctionarissen. De rechtbank kan naar eigen inzicht bepalen welke persoon uit deze lijst met insolventiefunctionarissen wordt aangesteld in een bepaalde insolventieprocedure.

Gelet op de diversiteit binnen de vrije beroepen en het feit dat de aard van een insolventiedossier sterk kan verschillen, wordt er in een ondersteunende maatregel voorzien. Met het oog op de aanstelling van de meest geschikte insolventiefunctionaris kan de rechtbank vooraf inlichtingen inwinnen bij de Orde of het Instituut over potentiële kandidaten. Desgewenst kan een dergelijk verzoek tot advies gelijktijdig gebeuren met de verplichte kennisgeving door de rechtbank dat er een insolventieprocedure aanhangig werd gemaakt in hoofde van een beroepsbeoefenaar.

De rechtbank zal het verzoek tot advies in beginsel steeds richten tot het bevoegd orgaan zoals bepaald in de artikelen 4 en 5 van dit uitvoeringsbesluit. In twee uitzonderingsgevallen, m.n. de bedrijfsrevisoren en de advocaten, wordt het verzoek gericht aan een ander orgaan, respectievelijk het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone naargelang het geval. Deze uitzonderingen zijn te verklaren door het feit dat de organen zoals opgesomd in de artikelen 4 en 5 van dit uitvoeringsbesluit niet verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de lijsten met insolventiefunctionarissen. Deze bevoegdheid tot het opstellen van de lijsten komt respectievelijk toe aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone.

Het is bijgevolg niet mogelijk voor enerzijds het College van Toezicht op de bedrijfsrevisoren en anderzijds de stafhouder om advies te verstrekken over de meest geschikte insolventiefunctionaris.

Artikel 8, paragraaf twee, van dit uitvoeringsbesluit regelt de situatie waarbij er geen insolventiefunctionaris in de zin van artikel XX.20, § 1, laatste lid, Wetboek van economisch recht beschikbaar is.

Dit kan het geval zijn wanneer alle kandidaten van de lijst zijn verhinderd of wanneer de lijst geen geschikte kandidaten bevat. In een dergelijke situatie moet de rechtbank een verzoek richten aan de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut om binnen een door de rechtbank bepaalde termijn één of meerdere geschikte kandidaat-insolventiefunctionarissen aan de rechtbank voor te stellen.

Gelet op de hoogdringendheid waarmee insolventieprocedures moeten worden behandeld, zal de antwoordtermijn van de Orde of het Instituut noodzakelijk kort zijn. Bij gebrek aan een tijdig advies van de Orde of het Instituut, staat het de rechtbank vrij om de meest passende maatregelen te nemen.

Behalve wat betreft bedrijfsrevisoren en advocaten, wordt het verzoek tot advies steeds gericht aan het bevoegd orgaan zoals bepaald in de artikelen 4 en 5 van dit uitvoeringsbesluit. Om dezelfde reden als hierboven toegelicht, wordt een verzoek tot advies bij insolventie van een bedrijfsrevisor of een advocaat respectievelijk gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone.

Ook in omstandigheden waarin de wet niet voorziet in een aanstelling van een mede-insolventiefunctionaris in het kader van de insolventie van een schuldenaar vrij beroepsbeoefenaar, kan het nuttig zijn om een gerechtsmandataris of een voorlopig bewindvoerder aan te stellen die deel uitmaakt van dezelfde beroepsgroep als de schuldenaar vrij beroepsbeoefenaar. Het staat de rechtbank vrij om, in dat geval, gebruik te maken van de lijst zoals opgesteld door de Ordes en Instituten overeenkomstig artikel XX.20, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht.

Ontworpen Hoofdstuk 3. - De mede-insolventiefunctionaris Ontworpen Afdeling 1. - De lijst van mede-insolventiefunctionarissen Ontworpen artikel 9 De wetgever vereist dat er in bepaalde gevallen een mede-insolventiefunctionaris wordt aangesteld die deel uitmaakt van dezelfde beroepsgroep als de insolvente schuldenaar. Deze mede-insolventiefunctionaris wordt door de rechtbank aangeduid op basis van een lijst op te stellen door de Ordes en Instituten en te publiceren in het register (artikel XX.20, § 1, WER).

De Ordes en Instituten bepalen zelf hoe de lijst van mede-insolventiefunctionarissen wordt opgesteld. Dit neemt niet weg dat enkel kandidaten die voldoen aan de voorwaarden, opgesomd in artikel XX.20, § 1, WER kunnen worden opgenomen op de lijst. Elke kandidaat-insolventiefunctionaris moet bijgevolg waarborgen bieden van bekwaamheid, ervaring, onafhankelijkheid en onpartijdigheid. De mede-insolventiefunctionaris dient voldoende vertrouwd te zijn met het verloop van insolventieprocedures, maar wordt niet geacht zelfstandig een vereffening te kunnen afwikkelen.

Om de rechtbank toe te laten de meest geschikte insolventiefunctionaris te selecteren, bevat de lijst met insolventiefunctionarissen volgende informatie : 1° Naam, beroep en contactgegevens van de kandidaat.2° De opdrachten waarvoor men zich kandidaat stelt 3° Eén of meer rechtsgebieden waarin de kandidaat zijn opdracht wenst uit te oefenen.Met het oog op de werving van de kandidaten is het aangewezen om een flexibiliteit op dit punt in te bouwen. 4° De taal van de dossiers waarin de kandidaat wenst op te treden. Alle voorgaande informatie zal opgenomen worden in de lijst met mede-insolventiefunctionarissen zoals opgesteld door de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut. Deze lijst wordt neergelegd in het register, waar alle rechtbanken toegang hebben tot bovenvermelde informatie. Artikel 9, § 3 van dit uitvoeringsbesluit bepaalt dat de neerlegging jaarlijks gebeurt ten laatste tegen 31 december. Afdeling 2 - De opdracht van mede-insolventiefunctionarissen

Ontworpen artikel 10 De opdracht van de mede-insolventiefunctionaris zal variëren naargelang de insolventieprocedure waarin hij wordt aangesteld. Het staat de rechtbank vrij om, waar dit nuttig wordt geacht, in het vonnis waarbij de mede-insolventiefunctionaris wordt aangesteld, een specifieke taakomschrijving op te nemen.

Wat betreft de aanstelling in het raam van een faillissementsprocedure, wordt verduidelijkt dat de curator en de medecurator gezamenlijk instaan voor de opvolging en de afwikkeling van het faillissement. Het is immers steeds de bedoeling van de wetgever geweest om de beoefenaar van een vrij beroep, die in een faillissementsprocedure is verwikkeld, maximaal te laten bijstaan door een collega-beoefenaar zodat het respect voor o.a. het beroepsgeheim en andere elementen uit de plichtenleer, maximaal worden gewaarborgd.

Niettegenstaande hun gezamenlijke opdracht waarbij er sprake is van een volledige wisselwerking tussen de curator en de medecurator, spreekt het voor zich dat de curator het best geplaatst is om alle handelingen te stellen en procedures te voeren die gepaard gaan met de concrete afwikkeling van een faillissementsprocedure. De curator is immers vertrouwd met het afhandelen van faillissementsprocedures. Hij doet dit wel in samenspraak met, en gesteund door de medecurator. Deze laatste verleent advies en bijstand bij de concrete afhandeling van de faillissementsprocedure.

De medecurator zal in het bijzonder advies verstrekken over de vraag of een voortzetting van de ondernemingsactiviteit aangewezen is en welke formaliteiten moeten worden vervuld om de lopende zaken op een passende wijze op te volgen en desgevallend af te ronden.

Ontworpen artikel 11 Artikel XX.143 WER regelt de wijze waarop briefwisseling gericht aan de gefailleerde moet worden behandeld tijdens een faillissement.

Wanneer de gefailleerde een vrij beroepsbeoefenaar is, dient de brievenpost te worden afgegeven aan de curator volgens de richtlijnen bepaald door de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut. Het spreekt voor zich dat het beroepsgeheim een belangrijk aandachtspunt is bij de behandeling van de brievenpost. De medecurator is het best geplaatst om de briefwisseling van de gefailleerde te behandelen. Artikel 11 van dit uitvoeringsbesluit geeft verder uitvoering aan artikel XX.143 WER door te bepalen dat de medecurator het meest passende gevolg voor de briefwisseling zal bepalen. Hoewel boek XX van het Wetboek van economisch recht hier niet uitdrukkelijk in voorziet, is het aangewezen om deze regels ook toe te passen op elektronische brievenpost. Dit type van post is immers op heden veel meer voorkomend dan de papieren brievenpost.

Ontworpen artikel 12 Het lot van derdenrekeningen na de opening van een insolventieprocedure is een belangrijk aandachtspunt. De basisprincipes werden reeds verankerd in verschillende wettelijke bepalingen en brengen met zich mee dat derdenrekeningen uitgesloten worden van insolventieprocedures. De nuancering `in beginsel' in de eerste zin van deze bepaling verwijst naar de situatie dat de wettelijke regeling inzake de derdenrekening op heden beperkt is tot een aantal specifieke beroepen, nl. de advocaten, de notarissen en de gerechtsdeurwaarders.

De bestaande wettelijke bepalingen zorgen ervoor dat de derdenrekening buiten een insolventieprocedure valt. Dit neemt niet weg dat het belangrijk is om concreet te bepalen wie verantwoordelijk is voor het beheer van de derdenrekeningen Ter bescherming van de derdenrekeningen en om te garanderen dat de gelden worden teruggegeven aan de rechthebbenden, wordt de mede-insolventiefunctionaris op grond van artikel 12 van dit uitvoeringsbesluit belast met het beheer van deze rekeningen. Deze algemene opdracht doet geen afbreuk aan eventuele tuchtrechtelijke voorschriften die betrekking hebben op de derdenrekening.

Ontworpen artikel 13 De bewaring van dossiers en documenten die verband houden met de vrije beroepsactiviteit is een belangrijk aandachtspunt bij de afwikkeling van een insolventieprocedure. De mede-insolventiefunctionaris moet de nodige maatregelen treffen opdat de vereiste informatie en documenten correct worden bewaard. Deze opdracht impliceert niet dat de mede-insolventiefunctionaris persoonlijk moet instaan voor de bewaring van de documenten.

Ontworpen artikel 14 Bij de overdracht van een notariskantoor wordt elke betaling gedaan door of voor rekening van de overnemer en die betrekking heeft op de vergoeding bedoeld in artikel 55, § 3, c), van de wet op het notarisambt, gedaan op een bijzondere rekening op naam van de overdrager. De bankinstelling kan het tegoed van die rekening slechts ter beschikking stellen van de titularis ervan na voorlegging van een geschreven toestemming om de gelden geheel of gedeeltelijk vrij te geven afgeleverd door de kamer van notarissen van het rechtsgebied waarin het kantoor gevestigd is.

Bij faillissement zou deze vergoeding logischerwijs in handen van de curator moeten betaald worden, en zou de vrijgave van de gelden enkel mogelijk kunnen zijn na toestemming van de curator en de medecurator.

Bij gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag zou deze vergoeding logischerwijs in handen van de gerechtsmandataris moeten betaald worden, en zou de vrijgave van de gelden enkel mogelijk kunnen zijn na toestemming van de gerechtsmandataris en de mede-insolventiefunctionaris.

Vanzelfsprekend moeten de curator en de gerechtsmandataris in de uitoefening van hun taak steeds de wettelijke bepalingen met betrekking tot overdracht van een notariskantoor respecteren. De berekening van de overnamevergoeding gebeurt immers volgens een bepaalde procedure, rekening houdend met de waarde van de over te nemen kantoorgebonden activa en passiva berekend in "going concern" en niet op liquidatiebasis. Afdeling 3. - De vergoeding van mede-insolventiefunctionarissen

Ontworpen artikel 15 Voor de vergoeding wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 26 april 2018 houdende vaststelling van de regels en barema's tot bepaling van de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen daar dit koninklijk besluit overeenkomstig artikel XX.20, § 3, van het WER, de vergoeding voor de erelonen en de kosten regelt voor alle insolventiefunctionarissen, mede-insolventiefunctionarissen inbegrepen.

De mede-insolventiefunctionaris wordt vergoed overeenkomstig het koninklijk besluit, rekening houdend met de complexiteit van zijn opdracht en de geleverde prestaties. Naargelang de opdracht waarmee de mede-insolventiefunctionaris wordt belast (medecurator of mede-insolventiefunctionaris bij overdracht onder gerechtelijke gezag), is hoofdstuk 1 of hoofdstuk 2 van toepassing van voormeld koninklijk besluit.

Wat betreft het faillissement, treden de medecurator en de curator op als een college. De medecurator wordt vergoed zoals een curator. Zulks betekent dat alleen het college, die de aangestelde curatoren vormen, en niet elke curator van die groep afzonderlijk recht heeft op een ereloon en een kostenvergoeding. Vinden de aangestelde curatoren geen consensus omtrent de verdeling van de kosten en het ereloon, dan zal de rechtbank deze verdeling vaststellen.

Ontworpen Hoofdstuk 4. - Slotbepalingen Ontworpen artikelen 16 en 17 Geen toelichting vereist.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, K. GEENS

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 63.273/2 van 24 april 2018 over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep' Op 3 april 2018 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 24 april 2018 . De kamer was samengesteld uit Jacques Jaumotte, voorzitter van de Raad van State, Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux, staatsraad, en Béatrice Drapier, griffier .

Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jacques Jaumotte .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 24 april 2018.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Het eerste lid van de aanhef dient als volgt te worden gesteld: "Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XX.1, § 1, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten;". 2. De definitie van "mede-insolventiefunctionaris", die in artikel 1, 2°, van het ontwerp is opgenomen, lijkt te vaag en moet worden herzien om beter overeen te stemmen met wat wordt bepaald in het ontworpen artikel 8, § 1, eerste lid. 3. In de inleidende zin van artikel 5 van het ontwerp dient te worden verwezen naar artikel XX.1, § 4, van het Wetboek van economisch recht. 4. Wat artikel 12 betreft, vraagt de afdeling Wetgeving zich af wat wordt bedoeld met de woorden "In beginsel." Het verslag aan de Koning moet op dat punt op zijn minst worden aangevuld. 5. In artikel 14 wordt voorgesteld om na de woorden "van de overnemer" de woorden "van een notariskantoor" toe te voegen. De griffier Béatrice Drapier De voorzitter van de Raad van State Jacques Jaumotte

26 APRIL 2018. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel XX.1, § 1, laatste lid van het Wetboek van economisch recht wat betreft de toepassing van boek XX van het Wetboek van economisch recht op de beoefenaars van een vrij beroep FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel XX.1, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd door de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/08/2017 pub. 11/09/2017 numac 2017012998 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende invoeging van het Boek XX "Insolventie van ondernemingen", in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht sluiten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 28 maart 2018;

Gelet op het advies 63.273/2van de Raad van State, gegeven op 24 april 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1 - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder : 1° "beoefenaar van een vrij beroep" : de onderneming in de zin van artikel I.1.14° van het Wetboek van economisch recht. 2° "mede-insolventiefunctionaris" : de insolventiefunctionaris die overeenkomstig de bepalingen van boek XX Wetboek van economisch recht samen met een andere insolventiefunctionaris wordt aangesteld wanneer een insolventieprocedure wordt geopend in hoofde van een beoefenaar van een vrij beroep; 3° "medecurator" : de curator die overeenkomstig artikel XX.123 van het Wetboek van economisch recht wordt aangesteld; 4° "het register" : het Centraal Register Solvabiliteit zoals bepaald in artikel I.22, 6° van het Wetboek van economisch recht.

Art. 2.Alle bepalingen uit boek XX Wetboek van economisch recht die betrekking hebben op de beoefenaars van een vrij beroep zijn zowel van toepassing op natuurlijke personen als op de rechtspersonen waarbinnen de beroepsbeoefenaars van een vrij beroep hun activiteiten als onderneming uitoefenen. In de laatste hypothese kunnen vennoten-beoefenaars van een vrij beroep zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.

Wat betreft apothekers zijn de bepalingen uit boek XX Wetboek van economisch recht die betrekking hebben op de beoefenaars van een vrij beroep ook van toepassing op de vergunninghouder in de zin van artikel 8 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art. 3.Wanneer de beoefenaar van een vrij beroep actief is in een multidisciplinair samenwerkingsverband of onderworpen is aan het toezicht van meerdere tuchtrechtelijke instellingen verantwoordelijk voor verschillende beroepsactiviteiten, moeten alle bevoegde organen zoals bepaald in de artikelen 4 en 5 van dit besluit gelijktijdig worden geïnformeerd. HOOFDSTUK 2. - Kennisgeving aan en adviezen van de Ordes en Instituten

Art. 4.§ 1. De kennisgevingen die overeenkomstig de bepalingen van boek XX van het Wetboek van economisch recht aan de Ordes en Instituten moeten worden gedaan, dienen te gebeuren aan navolgend bevoegd orgaan : 1° Advocaten : de Stafhouder van de hoofdbalie;2° Gerechtsdeurwaarders : de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders;3° Notarissen : de Nationale Kamer van notarissen;4° Apothekers : de Nationale Raad van de Orde der Apothekers;5° Artsen : de Nationale raad van de Orde der Artsen;6° Dierenartsen : de Nederlandstalige Gewestelijke Raad Orde der Dierenartsen of le Conseil régional francophone de l'Ordre des Médecins vétérinaires, naargelang de schuldenaar onderworpen is aan hun respectievelijk toezicht;7° Psychologen : de Psychologencommissie;8° Architecten : de Vlaamse Raad van de Orde van Architecten of le Conseil francophone et germanophone de l'Ordre des Architectes, naargelang de schuldenaar onderworpen is aan hun respectievelijk toezicht;9° Vastgoedmakelaars : het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars;10° Bedrijfsrevisoren : het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren;11° Boekhouders en boekhouders-fiscalisten : het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten;12° Accountants en belastingconsulenten : het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten; § 2. Wat betreft de bedrijfsrevisoren zullen de kennisgevingen zoals bedoeld in artikelen XX.25, § 3 en XX.133 van het Wetboek van economisch recht worden gericht aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.

Art. 5.De verzoeken tot advies gericht aan de Ordes en Instituten zoals bepaald in artikel XX.1, § 3, van het Wetboek van economisch recht moeten voor de volgende beoefenaars van een vrij beroep worden gericht aan navolgend bevoegd orgaan : 1° Advocaten : de Stafhouder van de hoofdbalie;2° Gerechtsdeurwaarders : de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders;3° Notarissen : de Nationale Kamer van notarissen;4° Apothekers : de Nationale Raad van de Orde der Apothekers;5° Artsen : de Nationale raad van de Orde der Artsen;6° Dierenartsen : de Nederlandstalige Gewestelijke Raad Orde der Dierenartsen of le Conseil régional francophone de l'Ordre des Médecins vétérinaires, naargelang de schuldenaar onderworpen is aan hun respectievelijk toezicht;7° Psychologen : de Psychologencommissie;8° Architecten : de Vlaamse Raad van de Orde van Architecten of le Conseil francophone et germanophone de l'Ordre des Architectes, naargelang de schuldenaar onderworpen is aan hun respectievelijk toezicht;9° Vastgoedmakelaars : het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars;10° Bedrijfsrevisoren : het College van toezicht op de bedrijfsrevisoren;11° Boekhouders en boekhouders-fiscalisten : het Beroepsinstituut van Erkende Boekhouders en Fiscalisten;12° Accountants en belastingconsulenten : het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten.

Art. 6.De verzoeken tot advies en de kennisgevingen gericht aan de Ordes of Instituten, gebeuren via het register overeenkomstig de voorschriften van artikel XX.9 van het Wetboek van economisch recht.

Art. 7.Voorafgaand aan de opening van het onderzoek in de zin van artikel XX.25 van het Wetboek van economisch recht, dan wel voorafgaand aan de opening van een insolventieprocedure in de zin van artikel I.22, 1°, van hetzelfde Wetboek kan de rechtbank bij de Orde of het Instituut inlichtingen inwinnen over het feit of de schuldenaar kan worden beschouwd als beoefenaar van een vrij beroep.

Wat betreft de beoefenaars van een vrij beroep opgesomd in artikelen 4 en 5 zal de rechtbank dit verzoek richten aan de bevoegde organen opgenomen in diezelfde artikelen.

Art. 8.§ 1. Als de schuldenaar een beoefenaar van een vrij beroep is en de rechtbank een mede-insolventiefunctionaris dient aan te stellen, zal de rechtbank een kandidaat selecteren die is opgenomen op de lijst zoals opgesteld door de Ordes en Instituten overeenkomstig artikel XX.20, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht.

Daarnaast kan de rechtbank, met het oog op de aanstelling van een mede-insolventiefunctionaris, bij de betrokken Orde of het Instituut advies inwinnen over de meest geschikte kandidaat.

Uitgezonderd voor de bedrijfsrevisoren en de advocaten, zal de rechtbank voor de beoefenaars van een vrij beroep opgesomd in de artikelen 4 en 5 van dit besluit, dit verzoek tot advies richten aan de bevoegde organen opgenomen in diezelfde artikelen. Indien de schuldenaar een bedrijfsrevisor is, zal de rechtbank dit verzoek richten aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Indien de schuldenaar een advocaat is, zal de rechtbank dit verzoek richten aan de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone naargelang het geval. § 2. Wanneer er geen insolventiefunctionaris in de zin van artikel XX.20, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht beschikbaar is, moet de rechtbank een verzoek richten aan de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut om binnen een door de rechtbank bepaalde termijn één of meerdere geschikte kandidaat-insolventiefunctionarissen aan de rechtbank voor te stellen.

Uitgezonderd voor de bedrijfsrevisoren en de advocaten, zal de rechtbank voor de beoefenaars van een vrij beroep opgesomd in de artikelen 4 en 5 van dit besluit, dit verzoek richten aan de bevoegde organen opgenomen in de voormelde artikelen. Indien de schuldenaar een bedrijfsrevisor is, zal de rechtbank dit verzoek richten aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren. Indien de schuldenaar een advocaat is, zal de rechtbank dit verzoek richten aan de Orde van Vlaamse Balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone naargelang het geval. HOOFDSTUK 3. - De mede- insolventiefunctionaris Afdeling 1. - Lijst van mede-insolventiefunctionarissen

Art. 9.§ 1. De lijst van mede-insolventiefunctionarissen in de zin van artikel XX.20, § 1, laatste lid, van het Wetboek van economisch recht wordt opgemaakt door de bevoegde Orde of het bevoegde Instituut.

De bevoegde Orde of het bevoegde Instituut beoordeelt of de beroepsbeoefenaars voldoen aan de voorwaarden opgesomd in artikel XX.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht en desgevallend artikel XX.123 van hetzelfde Wetboek. § 2. De lijst van mede-insolventiefunctionarissen in de zin van artikel XX.20, § 1, laatste lid, van hetzelfde Wetboek bevat volgende informatie : 1° Naam, beroep en contactgegevens van de kandidaat;2° De opdrachten waarvoor men zich kandidaat stelt;3° Eén of meer rechtsgebieden waarin de kandidaat zijn opdracht wenst uit te oefenen;4° De taal van de dossiers waarin de kandidaat wenst op te treden. § 3. De Ordes en Instituten leggen jaarlijks en uiterlijk op 31 december de geactualiseerde lijst van mede-insolventiefunctionarissen in de zin van artikel XX.20, § 1, laatste lid, van hetzelfde Wetboek neer in het register. Afdeling 2. - Opdracht van de mede-insolventiefunctionaris

Art. 10.De mede-insolventiefunctionaris staat de insolventiefunctionaris bij in de afwikkeling van de insolventieprocedure en verstrekt o.a. advies omtrent de beroepstechnische aspecten en de regels die voortvloeien uit de plichtenleer.

Art. 11.De medecurator zal aan de brievenpost gericht aan de gefailleerde beoefenaar van een vrij beroep, overeenkomstig artikel XX.143 van het Wetboek voor economisch recht, het meest passende gevolg geven.

Art. 12.Derdenrekeningen zijn in beginsel niet onderworpen aan de gevolgen van de insolventieprocedure en schuldeisers kunnen geen verhaal uitoefenen op deze derdenrekeningen. Onverminderd de toepasselijke deontologische bepalingen, neemt de mede-insolventiefunctionaris het tijdelijk beheer van deze derdenrekeningen waar en dient de mede-insolventiefunctionaris ervoor te zorgen dat deze gelden worden overgemaakt aan de rechthebbenden.

Art. 13.Onverminderd de toepasselijke deontologische of wettelijke bepalingen, neemt de mede-insolventiefunctionaris de nodige maatregelen opdat de geldende regels inzake de bewaring van dossiers en documenten die verband houden met de vrije beroepsactiviteit worden gerespecteerd na sluiting van de insolventieprocedure.

Art. 14.Wat betreft notarissen wordt elke betaling gedaan door of voor rekening van de overnemer van het notariskantoor en die betrekking heeft op de vergoeding bedoeld in artikel 55, § 3, c), van de wet op het notarisambt, gedaan in handen van de curator in geval van faillissement, en in handen van de gerechtsmandataris in geval van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag, die bij de uitvoering van zijn opdracht de wettelijke bepalingen met betrekking tot de overdracht van minuten en andere bestanddelen die verband houden met de organisatie van het notariskantoor, zoals bepaald in artikelen 54 en 55 van de wet op het notarisambt, respecteert.

Iedere vrijgave, geheel of gedeeltelijk, kan enkel na een geschreven toestemming van zowel de curator als de medecurator in geval van faillissement, en van de gerechtsmandataris en de mede-insolventiefunctionaris in geval van gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag. Afdeling 3 - Vergoeding van de mede-insolventiefunctionaris

Art. 15.De mede-insolventiefunctionaris wordt overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 april 2018 houdende vaststelling van de regels en barema's tot bepaling van de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen op billijke wijze vergoed rekening houdend met de complexiteit van zijn opdracht en de geleverde prestaties. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2018.

Art. 17.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS

^